TWEEDE BLAD 1 h ;.r i A "V:'- SPURT Losse Blaadjes. Oud en nieuw. Brokjes Levenswijsheid, Sneeuwman Sylvester Ml A. ,-ir Het oude' jaar heeft afgedaan En maakt zich klaar om heen te gaan. Een nieuw zal straks verschijnen. De grijsaard is vermoeid, verzwakt, En heeft zijn koffer reeds gepakt Om aanstonds te verdwijnen. Hij zit reeds uit te kijken naar De aankomst van het Nieuwe Jaar. Straks komt het aangesprongen, Jong, dartel, onbezorgd en blij Twaalf uur daar komt het naderbij En 't oude is ras verdrongen. Wat zal 't ons brengen, goed of kwaad? Wel kijk eens, op zijn rugzak staat Het woordje „Hoop" geschreven. Dat is alvast geen slecht begin! Wij halen het met vreugde in; Mén weet het: Hoop doet leven! Daarom uit ik de heilwens weer, Dat 't Nieuwe Jaar U allen zeer Gelukkig moge maken! Goed einde en een goed begin, Gezondheid in uw huisgezin En voorspoed in uw zaken* meer wijkt de sneeuwman af van het model, waarnaar wij hem eenmaal "hebben geschapen! Gaat het zoo ook niet met de herinnering aan het verleden? Er komt een pijnlijk mo ment, waarin wij onze overleden vriend met meer geheel gaaf in 't geheugen kunnen terugroepen. De voorstelling, welke wij allengs omtrent een vroeger doorleefde ge beurtenis krijgen, wordt eenzijdig. Wij ver fraaien het beeld of overdrijven de booze trekken ervan. Onze ouders, zooals ze ons in den droom verschijnen, zijn de ouders uit de voormalige werkelijkheid niet meer; onze geboorteplaats is het décor uit een sprookje geworden, bevolkt met fantastische wezens, die nog maar nauwelijks op onze buren en schoolkameraden van vroeger gelijken. Ja, ook hierin moeten wij leeren berusten. ..Niets bestendigs hierbeneên." Ook niet onze berinnering. Zelfs niet onze dierbaarste nage dachtenis. Geen standbeeld; een sneeuwpop, die mettertijd schesfzakt en wegsmelt- Ook deze Sylvester, van wien wij thans afscheid nemen, is tot vergankelijkheid gedoemd. Vaarwel dan, Sylvester, vaarwel Oud Jaar, en indien ook voor immer, vaarwel! H. G. CANNEGIETER - f! V' v v vr-w.l '4 J-y (Nadruk verboden) Oudejaarsavond is. het tijdstip voor de her innering'. Zooals wij op Nieuwjaarsmorgen ons verdiepen in toekomstverwachtingen, herden ken. wij op den laatsten dag van het jaar het verleden- De klok van twaalf uur, bege leid door het sirenengeloei en de geweer schoten, slaat het afscheid. Een afscheid voor goed. Wij kunnen het niet terugroeper., het jaar dat vervlogen is. Wij kunnen ze niet terug roepen, de blijde en droevige gebeurtenissen, welke wij hebben beleefd, de beslissende uren, welke ons lot een bepaalde wending hebben gegeven, de vruchtbare oogenblikken, waarin onze geest inkeerde tot de diepste gelïedrü'èn van het leven. Wij kunnen ze niet terug-, roepen, de vrienden, die dit jaar ons zijn ont vallen, hetzij door den dood, hetzij door dé. smartelijke scheiding, Welke het leven met zijn -nafwerujba tragiek .soms veroorzaakt. - Voor dé werkiEijkheid is dit alles, wat aan. bet vervlogen jaar is verbonden geWèéSfr, ver loren geraakt. Het is een afscheid voorgoed, een vaarwel voor eeuwig. De tijd'vliedt'voort- en herhaalt zich niet. Terugkeer is een on mogelijkheid, hêrsteT in .een vorigen toestand .een waan. Maar wij hebben één bewaarplaats, waar de terugkeer mogelijk en het herstel geen il lusie is. Die bewaarplaats is' onze: hexinne-" ring. In dit.archief wordt de inventaris van 1934 thans bijgezet