„De gesloopte Bloemen
wagen".
Predikbeurten.
ALAS, POOR YORICK
IJe Bloeiiikweckcrij 't Bloinmeke, eigenaar dc
heer A. G. van Velzen, wonende Oranje Nassaulaan
57, heeft aan de Julianalaan No. 4 te Overvecn een
bestaand gebouw, in de diepte gelegen, op het
terrein der kweekcrij. De tijdsomstandigheden
zijn gewijzigd en liet kooplustige publiek (voor
zoo ver nog aanwezig) wensclit niet meer in de
diepte van den tuin af te dalen, zoodat de winkel-
verkoop verminderde. Van Velzen drijft aldaar
gedurende acht jaren deze kweekerij en doet alle
moeite om liet bedrijf in gang te houden.
Door hem werd aan het gemeentebestuur ver
zocht om hot gebouwtje te mogen verplaatsen,
meer naar de straatzijde. Xa vier cn een halve
maand loopcn san de kweekerij naar raadhuis cn
de gemeentebedrijven en besprekingen werd hij
om een meer populaire uitdrukking te gebruiken
van het kastje naar den muur gestuurd, cn als
resultaat het verzoek geweigerd.
Daarmede was de heer van Velzen niet tevreden;
hij kreeg de ingeving een wagen te maken, en op
de plaats neer te zetten, die meer past; hopende
daardoor met den verkoop van bloemen cn plan
ten wat te verdienen.
Zoo gezegd, zoo gedaan, en 11a enkele weken
„voor het goede seizoen Sint Xicolaas en de
lvestdagen" stond de wagen met de noodige deuren
en ramen, waarachter bloemen cn planten, op zijn
plaats, wachtende op de cliënten.
Na ongeveer een uur rustig gestaan le hebben,
kreeg de heer van Velzen bezoek cn meende zijn
eerste cliënt te kunnen boeken, doch bij nadere
kennismaking, ontpopte die bezoeker zieli als
Politie, terwijl nog enkele mannen van Bouw- en
Woningtoezicht mede in den wagen stapten. Deze
bezoekers kwamen tot het inzicht dat de wagen
een gebouw was, terwijl anderen meenden dat het
gebouw een wagen voorstelde, als resultaat geen
geldzaken doch rechtzaken. De photograaf van
de gemeente Bloemendaal en de pliotograaf van
den lieer Van Velzen hebben elk op één dag de
bloemenwagen op de gevoelige plaat vereeuwigd.
Xadat beide photografen rustig hun werk gedaan
hadden kwamen er wederom enkele polit iedienaren,
gewapend met een brief aan van Velzen, waarin
niet meer of minder stond, dat de Wagen binnen
24 uur moest, verwijderd of gesloopt zijn, en indien
Van Velzen daartoe niet bereid was voor zijn reke
ning zou worden, gesloopt.
Aangezien van Velzen alleen boomkwecker is
en geen slooper heeft hij zich aan dat laatste werk
niet durven wagen, temeer daar hij meende geen
overtreding te hebben begaan.
Op het geschreven uur, 's middags om half vier
wordt er aan de woningdeur gebeld, en een be
diende met de zenuwen op zijn tong brengt er uit
dat „ze" de bloemenwagen gaan sloopen. Van
Velzen springt op zijn rijwiel en in minder dan geen
tijd is hij ter plaatse en wat ziet zijn oog, men is al
bezig. Door van V elzen wordt tegen deze maatregel
geprotesteerd en gewaagd om een volmacht,
welke evenwel niet kon geloond worden. Daarop
kregen de sloopers even rust. In deze pauze gingen
de hceren met de Politiedienaren naar het raad
huis, om een volmacht doch zij kwamen onver-
ricliterzake zonder dat bewijs terug, met de
mededeeling onnoodig. De sloopers hervatten hun
werk cn tegen 5 uur, lipt was inmiddels donker
geworden, lag de wagen op zijn „wel te rusten",
terwijl Van Velzen het stoffelijk overschot met de
bloemen uit den wagen afdekte. Als herinnering
zaten de sloopers onder de verf. aangezien de wagen
zoo juist door den schilder Willebrands (afstam
meling van de Hembrandts) was afgeschilderd.
