PASCHEN. DE KUNST HAARLEM. 29e Jaargang - No. 46 10 April 1936 Oplaag 5000 Ex Algemeen Weekblad voor Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout, Bentveld, Vogelenzang, Heemstede, Haarlem en Santpoort-Station Bloemendaalsche Momentopname. HET BLOEMENDAALSCH WEEKBLAD ADVERTENTIEN Advertentiënper regel f 0.15. KRUIDNOTEN, kleine advertenties, 4 regels f 0.35, bij vooruitbetaling. Elke regel meer f 0.10 BIJ CONTRACT BELANGRIJKE KORTING Bureau voor Redactie en Administratie en Advertentiën: Bloemendaalscheweg 42, Bloemendaal. Telefoon van 10 tot 5% uur 23453. - Bij geen gehoor 22576. ABONNEMENTEN Abonnementsprijs bij vooruitbetaling f 1.—per half jaar Abonnementen kunnen steeds ingaan, maar zijn ver bindend voor het loopende halfjaar. Losse nummers f 0.05. Toen Faust, wanhopig over het nuttelooze van al zijn gezoek en zijn studie, twijfelend aan alle geleerdheid en kennis van mensehen, onzeker over het leven en het leven na den dood, op het punt stond den giftbeker aan zijn lippen te zetten, om een einde aan zijn twijfel te maken en te onderzoeken wat de dood was, waarbij hij de held haftige maar toch van den hoogsten nood ge tuigende woorden uitsprak: „Und war 'es mit Gefalir, ins Nichts dahin zu flieszen!" op dat oogenblik begonnen de klokken van den Paaschmorgen te luiden en tot in het sombere studeervertrek van den ongelukki- gen geleerde drongen de engelstemmen door: „Christ ist erstanden! Freude dem Sterbliclien, Den die verderbliclien, Schleichenden, erbliehen, Mangel umwanden!" En Faust, den geheven beker aan den mond, aarzelt een oogenblik, en luistert. De verzekering van een nieuw verbond, dat eens door de Paasch- gebeurtenis gelegd werd, herinnert hem aan de mogelijkheid, dat er nog balsem is in Gilead. Aan getrokken door de welluidende tonen, voelt hij eerst alleen ergernis, omdat die klokken niet voor hem luidenr „Klingt dort umher, wo weiclie Menschen sind!" En dan de verzuchting, die cynisch moet klin ken, maar waar hij tegelijk zijn heimelijk verlangen in uit: „Die Botschaft hör' ich wohl, allein mir fehlt der Glaube". En toch kan hij door de aanstormende jeugd herinneringen, die deze Paaschklokken bij hem oproepen vanuit den tijd toen hij nog gelooven kón, het niet meer over zich verkrijgen den beker uit te drinken. De herinnering aan vroeger geloof en verzekerd, heid is te sterk. Hij zet den beker neer en zegt: „O tönet fort, ihr süssen Himmelslieder! Die Trane quillt, die Erde hat mich wieder!" Ondertusschen klinkt de hemelsehe muziek voort, en zingt van de opstanding uit de vernieti ging en de vreugde voor de stervelingen, voor wie de Meester daar is. En daarna begint voor Faust het nieuwe, ver jongde leven, dat hem, door alle mogelijke moeilijk heden en verleidingen heen, tenslotte tot een har monisch, werkzaam mensch maakt, omdat hij geleerd heeft zijn toevlucht en bevrijding te zoeken in de daad. Immers, al „irrt der Mensch so lang' er strebt", „wer immer strebend sich bemüht, den können wir erlösen!" zongen de engelen. Zoo beteekende voor Faust Paschen een terug roepen uit den dood, een wegwijzer die op het leven wees, ook al had hij op dat oogenblik het vertrou wen uit zijn kinderjaren totaal verloren: toch was er iets in het gelui van die Paaschklokken dat hem „vom Ietzten, ernsten Schritt" terughield. En het gevolg was, dat hij kort hierop zijn jeugd herwon en een nieuw leven kon beginnen, dat weliswaar niet over rozen leidde, maar dat hem ten slotte toch tot zijn bestemming bracht. Zoo kan ook voor ons het Paasehfeest n iet maar een traditioneel kerkelijk feest (of misschien alleeneen paar vrije dagen) beteekenen, maar het kan ook wat te zeggen hebben. Als we in nood zijn, kan het ons ook weerhouden den doodelijken beker aan den mond te zetten. Waarmee niet gezegd is, dat dit uitsluitend geldt voor lien die op 'tpunt zijn, de hand aan zichzelf te slaan. Men kan ook in geestelijken zin zelfmoord plegen, n.l. wanneer men, als Faust, blijft vertwijfelen aan alles en allen, en geen andere levenshouding meer kan vinden dan cynische onverschillige of doffe wanhoop. Ook al „gelooven" wij niet meer in den gewonen zin, toch moeten wij