hij de inventaris van alle vorige jaargangen van ons leven. Welk een kostbaar bezit houden wij daar bijeen! Het is de onvergankelijke rijkdom, waarvan wij tel kens en telkens weer kunnen genieten, wan neer wij in dien geheimzinnigen kelder van onzen geest afdalen. Het is met de herinnering als met wijn: hoe ouder ze wordt, des te geuriger smaakt ze. Met hoeveel genot proeven en herproeven ouden van dagen de gebeurtenissen uit hun jeugd, met welk een genegenheid spreken zij over hun verwanten, vrienden en kennissen uit dien goeden ouden tijd! Neen, wanneer wij het domein van de wer kelijkheid niet beperken tot de tastbare, zin tuiglijk waarneembare dingen, maar ook den schat van ons geheugen daaronder rekenen, dan raakt er niets weg, dan blijft ook het jaar, waarvan wij thans afscheid nemen, on gerept bewaard. Dan is ons vaarwel een tot weerziens. Tot weerziens, daden en gedachten uit 1934, tot weerziens gestorvenen en ver loren geraakten, tot weerziens in die oogen blikken van stille mijmering, waarin wij u eenmaal weer zullen herdenken, tot weer ziens in den droom, waarin gij verzacht en gezuiverd weer voor ons verschijnen zult. Gestorven jaren, wij handelen er mee gelijk de oude Egyptenaren met hun gestorven koningen deden. In steen gehouwen staat hun beeld op de pyramiden en obelisken in de woestijn en hun gestalte trotseert zwijgend de eeuwen. Gestorven jaren, wij handelen er mee gelijk de volken me hun verdienstelijke mannen Op pleinen en in plantsoenen prijken hun standbeelden, die de onvergankelijke trek ken dier dooden voor het nageslacht bewaren. Zoo bewaart ons geheugen de trekken van onze dooden, de tafereelen van onze vervlogen uren. Sylvester, het stervend jaar, blijft ver eeuwigd in het standbeeld van graniet, dat onze herinnering schept. Maar, terwijl ik dit neerschrijf, ga ik twij felen of deze vergelijking wel juist is. Wie hem aanschouwt, zooals hij ook thans weer op de Nieuwjaarskaarten en op de plaatjes in de courant afgebeeld wordt, zal opmerken, dat Sylvester met zijn weeke, goedige ge laatstrekken en zijn wollige witte baard weinig op een standbeeld gelijkt. Sylveste heeft meer van een sneeuwman. Helaas, op een sneeuwman lijken de ge stalten in onze herinnering ook meer dan op standbeelden. Als wij den sneeuwman opbou wen, wordt hij het evenbeeld van ons model Maar dan valt de dooi in. En daarmee ver andert ons welgelijkend portret! Het oog van den sneeuwman zakt scheef. Zijn hoofd krimpt ineen en begint voorover te hellen. Zijn arm is een stompje gewor den. Hoe verder de tijd voortgaat, des te dat zij een lichtzinnig leven geleid had, en barbij ömiiat-zfl-straatarm-'was en in een zeer nederige betrekking den kost verdiende. Had Richard zijn kwaal niet gehad, dan zou hij Fientje zijn genegenheid wel hebben laten blijken, maar als ongeneeslijke zieke be schouwde hij het. als zijn plicht, ongetrouwd te blijven. Fientje, die van haar kant „oom Richard" den aardigsten man van de wereld vond, omdat hij haar in tegenstelling met de overige familie altijd zoo hartelijk en op voet van gelijkheid behandelde, had er geen ver moeden van, welk een centrale plaats zij in zijn hart innam. Nu nog, terwijl de Oudejaarsavond hem aan het afscheid voor eeuwig herinnerde, dacht Richard meer aan het meisje dan aan den nade renden dood. De huisbel deed hem uit zijn mijmeringen opschrikken. De auto