Eenigcn tijd later staat Van Velzen, als verdachte
voor den Kantonrechter, gesteund door zijn advo
caat Mr. van der Goot uit Haarlem en hoort 10
gulden boete of 5 dagen tegen zich cisehcn. In
welk herstellingsoord die 5 dagen zouden door
gebracht moeten worden vertelt de historie niet.
Veroordeeling volgt.
De advocaat teekent echter appèl aan en de.
zaak is daarop voor de Beeldbank geëindigd met
vrijspraak voor Van Velzen. gelijk reeds in ons
blad van 17 April j.l. op fol. 2. vierde kolom is
medegedeeld.
Intussclien zit de heer Van Velzen nog met de
scherven die door met Bloemendaalsche belasting-
penningen. waaraan hij zelf ook bijdraagt; moeten
worden gelijmd cn in hun vrocgcrcn stand terug
gebracht.
't Verkeer te Overveen.
Toen op den lOen April de afd. Publieke Werken
bezig was den nieuwen lichtmast annex verkeers-
zuil Ie plaatsen aan den Bloemendaalschcn weg,
kruising Julianalaan, hebben wij met belangstelling
het snelle tempo, waarin deze werkzaamheden
geschiedden, gadegeslagen. Ben werkje dat, alles
en alles, nog geen twee uren heeft gevorderd.
Het scheen wei of dit werkje van te voren was
ingestudeerd en iedereen zijn rol zonder souffleur
afdraaide, want het geheel verliep geruisehloos,
of beter uitgedrukt geluidloos. Denzelfden avond
verspreidden de 4 armen, welke 7 meter boven
den heganen grond staan, hun licht op het wegdek,
terwijl tevens de richtingpijlen den weggebruikers
behulpzaam zijn. In den avdnd is het een helder
gezicht en overtreft het licht der lampen de duister
nis bij daglicht. Bij daglicht immers is liet de boom.
die het goede uitzicht hoofdzakelijk voor de rich
ting komende van den spoorwegovergang bij het
postkantoor te Overveen belemmert. Vele weg
gebruikers zullen met ons de aandacht van de
eigenares op dezen boom vestigen, zoodat zij, naar
wij vertrouwen, ter gelegenertijd den boom zal
laten vellen.
Bloemendaal, zoo dicht begroeid, mist er één,
twee boompjes niet.
Mocht de boom in kwestie zijn laatste dagen
hebben geteld, dan staat de vcrkeerszuil in het
volle licht, hetgeen wij hem van harte toewenschen.
De rotonde is kleiner van omvang geworden,
wat ook zeer nuttig is.
't Is nog niet heelemaal goed.
Te Bloemendaal venvachten vele automobilisten
en fietsers gaarne, dat de haag van dr. v. Olden-
burgh's tuin over de geheele lengte gebracht zal
worden tot de hoogte van het laagste gedeelte.
Verplaatsing Bushalte.
Op een verzoek de bushalte te Bloemendaal
(lijn C) meer noordelijk te plaatsen, heeft de
N.Z.II. Tram haar medewerking toegezegd. Het
dagelijksch bestuur der gemeente evenwel vond
de door de Mij. aangewezen nieuwe plaats niet
geschikt. Wij komen hierop terug.
Beeldhouwwerk aan den hoofdingang van de
Gemeenteschool, genaamd „Juliana School" te
Overveen.
Bij onze dagelijksehc wandeling door Bloemendaal
nemen we zoo hier en daar eens een kijkje en viel
ons oog op bovengemeld beeldhouwwerk. Bij
informatie vernamen wij dat de Ilaarlemschc
beeldhouwer J. M. Veldheer dat werk heeft uitge
voerd in opdracht van de gemeente. Jammer
dat het publiek er zoo weinig van heeft gezien
en het wellicht ook niet bekend is, waarom een
rondwandeling over het terrein waarvoor gelukkig
nog niet „Verboden Toegang" staat) op uren na
schooltijd en b.v. Zondags van de voorstellingen
kan doen genieten. Want dat is het feitelijk.