niet doof blijven voor de Paaschklokken, die, onoverwinnelijk en volhardend als het leven zelf, in een wereld die voor velen ten ondergang gedoemd schijnt en waaruit alle lieht verdwenen lijkt, met het onverwoestbare vertrouwen en het onschendbare recht van de eeuwige jeugd, nog durven verkondigen: „Euch ist der Meister da! Euch ist er da!" Misschien kunnen zij, als wij ons openstellen, ook ons, schoon geen Fausten, tot het daad werkelijke leven terugvoeren. En misschien zullen wij beseffen, dat wij geen uitgestootenen zijn zooals we dachten, maar dat wij ook behooren tot degenen wien aan het „einde aller dingen" de verlossing wacht. Federatie van Arbeiders-Esperan tisten, afdeeling Santpoort- Bloemendaal „La Torco". Woensdag 1 April j.l. hield bovengenoemde federatie haar sluitingsavond van de beginners cursussen. Deze avond droeg een feestelijk karakter en mag buitengewoon geslaagd genoemd worden. Nadat de voorzitster, mevr. Postuma-Eigeman, de leden, cursisten en de vele belangstellenden hartelijk welkom geheeten had en hierbij den wensch uitsprak, dat de vele onbekende gezichten met de volgende cursussen tot de bekenden zouden gaan behooren, werd de avond geopend met een gemeenschappelijk zingen van „La Espero" (De Hoop) van Dr. Zamenhof, den t ervaaittigtx tac Esperanto. 1- Hierna hield de secretaris der afdeeling een korte toespraak in het Esperanto, welke direct daarop vertaald werd in het Hollandsch voor de In bijzijn van vele genoodigden opende de voor zitter van het Nederlandsch Kunstverbond, Jhr. F. Teding van Berkhout Jr., j.l. Zaterdag de tentoonstelling van oude kunst in de nieuwe zaal van het Frans Hals Museum. Het was spreker een vreugde, dat velen aan de roepstem van het Bestuur gevolg hadden ge geven, onder wie vertegenwoordigers van Haar lem's gemeentebestuur, de wethouders Rooden- burg en Reinalda en de gemeentesecretaris Mr. Westra; deze tentoonstelling immers is een op wekking om de kunstenaars, die thans zulk een moeilijken tijd doormaken, in hun zwaren strijd tegemoet te komen. Het verbond bezit een ver zameling schilderijen uit de 16e en voornamelijk uit de 17e, onze gouden eeuw, een tijd, waarin onze glorierijke schilderschool hoogtij vierde, wier leden echter dikwijls ook in kommervolle omstandigheden verkeerden en die zeker weinig hebben vermoed, dat na twee en drie eeuwen hun werk door het nageslacht op zoo hoogen prijs zou worden gesteld. Spreker bracht dank aan het gemeentebestuur voor het zoo welwillend gratis afstaan van de zaal in't Frans Hals museum, aan den directeur, den heer G. D. Gratame en zijn zeer gewaardeerde hulp, mejuffrouw Van Hees, aan de dames, die zich beschikbaar hadden gesteld om thee te schenken en aan allen, die tot het slagen van de tentoonstelling hadden bijgedragen. In zijn antwoord zeide de heer Gratama, dat het zoowel juffrouw Van Hees als hemzelf een genoegen was geweest, deze in elkaar te zetten en dat hij hoopte, dat velen zich geroepen zouden voelen haar te bezoeken. Hierop verklaarde de Voorzitter de tentoonstelling voor geopend en verspreidden de bezoekers zich langs de kunst werken. Onder dezen vallen wel in de eerste plaats op de portretten en figuurstukken; Rembrandt is hier vertegenwoordigd door de beeltenis van een Rabbijn, een klein paneeltje, volgens de catalogus niet grooter dan 48 X 36 c.M., maar in dat kleine stuk heeft de meester evenals in zooveel andere van zijn kunstwerken diepte weten te leggen, het schouwen in de raadselen van het leven. Van Joh. Corn. Verspronck bevinden zich hier drie pracht stukken, een mans- en twee damesportretten, alle drie uitmuntend in fijnheid van expressie en stofuitdrukking, zie b.v. de kanten kragen, in ge laatsuitdrukking en in de warme blik in de oogen, vooral in die van de twee vrouwen. Het mans portret van Jan van Scorel behoort tot de mooiste van de tentoonstelling in zijn koelen, slechts met weinig kleur verlevendigden toon. Jan Steen is vertegenwoordigd door zijne door menige repro ductie too bekende schilderij „Zoo d'ouden vele niet-Esperantisten. In dezen toespraak werden speciaal de cursisten bewerkt om zich als lid op te geven voor de