stond voor. Richard had voor vanavond een taxi besteld, omdat hij An ten, die ook zijn chauffeur was, buiten alles wat thans zou gebeuren, had willen houden. Toen hij in het hotel aankwam en de groote, door hem besproken zaal binnentrad, was hij spoedig het middelpunt van belangstellende gasten. Ze vonden het allen even aardig, dat ocm Richard voor dezen avond zjjn kluizenaars bestaan had verloochend om met al zijn bloed verwanten een ouderwetsche Oudejaarsfuif te "r.ouden. De gasten schaarden zich aan tafel en spoe dig heerscht'e er een roezemoezig feestge- druisch. Op Ooms gezondheid werd zonder op houden gedronken. Maar, terwijl de maatschap pelijk het best geslaagde en op den voorgrond tredende familieleden hun luidruchtige tafel- speechjes hielden, bleef Richards oog onophou delijk gevestigd op het stille, bleeke meisje, dat, geheel aan het ondereind van den feest- disch, door haar tafelburen vrijwel verwaar loosd, als een verschoppeling zat. Het was weer het oude liedje, dacht Richard, die de organisatie van het feest en de tafelschikking aan het belangrijkste familielid, den burge meester, had overgelaten. „En nu heb ik nog een verrassing", riep Richard aan het dessert. „U zult ieder bij uw bord een eigenaardig verzegeld pakket hebben gevonden en gedacht hebben: dat is nu weer juist iets voor dien zonderlingen oom Richard. Nu is het oogenblik gekomen, waarop u het z'gel verbreken moogt en van den inhoud kennis kunt nemen." Terwijl de gasten zenuwachtig de oorkonde ontrolden en het schrift doorvlogsn, bestudeerde Richard hun gezichten. Het was geen kleinig heid wat ze lazen! Menigeen verbleekte en een diepe stilte trad in. Richard, die de vreugde van het weldoen had willen smaken tijdens zijn leven, had zijn bezittingen onder al de familieleden verdeeld, en in den vorm van een schenking aan ieder doen toekomen wat hij anders bij testament zou hebben geërfd. Een geldsom, toereikend om er nog een jaar lang bescheiden van te leven, had hij voor zichzelf overgehouden. En overigens had hij de porties aldus afgemeten, dat .de welgestelden het minst en de behoefti- fgmiihet eneest kregen. Aan Fientje'WAS aldus bet leeuwendeel toegekend, waartoe ook' Het deftige oude huis behoorde, met het meubi lair en den bediende incluis, voor wien levens lang zijn gewone jaargeld gewaarborgd was. -Zn zou het huis den volgenden Oudejaars avond mogen betrekken. ,Gè hebt allen met zooveel geestdrift op middelbaren' leeftijd uitzag, een doodelrjke mijn gezondheid gedronken", zei de gastheer, kv/aal had. Het was een zeldzame kwaal, waar- „maar ik ben niet zoo gezond als ge meent. ZSjjrc Esatsie 0^ds|aarsavond door H. G. CANNEGIETER (Nadruk verboden) Het was op dezen Oudejaarsdag een jaar geleden, dat Richard Sparnonkel dien buiten gewonen avond beleefd had, die heel zijn fami lie in opschudding bracht. Dat was aldus in zi,n werk gegaan. Ook op dien avond zat Richard Sparnonkel op zyn gewone plaats in het vertrek, waarin hij al een tiental jaren net zoo gezeten had. De voorbijgangers kenden dit huis en wezen het op de Zondagswandeling hun gasten: hier woont de rijkste man van de stad! En ze ver telden er bij, dat hij een zonderling was. Sinds aen dood van zijn ouders huisde hij er alleen met den ouden bediende, die tevens de taak van huishoudster en kamermeisje vervulde. Wat meneer Sparnonkels bezigheden eigenlijk waren, wist