ism I ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD G. j. Iliiit Ouisioier ji K VOOR BLOEMENDAAL, OVERVEEN, AERDENHOUT, BENTVELD, VOGELENZANG, HEEMSTEDE, HAARLEM, EN SANTPOORT-STATION BLOEMENDAALSCHEWEG 42 - BLOEMENDAAL DE TWENTSCHE BANK N.V. Goedkoope Reismarken is it I 29E JAARGANG 4 OCTOBER 1935 OPLAAG 5CC0 EXEMPL. N° POSTREKENING 191387 BUREAU VOOR REDACTIE - ADMINISTRATIE EN ADVERTENTIËN BLOEMENDAAL Vroeger.... later.... nu I Plaatselijk Nieuws op igs ;ns de lie iADE (VAN MAN tadsschouw- L. voetkun- Antisepti- behandel. r—LUCAÖ 35 b. d. Zljl- ■10 uur. Ook foto. Alleen I1LDERLËS bs, Bloemen- „Sinneveld" en tüd spr. door ge- les 50 cent pract. Ex. o. 381, bur. Permanent iteit, f 5.— van den Bloemen- 1N, Kieer- 2. Speciaal en repara- Bloemen- RJUFF. in Bl'daal b.z.a, om ders op de Ook Zon" r. no 297, tangeb. v, Heer vrije vent. hui- r. Klever bureau v, ERKSTER agochtend Bl.daal. zoekt te ingemeub. sion in z. everpark- Br. no. id. i verstel- stoppeni ,an J. EI- m22, en halen en U mocht ;en bü U raaien, N. JU I TER VOORTZETTING VAN ADVERTENTIETARIEF: PER REGEL15 CENT CONTRACT SPECIAAL TARIEF KRUIDNOTEN 4 REGELS 35 CENT ELKE REGEL MEER 10 CENT TELEFOON 23453 (9 TOT 6 UUR) B.G.G. 11862, 22177 OF 22576 ABONNEMENT: F 1.00 PER HALF JAAR BIJ VOORUIT BETALING. LOSSE NUMMERS5 CENT BLOEMENDAALSCHEWEG 147 (Nadruk verboden). In zijn roman Clarté beschrijft Henri Barbusse een droefgeestig tafereel. Een echtpaar, jarenlang getrouwd, komt er op ezkeren dag toe, de doos te voorschijn te halen, waarin de minnebrieven bewaard liggen, welke zij elkaar vóór hun huwelijk hebben geschreven. Allengs zijn deze twee menschen tot de ontdekking geraakt, dat ze niet langer tezamen gelukkig zijn. En nuwillen ze zich den tijd in herinnering brengen, waarin ze dit wèl waren. Maar bij het doorlezen van deze ver geelde papieren treft den man een uit drukking, welke daarin geregeld terug keert. De eerste brief zinspeelt op de toe komst: „Later, als we gelukkig zullen zijn....!" En ook de tweede: „Later, als we elkaar volkomen zullen liefhebben..!' En zoo de derde, de vierde en allemaal: „Later!" „Later als je altijd bü mü zult zün. „Later zullen wij dit plan verwezenlü- ken„Later zal eigenlük eerst recht ons leven beginnen". Later, altüd: later! later! In dezer voege eindigt ook de laatste brief uit de doos. Dan is er niets meer. En nu zit het echtpaar op die vergeelde brieven terug te blikken. Ze zün thans niet gelukkig, maar dachten dat ze 't vroeger waren geweest. Ze waren vroeger niet gelukkig, maar hoopten dat ze het eens zouden worden. Tusschen het ver wachte paradüs en het verloren paradüs ligtniets! Men hoopt op de toekomst en wendt zich tot het verleden, om het geluk deelachtig te worden, dat niet be staat, dat zich geen plaats aangewezen ziet in den tüd. Is het niet de algemeene levensverhou- ndig der menschen, deze houding jegens het geluk? Een somber beeld wordt ons hier geschilderd, maar het beeld is juist. Op verlangen en herinnering teren wü- Beiden zün een droom, een illusie. Is het dan waar, dat wü de illusie niet kunnen missen, omdat zü het eenige ls wat voor ons de werkelükheid dragelük maakt? Moeten wü zoo pessimistisch tegenover de waarheid staan dat alleen de leugen ons vreugde kan schenken? Geluk; wat is het geluk? Het is niet een vaststaand iets, dat men kan om- scrüven en uitteekenen zooals een brood, een geldstuk of een nieuwe japon. Wat voor den één het geluk uitmaakt, is het niet voor den