federatie. Vervolgens werden de cursusleiders van den cursus voor volwassenen en den cursus voor kin deren, resp. de h.h. A. Agosti en Alb. de Nieuwe, met een kort toespraakje door twee der cursisten in de door hen pas geleerde taal een stoffelijk blijk van waardeering aangeboden. Daarop volgden verschillende tooneelstukjes (in het Esperanto) en tableaux. In de pauze was een propagandistische verloting, waaraan mooie prijzen waren verbonden. De avond is, over het algemeen genomen, uit stekend geslaagd; de zaal was geheel gevuld. Het is inderdaad teekenend, dat de belangstelling voor Esperanto in Santpoort en Bloemendaal hoe langer hoe grooter wordt, wat gelukkig niet alleen van deze twee plaatsen gezegd kan worden, want in den laatsten tijd doet Esperanto overal van zich spreken en is de belangstelling ook buitengewoon bevredigend. Als voorbeeld diene, dat kortgeleden de invoering van Esperanto op de scholen in den gemeenteraad van Haarlem aan de orde werd gesteld, hetgeen nog in behan deling is. Vervolgens nog het gewichtige besluit van den Ned. Bond van Onderwijzers, waar op de huishoudelijke vergadering van 28 Maart j.l. met algemeene stemmen besloten werd te advi- seeren Esperanto als leervak op de Centrale scholen in te voeren. Er was reeds een commissie benoemd, welke de organisatie voor het onder- l-A llcUie'lcti l on - i Dat er van dezen avond een groote propagan distische waarde uitging, blijkt wel uit het feit, dat velen zich na afloop als lid opgaven. Tentoonstelling van Oude Kunst in het Frans Hals Museum. zongen, zoo pijpen de jongen," door het kleine stukje „In de drie Uilen". Waar de schilder al de humor van zijn tintelenden geest heeft laten werken en door het prachtige portret van den schilder in gezelschap van een oude en een jonge vrouw, die hem bestelen, een van de allermooiste doeken, hier aanwezig. De kleur van den rok der jonge vrouw rechts is op zichzelf al een heerlijkheid. De Visschersjongens van Frans Hals, volgens den catalogus eerst in 1935 in Engeland ontdekt, doen den meester weder kennen als den schilder van de jeugd in al haar frischheid en leutigheid. Het damesportret van Jan de Bray is van een prachtige koele voornaamheid. Landschappen zijn er vele, zoowel zomer- als wintergezichten. Tot de laatste behooren verscheidene het ijsver maak voorstellend, een onderwerp waarop onze oude schilders niet uitgekeken raakten, Van Goyen, Aert Van der Meer, Avercamp en Isack van Ostade toonen hierin onze voorouders in al hun uitgelaten pret, waarbij de fijnheid van atmosfeer echter altijd het zwaartepunt of beter gezegd het lichtende punt vormt van hun visie. Van Arent Arentzen gen. van Cabel hangt hier een fijn winter- gezicht en van Pieter de Molijn, Adriaan van Ostade en Jacob van Ruijsdael bijzonder fraaie landschappen. Van Klaes Molenaer is er een gezicht op Haarlem, dat den indruk geeft door twee per sonen te zijn geschilderd; de bovenste helft vertoont een reusachtige St. Bavo, tronend boven een rij vrijwel gelijkvormige daakjes, de beneden-helft daarentegen geeft duintjes weer, meesterlijk ge schilderd, die een landschap vormen op zich zelf. Verder is er het groote stuk van Salomon van Ruijsdael, de Veerpont en het kleinere gezicht op Haarlem, in den bekenden trant van den Meester, die zijn behagen had in het weergeven van het leven en vertier op onze Hollandsche wateren, overkoepeld door onze heerlijke Hol landsche wolkenluchten. Pieter Claesz is vertegen woordigd door twee stillevens, waarvan vooral no. 9 uitmunt door gedetailleerde weergave van de verschillende voorwerpen. Tot slot een Drieluik van Gerard David, voor stellende de geboorte van Christus, Christus aan het kruis en de Opstanding, vrij bewerkt naar het altaar van Hans Meinling in Lübeck, eenige kerkinterieuren en buitengezichten op kerken, waarmede het voornaamste van deze bijzonder mooie tentoonstelling is opgenoemd. Men ga erheen en geniete van al dit schoons, anderen opwt k'cend dit ook te doen, gedachtig tevens aan het doel, dat bij het in elkaar zetten ervan heeft voorge zeten, het steunen van onze kunstbroeders, waar van velen in bitteren nood verkeeren. De