niemand. Hij vervulde geen ambt, deed niet mee aa het gemeenschapsleven, ambieèrde geen raadszetel of bestuursfunctie en men zag hem louter 's ochtends als hij zich ging vertreden, terwijl de bediende zijn vertrekken in orde maakte. Iedereen benijdde meneer Sparnonkel om zijn geld en zijn vrijheid. Alleen: iedereen zou er een beter gebruik van maken dan deze ge heimzinnige kluizenaar. Als Richard Sparnonkel soms iets opving van deze algemeene naijver, glimlachte hij droevig. Want Richard Sparr.onkei was heele- ruaal niet te benijden. Zijn eenzelvigheid was met zoo onverklaarbaar ais het scheen. Zpodra men .zijn. gefyëim jtösjL b.ueh uHes bègriiper|. Ma.ar dit geheim breid'Richard-Spaimoh'kei vóór zich. Buiten hem was er maar één die het wist: zün geneesheer! En die'moest het ambtshalve verzwijgen, Zoo vermoedde niemand, dat -meneer Spar nonkel, die er als een kerngezonde man van «an de mannén deï wetenschap juist de laat stë jaren al 'hun aandacht w.aren gaan beste den, De ntédiapjie "tUds'chriften sponden,;d,ïiyd. weer vól. vernandeüngêh oyer. dëz'e inteïessahïfe - ziekte, maar wat had Richard Sparnonkels ge neesheer daaraan, zoolang die tijdschriften niet publiceerden, dat hetmiddel tegen die kwaal was gevonden! Toch was hij blij, dat hij in zijn praktijk toevallig zoo'n „interessant geval" had, waarover hij op de vergaderingen van den geneeskundigen kring tegen zijn collega's kon opsnijden. Richard Sparnonkel was een moedig en eer lijk man en hij had zijn dokter verzocht, er- geen doekjes om t« winden en hem ronduit met de ontwikkeling van het „geval" op de hoogte te houden. En nu had de dokter juist veertien dagen geleden hem weer onderzocht en hem met de noodige omzichtigheid meege deeld, dat hij op zijn hoogst nog een jaar zou kunnen leven. Het nieuwe jaar, dat mor gen inging/zou dus zijn sterfjaar zijn. Oudejaarsavond is wel het geschikte tijd stip om zich met den dood te verzoenen. En zoo zat Richard Sparnonkel dien vorigen Oudejaarsavond op zijn gewone plaats in het vertrek, waarin hij sinds den dood zijner ouders nu al een tiental jaren gezeten had, en hi] rekende af met het leven. De bediende had een enorm blok hout op den haard gelegd en een flesch van de fijnste wijn voor zijn meester ontkurkt; toen had Richard hem verlof gegeven, den Oudejaars avond gezellig in de stad te gaan doorbrengen. Hij mocht het zoo laat maken als hij maar wou. En de oude Anton had met een verge noegd bakkes de huisdeur achter zich gesloten, Meneer als gewoonlijk aan zijn boeken en mijmerijen overlatend. Richard Sparnonkel zat dus alleen. Maar in zijn gedachten was heel de kamer bevolkt met de familieleden, voor wie deze Oudejaars avond even zonderling zou zijn als voor hem. Want vanavond zou de familie ingewijd wor den in het levensgeheim van den eenzelvigen „oom", en daarbij tegelijk een voor allen aan gename verrassing vernemen. „Oom Richard" was de schutspatroon van alles wat tot in den Vièv-'en en vijfden graad aan de Sparnonkels ver», xnt was- Het mooiste cadeau op verjaardagen en bruiloften kwam altgd van oom Richard, die als contra-beleefd heid van de familie dag aan da.g uitnoodigin- gen en brieven ontving, de eene al hartelijker dan de andere. Maar de familie liet Richard koud; hij had slechts één mensch op heel de wereld, van wie hij hield en deze na.m al zijn gevoelens en ge dachten volmaakt in beslag. Trouwer