ander. Iets, waarmee wü ons gister gelukkig zouden gevoelen, boe zemt ons morgen geen belangstelling meer in. Geluk is een vaag en wisselval lig begrip, afhankelük van stemmingen, omstandigheden en oogenblikken. Wü kunnen het geluk niet aflezen als de tem peratuur op de thermometer, niet afwe gen als een waar op de schaal, niet bere kenen in geldswaarden, niet becüferen in de statistiek. Verschillend zün de ei- schen, die de menschen aan 't leven stellen. Vergenoegde naturen zün met weinig tevreden, maar er zün onverzadig- lüken, die het onmogelüke vragen. Ze willen de zon en de maan tegelük. Hun oog is als een verreküker immer op het onbereikbare gericht; voor hetgeen aan hun voeten ligt, hebben ze geen aan dacht. Voor hen is het geluk een aan den horizon zwevend schünsel; als een vage schim ontwaren zü het vóór zich, en ze keeren zich om, en ook daar zweeft het geluk als een luchtspiegeling aan den ge zichtseinder. Vóór: in de onbereikbare toekomst: achter: in het onherroepelijk verleden. Dergelük geluk is een voortbrengsel van de verbeelding. Hoe sterker men de ver beelding kleurt, des te onopvallender de werkelükheid wordt. Wie op zün verbeel ding leeft, Jiem gaat het als de wande laar, die door de felle lichtletters, waar mee de reclame allerlei begeerlijks be looft, de bestaande pracht van de oude gevels en grachten niet ziet. Die gevels en grachten zijn werkelükheid; het gean nonceerde product is voorshands slechts hersenschim. Hier en daar heeft de overheid paal en perk gesteld aan de ontsiering van het landschap door opzienbarende reclame. Dit moesten wij ieder voor zich doen ten opzichte van de opdringerige beelden, waarmee de illusie in onze overdreven herinneringen en overdreven verwachtin gen de rustige en eenvoudige schoonheid van de realiteit overtroeft. Doordat wü onze blikken aan het opge schroefde gewend hebben, ontwaren wü het bescheidene niet meer. Wü hebben geleerd, in de leugen te gelooven, en de waarheid heeft hierdoor ons vertrouwen verloren. Het verleden overgevoelig be- weenend en naar de toekomst met onge duld hunkerend, veronachtzamen wü het heden. En het eenige, wat voor ons iets kan zün, wordt hierdoor tot niets. Wü moeten onzen küker verstellen. Niet langer altüd naar de onbereikbare verte turen, noch naar voren, noch ach ter ons. Maar ons verdiepend in de plek waar wü op het oogenblik staan. Zoodra onze blik aan dit zien van na- bü js gewend geraakt, begint het heden te leven. In den berm van den weg, waar langs onze auto raast, bloeien duizen derlei bloemen, die wü eerst opmerken als we onze vaart tot stilstand hebben gebracht en niet langer vooruit küken naar het immer achter nieuwe horizon ten wegvluchtend doel, maar naar bene den, waar onze voeten in vaste aarde ge plant staan. Daar bloeit de bloem van 't geluk, nu en nabij. H. G. CANNEGIETER. DEFLATIE EN DEVALUATIE. Woorden, die tegenwoordig in ieders mond zün, en waarvan de beteekenis toch niet aan ieder duidelük is. Men mag zelrs betwijfelen, of ze altüd met juistheid door ïegeeringspersonen gebezigd worden. Dagrom meende de Redactie, dat een korte beschrüving hunner beteekenis van nut kon zün. Voor zoover mü bekend, zün het beide woorden van zeer jongen datum, en gaat in ieder geval de vorming van het woord „deflatie" terug tot het eerst in ooriogs- tüd in zwang gekomen woord „inflatie". Men duidde daarmee aan: de prüsstij- ging, die het gevolg is van een vermeer dering, opblazing", der geldcirculatie, zooals