Overweg. „De" overweg scheidt Bloemendaal van Haar lem. Dat is een krasse bewering, want eigenlijk begint Haarlem pas bij het paaltje aan het bruggetje, waarover in de grijze oudheid de „blauwe tram" knerpend de rust van de grens bewoners placht te verstoren. Maar de overweg is een véél positiever afschei ding dan het prozaische paaltje. Het geeft veel meer een idéé van „Dat-is-van-jou-en-dat-van- mij"; 't is een soort van „Chineesche muur" in zakformaat. Vooral komt dit uit op de spitsuren van den dag, wanneer de Bloemendaalsche inteliectueele jeugd, bewapend met hockeystick en fietstasch na him geestelijke maaltijd in Haarlem te hebben genoten, zich rept naar hun meer materieele disch in de „Heimat". Dan is het zeker, dat juist, wanneer de stroom het grootst is, het belletje van het blokhuis bij den overweg begint te lamenteeren, en de boomen geniepig-vlug naar beneden gaan maar nog net langzaam genoeg om een witgejasten knaap met fiets- en kleppermand gelegenheid te geven, om zoowel het veege lijf te bergen, als de varkens pootjes van de mevrouw „jenseits" op tijd af te leveren. Dan groeit de file van auto's en fietsers gestadig aan en worden er sappige formules gesproken aan het adres van de spoorwegdirectie, die in vadeVlijke ^bezorgdheid de hoornen. reeds doet sluiten, wanneer de electrische trein hoogstwaar schijnlijk nog bezig is, zijn passagiers aan de vóór-vorige halte te spuien. „Se mogge je d'r wel 'n stoel baigeefe!" prevelt een schoone, wier roeping het waarschijnlijk is, de menschheid van schoone overhemden etc. te voorzien, tot haar collega. „Segdawwél", antwoordt haar ambtgenoote- „Eèn as we te laat komme, dammoeje hoore, wadde baas 'n groute s Wat de eventueele opinie van hun superieur geweest zou zijn, is mij helaas onbekend gebleven, want de interessante dialoog verzinkt geheel in het lawaai van een voorbij daverende sneltrein: Heer-met-krant; heer-met-krant; menschen, men schen, menschen Voorbij is hij alweer. „Vijf-en-zestig", merkt een kennelijke eerste klas H.B.S.'er technisch op tot zijn vriend „Zeg,Haarlemgewonne, jó, met 62; luisvol hè? Kom je Zondag ook kijken De boomen blijven dicht: „Zeker nog de boe mel uit IJmuiden" verklaart de technicus verder, en berust. Een studiegenoot uit een hoogere klas rijdt een zaam cirkels van straal vijf meter, vlak voor den overweg: Hoed (eerste waarschijnlijk), keurig sportpak, strikje. Zéér zenuwachtig kijkt op horloge en zegt binnensmond iets, dat zeker niet behoorlijk zal zijn. Wacht apert op „haar". „Ze had toch om 11.50 vrij; verdorie nou juist nog vanmiddag géén eerste uur door die zieken leeraar; zou ze het vergeten hebben?... Ach, die kinderen onthouden alleen maar, wanneer ze weer eens een jurk moeten hebben, en wanneer de nieuwe operette komt! Die verdijde over weg ook Zijn gelaatsuitdrukking nadert langzamerhand het nulpunt. Daar hoort hij „het" fietsbelletjeZ'n barometer schiét omhoog:,Zij" staat daar aan den anderen kant: Blond, blauw shirt, één lachZwaaien, terugzwaaien Hij trekt nerveus aan zijn strikje, dat al goed zit, en tracht iets te roepen; lèk aan het publiek De voorspelling van den technisch aangelegden eersteklasser komt uit: De boemel komt eraan: de motor zingt een chromatische toonladder bij het optrekken; langzaam, railsklepperend gaat hij voorbij: drie halfleege wagens. De boomen gaan eindelijk openGebel, claxons, een groote wagen zet zich geruischloos in be weging, een erbarmelijk vischfordje schiet met een snik vooruit. Een zenuwachtige juffrouw tiert: „kejjenietuitkêke!" tegen den chauffeur van de groote auto, die haar voornaam negeert, terwijl zij met een nijdige ruk haar fèl-nieuwe, maar zéér goedkoop uitziende fiets op het trottoir in veiligheid brengt, en blijft staan om van den schrik te bekomen. „Hij" en „zij" staan samen aan den kant te wachten tot de ergste drukte voorbij is: „Heb je voor mij geduimd, Frits?" De twee stroomen menschen schuiven haastig langs elkaar heen over de rails en verspreiden zich dan naar alle kanten. De Chineesche muur is verbroken: Haarlem en Bloemendaal vloeien ineen RICHARD.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1936 | | pagina 1