en inni ger genegenheid .is niet denkbaar, dan die, welke Richard voor het meisje koesterde, wier portret op zijn schrijftafel stónd. Fientje was een heel ver achternichtje, dat in de familie niet meetelde, in de eerste plaats gezond mensch. Radicaal genezen keerde hij na zes weken terug. Evenmin als voorheen van zijn ziekte had hy nu van zijn genezing iets aan wien ook maar verteld. Ook den dokter had hij het zwijgen opgelegd- De zonderlinge bewoner van het def tige oude huis had wederom zijn levens geheim. Het viel Richard eerst moeilijk, zich aan het normale bestaan van een gezond mensch te gewennen. Eén ding zon hij nu echter moeten missen: zijn rijkdom. Met Oudejaar zou het laatste, wat hij zich nog van zijn bezittingen had voorbehouden, verdwijnen. Het jaargeld, dat hij voor zichzelf' had overgelaten, zou dan op zijn en zijn woning werd op dien dag con tractueel het eigendom van zijn achternicht Fientje, Richard vond de armoede zoo erg niet. Hij had nu uit ervaring geleerd, dat gezondheid de grootste schat is, en, nu hij hersteld was, kon hij rnetwerken den kost verdienen. Het eenige. wat hem verdroot, was, dat hij nu als gezond mensch nog geen vrijmoedigheid kon vinden om Fientje ten huwelijk te vragen. Wat kon hij haar aanbieden, nu weliswaar met een gezond lichaam, maar zonder, maatschap pelijke positie? Weer was het Oudejaarsavond geworden, maar Richard behoefde er niet op te rekenen, dat er nogmaals zooveel familiebezoek zou komen als 't vorig jaar. Zelfs met Kerstimis had niemand der bloedverwanten er aan ge dacht. hem een geschenk of een groet te zen den. Alleen van Fientje had hij een allerharte- lijksten brief gekregen, waarin zij haar groote blijdschap betuigde, dat hij zijn aankondiging om binnen het jaar te sterven, nog niet was nagekomen. Zij vroeg verlof, hem op Oude jaarsavond te mogen bezoeken teneinde zich van zijn gezondheidstoestand te overtuigen. Aan de contractueele inbezi.name van haar eigendom had zij klaarblijkelijk niet eens gedacht! Richard had haar geantwoord, dat het hem kolossaal veel pleizier zou doen, haar bij zich te mogen ontvangen. „Maar vergeet niet, het papier mee te nemeu, dat je den vorigen Oudejaarsavond bij het dessert hebt gevon den!", voegde hij hieraan toe. Fientje kwam en verheugde zich zichtbaar, toen zjj „Oom Richard" zoo goed in conditie aantrof. Zij had zich een ten doode opge- schrevene heel anders voorgesteld! f Bedenk je eigenlijk wel", vroeg Oom Richard, toen ze samen bij een glas dampende punch zaten te kouten, „dat jij op het oogen blik niet gast bent in mijn huis, maar ik in het jouwe?" „Hoe bedoelt u?" „Maar heb je dan nooit het contract gelezen?" „Ik heb het dadelijk opgeborgen als een her innering aan u. Wat er ins.-ond kon me eigen lijk niet schelen. De aanhef leek zoo plechtig. En dan die zegels en handteekeningen. Van r.otarieele acten en zoo heb ik tóch geen verstand!" ,Nu, lees dan eens goed. Of nee, wij zullen het SAmen,, .lezen,"- En, fUchajcjlégde haar de beteekenis van deze schenking uit. „Maar dal kan toch niet!", riep Fientje ver schrikt. „Ik in üw huis?! En dan?!" „Ik ga immers toch dood? Binnen een uur is het jaar vai) de .afspraak om." Het verbijsterde gelaat van Fientje, één en al angst en afgrijzen, hield Richard van ver der gekscheren terug. „Het is'niet waar! Het kan niet waar zijn!", Dit zal mijn laatste Oudejaarsavond