die in de meeste der oorlogvoeren- ue landen plaatsvond, als gevolg van de hooge eischen, die aan de schatkisten ge steld werden. Het aanmaken van papier geld gaf daarvoor uitkomst. En daar de waarde van het geld, met andere woor den: het prijspijl, zeer in het algemeen gezegd, samenhangt met den omvang dei- geldcirculatie, stegen de prijzen naar ver houding: in Duitschland b.v. in zooda nige mate, dat wat vroeger een Mark ge kost had, nu een billioen Mark kostte. Met de waarde van het geld bedoelt men dan: de waarde der geldeenheid. ,,De Mark daalde in waarde" is hetzelfde als te zeggen, dat het prüspeil steeg. Het behoeft niet gezegd, dat al zün de veranderingen van de waarde van 't geld van groote beteekenis voor de volkshuis houding, die waarde op zichzelf van wei nig beteekenis is. Dat kan ieder zich dui delük maken, wanneer hü overweegt, dat in den stabielen tijd, dien wü voor den oorlog beleefden, de Nederlandsche geld eenheid een gulden was, de Engelsche 12 gulden, de Duitsche 60 cent, de Fransche Belgische, Zwitsersche, Italiaansche een halve gulden; maar dat men evengoed zou kunnen zeggen b.v. dat de Neder landsche geldeenheid tien gulden was, de Engelsche een shilling of zestig cent. Het doet er niet toe of een geldeenheid hoog of laag is. Van belang is alleen, dat die eenheid vast in waarde blüve. Nu was het voor den oorlog eenvoudig wat men met die waardevastheid bedoel de, omdat men algemeen, met uitzonde ring van het verre Oosten, den gouden standaard had. Inflatie beteekende: da ling van de goudwaarde van de geldeen heid; ook wel depreciatie genoemd. Thans is dat niet meer zoo eenvoudig, omdat men in het algemeen niet meer vasthoud aan den gouden standaard; doet men dat niet, dan is niet zoo een voudig uit te maken, wat men met waar dedaling van het geld bedoelt: waarde toch is een relatief begrip, de waarde van de eene zaak moet altijd in waarde van een andere worden uitgedrukt. Men spreekt nu van een waardestijging van het geld; daarmede niet bedoelend een prijsdaling door verhooging van de goud- waarde van het geld, maar eenvoudig een prijsdaling. En omdat nu de vorige prijsstüging ge paard ging met een „inflatie" spreekt men, feitelük onjuist, van een „deflatie". Er is immers nu geen sprake van een verhooging door de overheid van het goudgehalte of de goudwaarde van ons geld, zooals er in oorlogstüd een verla ging van de goudwaarde van het geld bü de oorlogvoerende landen plaats vond. De tegenwoordige daling der prijzen is onwillekeurig, tot stand gekomen, door allerlei samenwerkende oorzaken en trots handhaving der goudwaarde van het Ne derlandsche geld. Nu acht men deze prüsdaling in vele opzichten nadeelig voor de volksgemeen schap en wenscht daarom kunstmatig een prüsstüging tot stand te brengen. Het middel daartoe zou nu hetzelfde zün als dat,, waarmede b.v. Duitschland in oorlogstüd zün prüzen opzette: een „in flatie", d.w.z. een thans bewuste en ge wilde „depreciatie" van het eigen geld: een vermindering van de hoeveelheid goud, die door het tientje en den gulden en een kwartje en een cent wordt voorge- steldl: een „devaluatie". Men noemt het un een „reflatie" omdat het thans een te^ugkcmeix vs.r. -c»i ZÖÜ Een gulden blüft honderd centen, en een tientje blijft tien gulden; maar alle tezamen vertegenwoordigen zü bü een devaluatie maar b.v. 50 pet. (ik veron derstel dat dit percentage ongeveer in de bedoeling ligt) van de hoeveelheid goud die zij nu vertegenwoordigen; en