Genieten.
Uit de Franscke zandsteen welke rechts en
links van den hoofdingang is aangebracht, heeft
de lieer Veldheer zes pancelcn gehakt en wel
allen betrekking hebbend op de jeugd. „Het
Sprookje voor de jongste kinderen", „De Gelaarsde
Kat", Robinson Crusoe", enz.
Gaat U maar eens zien
ZONDAG 26 APRIL 1936.
SANTPOORT.
Ned. Herv. Evangelisatie.
V.m. 10 uur Dr. P. A. Klap, em. pred. te Haar
lem. Bed. H. Avondmaal.
Geref. Kerk in Hersteld Verband
V.m. 10 uur de heer K. v. d. Berg.
Ned. Herv. Gem.
V.m. 10 uur geen dienst.
N.m. 3 uur Afscheidsprediking van Prof. Dr. G.
A. van den Bergh van Eysinga.
BLOEMENDAAL.
Geref. Kerk.
V.m. 10 uur Ds. J. C. Brussaard. Belijdenis des
geloofs en voorbereiding H. Avondmaal. Zit
plaatsen vrij.
N.m. 5 uur Ds. J. C. Brussaard.
Ned. Herv. Gem.
V.m. 10 uur Ds. P. J. de Jong van Amsterdam.
Jeugddienst in het Jeugdhuis (leeftijd 16
30 jaar) v.m. 10% uur Ds. H. C. Valeton van
Maastricht.
Vrije Kath. Kerk (Popellaan Kinlieimpark).
Zaterdag v.m. 7.25 gesproken II. Mis.
Zondag v.m. 10.30 uur Kindermis.
Woensdag n.m. 8 uur Vespers en Lof.
Donderdag v.m. 7.25 uur gesproken H. Mis.
AERDENHOUT.
Religieuze Kring.
Mcj. Ds. Nicolette A. Bruining, voorz, V.P.R.O.
uit. Den Haag.
OVERVEEN.
Ned. Herv. Gem.
V.m. 10 uur Ds. Ch. de Beus.
ZANDVÖ0RT.
Geref. Kerk in Hersteld Verband.
V.m. 10 cn n.m. 5 uur Ds. P. van der Vloed.
HAARLEM.
Onafh. Rel. Gent. („de Nijverheid", Jansstraat 85).
V.m. 10.30 uur A. II. de Jong. Onderw.: „Wat
dunkt u van den Zoon des Menschen
Op een avond - ren van de vele, die de oude
aarde al heeft, opgeleverd zat de jonkman
droevig aan zijn schrijftafel. Nerveus bewogen
in den lichtkring van de lamp zijn witte handen
als vissclicn in een aquarium. O]) de tafel rees een
gebergte van nieuwsbladen, waarin de Gemengde
Berichten met een rood potlood waren gemerkt in
afwachting dat ze tot verhalen zouden worden
omgcwrocht. Midden op de tafel stond een inkt
koker, een monster van zoogenaamd artistiek
modern aardewerk en in die inktkoker was inkt,
de onmisbare vloeistof om wat zijn brein bekok
stoofd had, tastbaar of liever zichtbaar te maken
voor hand- cn machinezetter. Verder was daar
een veelheid Aan rekwisieten als papier, peiuic-
houders, vlakgom, een briefweger, een tabakspot
en vooral een asclibak. Die aschbak was werkelijk
snoezig: een doodskop, geel cn glanzend, op een
nikkelen voet gemonteerd. De oogkassen, waar
eens de subtiele filmapparaten in waren opgesteld,
stonden nu leeg; de holte van den schedel, eens
een geheimzinnige hal s ol dynamo's, schakelaars,
conductors, telefonen, was nu gevuld met asch
en sigarettenstompjes. In de bovenkaak zaten
nog de tanden. Op één 11a. Die had een goud
vulling cn was door den vrijwel armlastigen jonk
man te gelde gemaakt. E11 deze tanden lachten
behaagziek (Verzorgt uw glimlach niet onze pasla
merk Amor) naar de honderden badaren, maagden,
weduwen en lollepotten, nier foto's in briefkaart-
formaat bevallig tusschcn tie bloemen van liet
behang uitgluurden. De jonkman had een hoogen
dunk san zichzelf. Hij waande zich een intellec
tueel, een zoogenaamde letterkundige. Ilij had
niet goed gevolg de Mulo afgeloopen cn voelde,
dat hij de menschlieid iets te zeggen had. Het was
aangekomen op de bruiloft, van een tante. De
jonkman had een toepasselijk vers gemaakt op
de wijze van Siedewicdewict Janbomsasa. De
ceremoniemeester liet er een aantaf van drukken
in spiraalvorm, zoodat het hij liet zingen moest
worden rondgedraaid. Het word een groot succes.