zijn." i fluisterde zij ontzet. Allen veinsden medelijden, maar de vreugde'; „Het is ook niet waar", antwoordde hij jjv.er het onverwachte fortuintje weerspiegeldel kalm. „Luister eens, Fientje, ik zal je alles zich m^ar al te duidelijk in de oogeirxier-gas-j ver,.ellen." - ten. Alieen Fientje, het stille en -bleeke meisje, i Toen hij haar de heele toedracht van de barstte in snikken uit, en verliet, geheel over-izaak had medegedeeld, zei hij: stuur, de feestzaal. Het voor haar bestemde j ..Maar <jit neemt niet weg, dat het huis en contract vergat zij mede te nemen. En ook - n,yn geld nu van jou zijn. Die schenking kan den dag na Nieuwjaar, toen gansch de familieniet wor(jen geroyeerd." zich op het kantoor van den notaris veidiongMaar dan? Wat houdt il over?" om den buit te bemachtigen, ontbrak Fientje J „Mijn goede gezondheid en de kracht om op het appèl. jte werken. Het eenige, wat mij spijt", voegde hij er glimlachend aan toe, „is, dat ik nu geen positie meer heb om de vrouw van mijn hart ter huwelijk te vragen. Vroeger kon ik niet In het nieuw aangebroken Jaar bemerkte Richard weinig meer van zijn familie. Het me delijden over zijn naderend einde was by de bloedverwanten vervangen door onderling kra keel over de verdeeling van zijn bezit. Nie mand was met zijn poriie tevreden en elk vond die van de overigen veel te groot. Slechts op één punt heerschte volkomen overeenstem ming: dat het een schandaal was, die achter nicht in den vierden graad zoo onevenredig t-e bevoordeelen. Dat nam men den schenker zoo kwalijk, dat niemand het noociig vond, meer naar zijn gezondheid te informeeren. Men sprak niet meer van Oom Richard, maar noemde hem met een minachtend gebaar: die halfgare Sparnonkel. Men was het niet met zichzelf eens, of men nog Wel op de begrafenis zoü komen. Maar de begrafenis was voorloopig ook nog niet in 't zicht. Toen de ééne maand na de andere verstreek en de post nog steeds geen kennisgeving van overlijden bezorgd had, wenden de bloedverwanten onrustig. 't Was Kerstmis en nog steeds scheen die halfgare Sparnonkel te leven. Sommige bloedverwanten, tiie hun schenking hadden verkwist of verspe- culeerd, wilden wel, dat hij maar tot na zijn dood met de uitkeering gewacht had, dan hadden ze nu nog Iets, te goed. Alleen Fientje, die het contract bijwijze van aandenken zorgvuldig had opgeborgen en zich aan geen aanmaningen van den notaris had gestoord, v'oelde haar verdriet allengs overgaan m een vreemde hoop. Het fatale jaar was nu bijna om, en als de dokter zich eens had vergist Inderdaad had de dokter zich vergist. Of liever: ook de dokter had niet gerekend op hetgeen den vorigen Oudejaarsavond nog on mogelijk scheen: dat de wetenschap het middel zou vinden tegen .de zeldzame kwaal. Maar dit ongelooflijke was intusschen geschied. Op een heeten zomerdag was de dokter hij gend en blazend de kamer van Richard Spar nonkel binnengestoven, met een telegram in de hand. Richard was onmiddellijk met den dokter naar Weenen gereisd, .teneinde zien onder de nieuwe behandeling te stellen. En deze was een volmaaktsucces geweest: niet alleen zou Richard in 't leven blijven, maar hij omdat er geruchten van haar in omloop waren,'zou verder kunnen leven als een volkomen trouwen omdat ik ziek Was, nü kan ik niet trouwen, omdat ik arm ben." „Maar u bént niet arm! Ik zal naar den notaris gaan cn op mijn beurt alles