dus ook maar een percentage van de hoeveelheid goederen, die zü nu vertegenwoordigen, waarvan dan een algemeene prüsstijging het gevolg zün moet. Men kan zich nu ook duidelük maken, wat eigenlük de beteekenis van de zoo veel gehoorde tegenstellingconsequente deflatie of devaluatie, is. Consequente deflatie is (gelukkig hebben de heeren Colün en de Geer er al eens in parlemen taire termen op gewezen, het zü mü daarom vergund het hun op minder par- ltmentaire wüze na te zeggen) nonsens. Deflatie is, althans volgens de nieuwe op vatting, de vrüe uitwerking van een ver andering in de verhouding tusschm geld circulatie en goederenhoeveelheid. Zü kan dus slechts plaatsvinden, mits men de vorming van prüzen en loonen vrij- laat. Wat de heer Aalberse en anderen onder consequente deflatie verstaan is juist het omgekeerde: het ingrijpen door de regee ring om deze vrüe uitwerking te beletten; en daarvoor in de plaats te stellen: een kunstmatig en willekeurig stelsel van verhoudingen, dat in .strüd is met wat bü vrije werking van economische krachten tot stand zou komen, en dus bü voortdu ring ingrüpen en binden blüft eischen. Tweeërlei wordt hiermede nu beoogd, voor zooverre het mü duidelük is gewor den, want wat men te hooren krügt ls vrü verward. Het eerste denkbeeld is door de Regee ring in haar vaste-lasten-ontwerp uitge voerd. Men wil de kosten van levenson derhoud, die juist door overheidsmaatre gelen hoog gehouden worden, verlagen door de huiseigenaars te dwingen genoe gen te nemen met een huur, die beneden het marktpeil, dus beneden de huurwaar de der woning ligt. Om dat mogelijk te maken, wil men tweeëerlei: men wil hy- poteheekbanken dwingen genoegen te ne men met een rente, die beneden het marktpeil der rente ligt; dus beneden dat, wat men in het vrije verkeer met kapitaal kan verdienen. En men wil de overheidslasten op het huizenbezit verminderen: dit laatste is echter toekomstmuziek, terwijl juist de verlichting van de lasten der huiseigena ren door de rentevermindering der hypo theken niet in de verte voldoende is om de huurverlaging goed te maken; daar gelaten dat iedere huiseigenaar geen hy pothecair schuldenaar is. Zeer oneigenaardig heet dit nu een ontwerp om „vaste lasten", van het be- drüfsleven te verlagen. Immers, huren zün in het minst geen lasten, op het be- drüfsleven rustend, en de werkelüke las tenverlaging der huiseigenaars, die het ontwerp aankondigt, blüft toekomstmu ziek, daar ieder weet, dat de Gemeenten deze inkomsten niet missen kunnen. Het tweede doel, dat men zich stelt is een verlaging van den door de „deflatie" inderdaad in waarde gestegen schulden last van Staat en gemeenten en hypo thecaire schuldenaren door „aanstasting der hoofdsommen". Dit heeft de regeering nog niet aange durfd, omdat het, al is het heel wat ra- tioneeler dan het eerste, in nog sterker mate de rechtszekerheid, en daarmede 't crediet aantast, Wü willen hier van den maatregel slechts zeggen dat hij juist wat de schulden va nden Staat betreft, onuit voerbaar is, daar de Grondwet in art. 177 een bepaling bevat, volgens welke de ver bintenissen van den Staat jegens zün schuldeischers worden gewaarborgd, een bepaling, die men te goedertrouw toch ook wel tot onderdeelen van den Staat zal moeten uitbreiden; en dat het tot de onmogelükheden zou behooren hem met billükheid en eenige benadering van juistheid uit te voeren. Dank zü het overheids ingrijpen toch hebben wü niet één prüspeil, maar