1bruiloftsgasten, de achtbare hoofden met
papieren mutsen toegetakeld, draaiden en zongen
zieli halfziek van pleizier. Een aangeschoten oom,
het groote drankorgel der familie, hield een toe
spraak, waarin hij de dielitergavcn van den jonk
man uitbundig prees. En liet ongeluk was gebeurd.
Van lioovaardij zwol zijn borst als een ballon,
waarin gas wordt gepómpt; hij voelde zieli met
permissie Kunstenaar. Sinds dat onzalige uur
bezocht hij bij voorkeur zonsondergangen, en
spreidde een gevoelige liefde voor de natuur
ten toon. Hij koelit, op erediet, een botanisch hand
boek en een De Vries en Te Winkel cn hij lanter
fantte een groot deel van den dag op de straat.
(Ik dompel me in liet volle leven; daar moeten
wij schrijvers liet van liêbben, zei hij.) l)es avonds
stélde hij zieli verdoken als een verkenner op in
de hoeken der koffiehuizen, maakte notities van
zijn zatte evennaasten, gaf zieli aan hooggestemde
mijmerijen over en verdween zonder zijn Pils
te betalen. Daarna trok hij zieli terug in zijn kamer
en wierp zijn ideeën op liet papier, want het
papier is geduldig.
Zoo ook dezen avond.
Buiten gierde de wind, dat de populieren in
het stadstuintje ervan kreunden, cn blies op den
schoorsteen als op een fluit. De jonkman hoorde
het en in zijn ziel trilde de g-snaar. Hij beet op
zij* **gels en staarde wezenloos naar de aschbak.
Daarin stierf een zooeven weggeworpen sigarettc-
stompje zijn droeven dood; langzaam week
het leven in een dartelen blauwen ademtocht.
Het doofde en als ware dit een sein: het
hoeu's pocus der tijdeloosheid trilde door de kamer;
in de atmosfeer, die hoven de tachtig graden,
was, voerden zuurstof en vitaminen een hekscii-
sabbath uit; in geheimzinnige verten bracht de
gramophoon der onderwereld cell hot jazz ten
gehooio. Ineens drie doffe kloppen, tok-tok-tok.
van een onziclitbarcn banier, en van het looncel
der eeuwigheid werd liet schelm, dat met adver
tenties bedekt was, opgehaald. De aschbak sprak:
„Ik was een homo sapiens uit den beschaafden
middenstand. Dit laatste niet. geheel tot mijn
genoegen. Eens was ik jong als gij, en dat ziet
nten mij niet meer aan. Mijn hoofdhaar en wenk
brauwen zijn weggevaagd, mijn baard groeit
niét meer cn mijn pince-nez lieb ik afgelegd.