aan u vermaken, zooals u het aan mij hebt vermaakt. En dan, dan kunt u het meisje van uw hart vragen, uw vrouw të worden." „Ik weet nog een beteren weg. En een kor- teren. Ik vraag een rijk meisje ten huwelijk..." „Maar het meisje van uw hart dan?" „Vroeger toen ik rijk was, was het een arm meisje. Nu ik arm ben geworden, is zij rijk. Alles blijft dus hetzelfde, als zij maar wil." „Natuurlijk zal zij willen, goeie beste Oom Richard- Maar u moét het haar vragen en zoo gauw mogelijk. En zult u mij het antwoord vertellen?" „Ik heb al gevraagd en Ik heb al het antwoord gekregen, lieve beste Fientje. Het meisje van mijn hart, dat ben jij!! OETBAL. De uitslagen van j.l. Zonc-ag luiden: ZeeburgiaVelox 20 't Gooi—Edo 11 West-FrisiaW. F. C2—3 Z. V. V.de Spartaan 10 T. O. G.Bloemendaal 25 Zeeburgia, bracht Velox de genadeslag toe. want dat de kampioenen van 't vorig seizoen verder een rol van betekenis zullen spelen, ach ten wij thans vrijwel uitgesloten. Daarvoor is hun achterstand te groot geworden. De Utrechtenaren verloren c-èze wedstrijd door het te peuterig spel van haar voorhoede. Ze speelden geenszins minder dan de gastheren, doch deze wisten beter van de kansen te pro fiteren, waarom ze er in de eerste speelhelft Lwee wisten te benutten. De ontmoeting "t GooiEfió had niet veel m t lijf. Er werd matig gevoetbald, inzonder heid door de beide aanvalslinies, die telkens weer hun in-competentie demonstreerden, als zij, door goed spelende middenlinies, tot voor de respectieve doelihönden opgestuwd waren. Edo heeft lange tijd de leiding gehad, maar toch wist 't Gooi nog gelijk te maken, zodat Ce punten verdeeld werden, een uitslag, die voor beide partijen billijk is. West-Frisia komt maar niet uit het hoekje, waarin de slagen vali-en: nu weer verloren de Erkhuizers .thuisspelende van W. F. C. De min der goede resultaten der West-Friezen zijn wel in hoofdzaak te wijten aan de niet-schot- vaardige voorhoede. In het veld speelt de ploeg meestentijds zeer verdienstelijk, en over het al gemeen zelfs niets minder dan welke tegen partij dan ook, doch de afwerking laat alles te wensen over. Kan hierin geen verandering gebracht worden, dan zal West-Frisia een harde dobber hebben, om niet op de onderste plaats te belanden. Daar staat voorlopig nog de Spartaan, die tegen Z. V. V. verloor, al is het dan met de kleinst mogelijke cijfers. Ook dit elftal heeft gebrek aan goede schutters. Had het deze ge had, dan zou Z. V. V., "üat zo gelukkig was in de eerste minuten van de strijd een doelpunt te fokken, maar gedurende het verdere verloop tot geen grootse daden meer kon komen, bef tot geen overwinning gebracht hebben, en dat, terwijl de roodbroeken hun beste speler, kee per Oerlemans niet in de gelederen hadden. Bloemendaal deed alweer uitnemend- werk door in Amsterdam met flinke cijfers van T. O. G. te winnen. Een fraaie prestatie, vooral gelet op de abominabele toestand waarin het veld verkeerde. Het terrein was bar slecht, hobbelig, effectvol, en verbazend zwaar te be spelen. Maar al direct na het beginsignaal bleek, dat Bloemendaal zich door dere handicap niet liet intimideren. Energiek werd aangevallen en Wel dra had Immer met een kopbal succes. Lang duurde de pret niet: toen de T.O.G. voorhoede voor ons doel kwam, stond de verdediging, waarin de links-back al zeer vreemd schutterde, zó onzeker te manoevreren, dat de bal