minstens twee prijs- peilen, zoodat de waarde van een geldsom geheel ongelijk is al naarmate het ge bruik dat men ervan maakt; en ook ove rigens zou hü alleen billük zün tegenover die schuldenaren en schuldeischers, wier onderlinge schuldverhouding, de geheele deflatie had meegemaakt en overleefd, die dus door de „deflatie" werkelük res- pectievelük verarmd en verrijkt zün. Het bovenstaande toont naar mij voor komt aan, dat de verwarring in de hoof den op dit terrein niet in het minst te wüten is aan het verwarrend optreden en de verwarrende voorlichting van de zijae aer regeering zen. is. v. u. Gevestigd sedert 1920 iordenstraat 74 - lelef. ldlXd d tt n it L SVt INWIJDING VAN HET NIEUWE P.E.N.-GEBOUW. De inwüding van het nieuwe gebouw voor Technische en Administratieve Diensten van het Provinciaal Electricl- teitsbedrüf van Noord-Holland, zal plaats hebben op Zaterdag 5 October a.s. des namiddags 3 uur. De plechtigheid zal ver richt worden door den Commissaris der Koningin in de Provincie Noord-Hol land. NIEUWE DIENST- EN ADMINISTRATIE-GEBOUW VAN HET P.E.N. TE BLOEMENDAAL. Het wordt .steeds meer gebruikelük, kort voor de officieele opening van een of andere groote instelling, de pers gele genheid te geven, zich nauwkeurig van alles op de hoogte te stellen, opdat zü in hare organen het publiek tüdig kan voor lichten. Zooals bekend, zulk een officieele ope ning gaat gemeenlijk gepaard met een aantal speeches, zoodat vaak onvoldoen de tüd overblüft, om alles goed te kunnen beküken. Nu is men beter voorbereid. In overeenstemming met deze gedachte had de heer Ir. J. van Oldenborgh, Direc teur van het P.E.N. een aantal verslagge vers van de pers uitgenoodigd, om op Za terdag den 28en September onder de des kundige leiding van den Ir. H. F. Zwiers, Architect van het gebouw, het nieuwe Dienst- en Aministratie-gebouw te komen bezichtigen. Dé heeren werden door den Directeur verwelkomd en ontvangen in de groote vergaderzaal boven de hoofdingang op de hoofdverdieping. Na eenige harte- lüke woorden van welkom droeg de Di recteur de leiding over aan Ir. Zwiers, die de plannen maakte en onder wiens toezicht het gebouw tot stand kwam. Aan de hand van plattegronden en photografiën, die op het witte scherm werden geprojecteerd in de voordracht zaal (men zou het een aula kunnen noe men) zag men het gebouw als het ware opgroeien, vanaf het oogenblik dat de eerste paal in den grond werd geheid, tot aan de overdracht vóór de ingebruikne ming. Een ieder was vol bewondering voor de ingenieuze wüze waarop alles, niet alleen de bouw, maar vooral de tech nische inrichting door den knappen ar chitect werd doordacht en voorbereid. Bü dezen bouw mag niet zoo zeer ge sproken worden van luxe, als wel van een bepaalde soberheid die aangenaam aan doet, een groote soliditeit van materia len, die een lange levensduur verzekeren. Hier is een graad van efficiency bereikt, die men in soortgelüke inrichtingen wel vergeefs zal zoeken. Een woord van hul de aan den heer Ir. Zwiers is hier dus voorzeker op zün plaats. Het gebouw is in een lankwerpig vier kant opgetrokken en, uit utiliteitsoverwe gingen, symetrisch gehouden. In het mid den bevinden zich twee binnenplaatsen voor licht en lucht. De lengte van het gebouw is ca. 93 meter, de diepte 53, en het heeft een totale kubieke inhoud van 45.000 kub. meter. Het hoofdfront ligt op het Westen, en kükt uit, over het breede voorterrein, op het fraaie park aan de overzijde van de