(Wat voor nut. zou die nog voor mij hebben onder
deze omstandigheden?) Mijn Borsalino ligt op
de mesthoop en mijn sex-appcal behoort tot de
geschiedenis. Ik had geloof en hoop eu liefde,
maar van deze is de liefde het voornaamste. Doch
laat ons alles vermijden wat aanstoot geven kan.
Aeli, had ik dit vroeger bedacht! Helaas! Het is
zaliger aanstoot te geven dan te ontvangen zult ge
zeggen. Kort cn goed. ik ergerde mijn buren, mijn
evennaasten, mijn (trouwens schaarsehc) lezers
door een gebrek aan gelijkmatigheid, degelijkheid,
consckweii l ie, eigenlijk aan alle burgerdeugden,
die een zeker vertrouwen 011 dus rust geven. Ik
was onberekenbaar, verwarde hen. sprong Aan
don hak op den tak. deed altijd iets anders dan
ze van 111e verwachtten, en vervreemdde allen
van mij door die tegenstellingen. Als een dolle
duivel dook ik in l et leven en wanneer andere
avonturiers mij vertrouwelijk naderden, kroop
ik schuchter in den versten hoek van mijn Zeil'
en zat daar met mijn mond vol tanden. Ik be
minde den storm en Iel onweer, ik huiverde a-hu
geluk en ontzag als de bliksemstralen in den kool
zwarten hemel pookten, en als een kameraad mij
noodde met hem door den donkeren nacht te
draven bekroop me een ziekelijke genegenheid
voor mijn verlammende bed of' a-oor mijn oude
sjamberiock, mijn hok en mijn gelinieerde blocflqot.
Goden en helden tuimelden rond in het Bengaalsch
vuur Aan mijn verbeelding, maar in de kamers
van mijn hart had ik met a-oorkeur een leger A'an
vernederden en zachtmoediger! gehuisvest. Ik
bezong de liefde zooals Paulus in zijn bricAcii aan
de Korinthiërs die bezong, en als men 111e tot,
Aoortgaan nopen Avildc hiel' ik Aan een andere
liefde aan, die het gamma ahii de zoete rozen-
omwonden nimf doorloopt lot de ruitende melaat-
sche Venus. In zulke tijden trok ik de ruige rimboe
Aan dc sloppen in, kuste de vrouwelijke paria's,
die ik uit liun modder en ellende had Avillen op
heffen, maar nu blind cn speelsch cn goedlachs
verdierf. Totdat tusschcn die roodc cn svilcl lachende
gezichten liet licA-e bleckc gelaat der Muze mij
Aerseheen cn ik voor haar de anderen niet hun
gorgelende keelcn cn dolle haren van me stiel,
want ik had de wreedheid der jeugd en de wijsheid
Van den ouderdom, en ik ijlde naar mijn kamer,
die me als een zegen cn een a loek a\as, cn begon
mijn strijd, en s-ooraan elk blad liet ik een breede
marge Vrjj a-oor verandering en inlasschen. Als
een bezetene worstelde ik dan dagen achtereen
in mijn eenzaamheid en als liet aa-erk \-oltooid
Avas en ik zag dat het goed Avas duizelde ik a-an
verrukking en zond mijn kopv naar een tijdschrift
met een postzegel voor antAVOord.
En Aveer begon mijn heetc bloed te kloppen.
Een gcAAeld sleurde mij Aveg uit die lie\*e en toch
ook zoo gruwelijke kamer en vanher dook ik
in de mijnen der hartstochten. Ik Avilde leven.
Leven om te kennen. Kennen 0111 te herscheppen!
Want 0111 dat laatste leek alles begonnen. Door
jien runden nevel van de drinkgelagen doemde
het A cne beeld A-an mijn werkkamer op, in den
heklemmenden clöse-up van vrouwenoQgen zag'
i k mijn lamp en haar zachte schijnsel op het papier
en mijn lafel. De ZArauirnde rokken Aan de dansc-
sesscii, die de;beesten in het parterre zweèpten,
joegen mijn Aveifelcndc ziel de eenzaamheid in,
de eenzaamheid, die ais een kAA'aal en een genade
aa11s.