achter de Haas belandde. Onze jongens lieten het er niet bij zitten, en eerst door van Leuven en daarna door Kammeijer werd het 3—1. Nog voor de rust werd de achterstand- door T.O.G. tot 32 teruggebracht, weer door een zwak moment in onze defensie. Na half-time was het van Gelder, die zijn enörm zwoegen bekroond zag door een mooie goal. Toen kwam T.O.G. gevaarlijk opzetten. De gastheren beheersten het spel, maar speelden veel te onbesuisd- cm gevaarlijk te worden. Het was in deze periode onze middenlinie en rechts back, die de situatie meester bleef. Intussen hadden vier van onze voorhoede-spelers een goal gemaakt, alleen de Bock nog niet, hoewel hij er meermalen een kans, waaronder een bij kans niet te missen, had gehad. De rechts binnen maakt echter alles goed, door tien mi nuten voor tijd te scoren, op onnavolgbare wijze. Toen gaf T.O.G. zich gewonnen. Wij hadden een lastige klip omzeild, veel lastiger, als de uitslag zou doen vermoeden. Het grote verschil tussen beide ploegen zat in de voorhoedes. Dat van Bloemendaal was snel en schotvaardig, die van T.O.G.' te lang zaam en in het schieten te onbesuisd, ook onze midöenlinie was van betere kwaliteit. Voor a.s. Zondag luidt het programma: W.F.C.—Velox T.O.G.—Edo Zeeburgiade Spartaan West-FrisiaBloemendaal W.F.C. geven wij tegen Velox een.. V-v.hsor- lijke kans, vooral; waar de aardigheid voor de Utrechtenaren er af is. Ook Edo kan van T.O.fi winnen, hoewel.jbp- pass-en de boodschap blijft^ T.O.G. heeft een elftal, dat voor verrassing'en kan zorgen! Schijnbaar kan Zeeburgia de Spartaan wel hebben..Tcch zou het ons niet verwonderen, als deize derby een succes voor Oerlemans c.s. bracht. De Spartaan zitten duchtig in het nauw, en zullen alle pogingen in het werk stel len, hun positie te verbeteren. Bloemendaal gaat opnieuw de verre- reis naar Enkhuizen ondernemen. Het wordt d» vierde uit-wedstrijd in successie. Drie ::;jn er gewennen. Het zou een prachtig 'besluit zijn van 1933, alstde „witte leeuwen" ook de vierde zouden winnen. Gelukt dit, dan staan de pa pieren beter dan ooit, en kan serieus aan een kampioenschap gedacht worden. Handhaaft Bloemendaal haar vorm van de laatste weken, dan behoeven wij ons niet on gerust te maken. Play op, Bloemendaal, en denk om de eerste plaats. Het kan, neen het moet! De lagere elftallen spelen als volgt: Stormvogels 3Bloemendaal 2, 12 uur. H.F.C. 3Bloemendaal-veteranen, 10 uur. Bloemendaa' 4T.O.G. 3, 12 uur. Bloemendaal 5—Hillenen 4. 10 uur. Bloemendaal 6D.-K T.. 10 uur. Junioren. Beverwijk aBloemendaal b, 12 uur. SCHAKEN. Dinsdag j.l. speelde het 3e tiental van de Blcemendaalsche Schaakclub een uitwedstrijd tegen het 4e tiental van „Haarlem's Schaak gezelschap". De Bloemendalers verschenen met vier invallers en verloren den wedstrijd. De uit slag luidt als volgt: H. S. G. IV—Bloemendaal III. F. de LangeWibo v. d. Werff 01 A. StevenhagenJ. H. Caro 10 G. FaceW. K. Kemper 01 J. J. v. d. BergC. Mulder 10 M. Koedooder—P. Rotteveel 10 Mej. M. W. BanninkA. Hofman Vz P. LandzaatR. J. Plomp 10 J. de VriesMevr. Caro 10 A. J. MootjA. Breek Sr1n D. Willemsen—J. de Vries i0 té-*—212 POLITIE-STOPTEEK ENS Voor verkeer, dat den agent van achteren nadert. Voorverkeer, dat den agent van voren en achteren nadert. Voor verkeer, dat den agent van voren nadert. r k üa-/ i -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1934 | | pagina 6