Ign. Bispincklaan. Het sousterrain, dat toegang verleent aan het personeel, herbergt verscheidene nuttige afdeelingen. Links een ruime rijwielstal ling die men betreedt door een onzicht- baren straal te verbreken. Alsof het be kende Sesam open D ware uitgesproken, openen de deuren zich zoodra men met zün rijwiel gepasseerd is, en sluiten zich automatisch weder. Het is natuurlijk uitgesloten, dat men door te talmen tusschen de deuren -1 j plaats, meer in het midden, bevindt zich een ruime garderobe met aansluitende keurige en voor alles practische toiletten. Alles is ingericht voor een bezetting van 250 man en een capaciteit van bijna het dubbele. Zoo is overal gerekend met latere uitbreiding. In het sousterrain ko men de te controleeren of te herstellen meters binnen, worden behandeld en ver laten deze ruimte als nieuw. Aan de aeh- terzüde bevindt zich een magazün voor nieuwe meters, daarnaast een groote ruimte voor archieven met de noodige kluizen en liften. Rechts van den perso- neelingang vindt men nog meerder ma gazijnen, fotografiekamer alsmede een koffiekamer. Dan ontwaart men de pom- penkamer en ketelhuis van een enorme centrale verwarwing, welke eveneens bui tengewoon doelmatig is ingericht. Op het oogenblik bedient men zich nog van auto matische olie stookinrichtingen (Ned. fabrikaat) doch de gelegenheid is er om er zoo noodig onmiddellük toe over te gaan tot het stoken met vaste brandstof. De olie pompen worden als 't ware op commando door middel van schakel- klokken in- en buiten werking gesteld. Zoo wordt het warme water het gebouw rondgezonden, thermostaten regelen het stookproces op dag- en nachttemperatu- ren. Alles met behulp van eleetrici)teit. Vüf ketels zijn meit hun branders zoo ingeschakeld, dat telkens wanneer een der ketels onvoldoende blijkt, voor het handhaven der vereischte temperatuur de volgende keitel automatisch wordt bü- geschakeld. In de portiersloge wordt de bedrijfsstand van de stookinstallatie doo lampsignalen aangeduid. In een drietal vertrekken op hooger gelegen etages, is de centrale verwarming uitgeschakeld, en worden proeven genomen met een nieuwe vinding - in Engeland reeds toegepast - n.l. electrische wand- en plafondverwar - warming. Door tal van matingen tracht men omtrent dit type verwarming gege vens te verkrijgen voor eventueele (toe passing hier te lande. We gaan nu naar de hoofdverdieping, tevens toegang voor het publiek dat ook hier het gebouw verlaat door zich auto matisch openende deuren. De portierslo ge heeft 't aanzien van een commando brug op een schip: van waar uit de por tier naar verschillende richtingen waar nemingen kan doen. Dit glazen uitkük- systeem is ook toegepast op de kantoren. De chefs die in de buurt van hun afdee- ling vertoeven, krügen hierdoor een goed overzicht. In de linkerzüde van de hoofd verdieping vindt men de ükzaal met la boratoria en werkplaatsen voor meca niciens en klokkemakers. Ook hier vindt men weder de meest moderne toepassin gen. Een voor het bedrüf buitengewoon belangrijk vertrek is dfc automatische telefooncentrale, waardoor de verschil lende afdeelingen verbinding krügen zoo wel in het gebouw als met de buitendi stricten. Aan de achterzüde bemerken we twee ruime kantoorlokalen, met moderne stalen meubels geïnstalleerd, voor de laagspannings afd. en de afd. stroomver bruik, (de archieven hiervoor weder vlak bü gelegen). De chefs houden hier een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1935 | | pagina 1