Daar omringde ik mij met mijn trots cn Avas
ongenaakbaar, en toch Avas ik er bijAvijlen een
voetveeg van deemoed. Dan benauwde me mijn
bestaan tot stikkens toe. God, ik wilde liet goede
cn hedrecl' het kwade. In die uren liad ik willen
bidden, maar ik Avist niet tot wieii, ik had mijn
zonden willen belijden, maar ik Avist niet aan Avicn.
En ik Aond mijn verlossing in datgene Avaarin ik
nu eenmaal alles a-oikI in schrijven. Ik schrééf
mijn biecht. En ik Avas oprecht bij dat biechten als
Nathaniel, ja, in mijn schaamte over mijn onge
rechtigheden verergerde ik deze tot ze tot aan
den licmel reikten, en ik werd in afgronden van
wroeging ómlaaggesmetcn. Dan kampte ik weer
a erAvo'ed, ik w-ildc omhoog naar het licht der Rein
heid en Avaandc me daar ongenaakbaar in een
zamen luister als dc Poolster.
11a, Aan dien luister zou ik Schrijven. Maar dan
lokte de aarde Avcer; sehippcrslmnnonica's klonken
over het Avaler; zingende vagebonden aa-cnkLcn
111e om mee te slappen op den zonnigen landweg;
a iolen Aan Zigeuners jubelden en snikten; meisjes
lachten klokkend; kameraden stampten met
hun volle glazen op het tafelblad dat de kroeg
ervan daverde; negers joelden in hun saxophonen,
het tam-tam a'an een drummer klonk en op den
dansvloer zAvaaiden en zAvcnklcn dc paren in een
Avaas van stol', Avaarin de reuk van zweet zieli
mengde met liederlijke parfums Ik zou A-an
de aarde schrijven. E11 ik schreef. In mijn eenzaam
heid AAorsteldc ik als een zinncloozc. Ik kende
vlagen a-an mateloos geluk als ik zag dat het
goed Ai-as, ik kende de diepe verslagenheid der
onmacht, doch ik Avorstelde verder, en eindelijk,
eindelijk! Ik had gezegenvierd! Na Iielselie pijnen
Avas het kind in het licht gestootcn. Uit liet ratelend
omveer AAas de lentedag geboren en ik kon in het
net gaan copiceren.
Ik zond mijn wérk naar een dagblad, dat in
een reuk van a'rijzinniglieid stond en deed er een
postzegel a'Oór antwoord bij. De redactie zond het
111e terug met liet verzoek de Avildste laa-ijgen uit
te snijden, er verder nog hier cn daar aan te tuin
bazen en liet zoo af te stemmen op den sinaak-van-
het-publiek (alpha en omega der dagbladen). Ik
vervloekte den redacteur cn zijn kinderen cn
behuwdkinderen cn zond mijn werk naar een
tijdschrift. Dit plaatste het 11a ruim een jaar en
toen ik het herlas spuwde ik op den grond Aan
ergenis en ontgoocheling. (Het is bij jou ook nooit
goed, zei mijn moeder al!). Zoo verging liet me
meestentijds. Verscheidene uitgevers Aveigerden
mijn handschriften onder de leuze: Het publiek
vraagt dat niet.
Achteraf moet ik de menschen schoon gelijk
geven; het failjiet en de broodeloosheid begeerden
ze niet door mijn hand. Zoo kreeg men allengs
genoeg van mijik was niet plooibaar, te verwaand,
te oneA'enwichtig, ik gaf ergernis. Spiegel u aan
mij, jonkman, aan mij, die meer ers-aring heb dan
gij, want ik 'heb niet alleen geleefd, ik ben ook
doodgegaan, iets Avat gij me niet kimt nazeggen.
Ik loefde in mijn eigen dolle droomenwereld.
Mijn kopy kreeg ik van alle kanten terug en op
mijn tafel stapelde zich door de jaren henen het
geAvcigcrde Averlc al liooger cn hooger op. En met
den tijd groeiden dc papieren bergen tot gevaarten,
zoodat het daglicht uit de vensters er gaandeweg
door werd onderschept. Met elke ronde van den
brievenbesteller Avcrd liet donkerder inmijnkamer,
kon men zonder oA'erdrijving zeggen. Ten slotte
Avas het volledige duisternis rondom mij. En de
donkere stapels drongen dichter en dichter op
mij aan. Nu waren ze al aan mijn keel. Ze ver
stikten 111e. Ik gilde als in doodsnood. Toen
schrapte ik een lucifer aan! Mijn lieele lichaam
dreunde van mijn hart als een mailschip van zijn
machines. Ik stak liet vuur in den hoop. Stinkende
rook Avolkte op, een vlam draalde en dool'de, een
tweede vlam bleef, toen nog een en toen nog een.
Dan brandde alles als een hooimijt. In mijn hersens
klonken doffe korte signalen ais van de telefoon
wanneer de opgeroepene in gesprek is en, met dc
oogen diclit 01 den mond open, gelijk een doode
tuimelde ik'in het vuur als in den oven van een
crematorium. Nog een sjieke begrafenis voor een
armoedzaaier, zal je zeggen. Ofeigenlijk is het
niet zoozeer een begrafenis, maar sjiek is het
toch. E11 het is een koopie, (pas u aan de crisis
omstandigheden aan).
Nu en Avat er daarna met mij gebeurd is kan
ik je lot mijn spijt niet zeggen; zoomin als de
jongeling van Naïn, Lazarus of de kleine dochter
a-an Jaïrus den oA-crste kan ik je iets naders daar
over berichten. Dat moet een verrassing blijven.
Ik aa'ou, dat liet anders Avas. Het eenige wat ik
voor je doen kan, is je door mijn \-oorbeeUI af
te schrikken. Laat af Aan de literatuur. Als je
tenminste je aa-erk ook gepubliceerd wilt zien.
Of ontzie, bemin de lezers, de adA-ertcerders en
vooral de vaste abonnees. Anders kost het je
gemoedsrust, misschien zelfs je leven, in alle
geval een kapitaal aan postzegels a-oor antAvoord
Goeicnavond."
De doodskop ZAvccg.
Gesidderd als een motor had de jonkman aldooi
tenrijl de aschbak zijn alleenspraak hield. Nu
dc stem zAvceg leek het hem of iemand zijn motor
afzette of dat deze nog maar zeer AAeinig toeren
draaide. En hij overAA-oog AAat hem te doen stond....
Ten slotte nam hij een gelukkig besluit; hij
schakelde over naar AAat men liet lichte genre
pleegt te noemen. Hij schonk al spoedig het leven
aan een schattige liefdesgeschiedenis cn een adem
benemend detectivenverhaal en beide AAerden in
een oogrvenk geplaatst, betaald en bewonderd.
E11 hij ging op dien voet voort en leerde al doende
het geheim des levens, den steen der wijzen, den
smaak van het publiek kennen. Zijn productie
Avas niet meer te stelpen, hij is nu de lieveling
van liet publiek; om een haverklap glimlacht
zijn gelaat u toe \'an de pagina's der geïllustreerde
bladen cn van sympathieke scheurkalenders.
Ondernemers van letterkundige naamlijsten en
almanakken zenden hem hun formulieren ter
invulling eu hij vult alles iu (In Avelk jaar bent
u geboren? Waar? Wat is uav opleiding? Hoe
is uav spijsvertering? enz; interviewers bezoeken
hem en met wellust beantAA'oordt Ilij hun zotste
vragen. Hij bemint de groote trom en verwerpt
niets dat lawaai maakt. Hij is een man van zijn
tijd. Ach, u kent hem allen, in de meeste dag-
Aveek- en maandbladen schrijft hij nog steeds, en
dat op de aantrekkelijke populaire wijze, 11 weet,
de wijze van SiedcAviedcwiet Jonbomsasa.
JOB STEIJXF.N.