„De gesloopte Bloemen wagen". Predikbeurten. ALAS, POOR YORICK IJe Bloeiiikweckcrij 't Bloinmeke, eigenaar dc heer A. G. van Velzen, wonende Oranje Nassaulaan 57, heeft aan de Julianalaan No. 4 te Overvecn een bestaand gebouw, in de diepte gelegen, op het terrein der kweekcrij. De tijdsomstandigheden zijn gewijzigd en liet kooplustige publiek (voor zoo ver nog aanwezig) wensclit niet meer in de diepte van den tuin af te dalen, zoodat de winkel- verkoop verminderde. Van Velzen drijft aldaar gedurende acht jaren deze kweekerij en doet alle moeite om liet bedrijf in gang te houden. Door hem werd aan het gemeentebestuur ver zocht om hot gebouwtje te mogen verplaatsen, meer naar de straatzijde. Xa vier cn een halve maand loopcn san de kweekerij naar raadhuis cn de gemeentebedrijven en besprekingen werd hij om een meer populaire uitdrukking te gebruiken van het kastje naar den muur gestuurd, cn als resultaat het verzoek geweigerd. Daarmede was de heer van Velzen niet tevreden; hij kreeg de ingeving een wagen te maken, en op de plaats neer te zetten, die meer past; hopende daardoor met den verkoop van bloemen cn plan ten wat te verdienen. Zoo gezegd, zoo gedaan, en 11a enkele weken „voor het goede seizoen Sint Xicolaas en de lvestdagen" stond de wagen met de noodige deuren en ramen, waarachter bloemen cn planten, op zijn plaats, wachtende op de cliënten. Na ongeveer een uur rustig gestaan le hebben, kreeg de heer van Velzen bezoek cn meende zijn eerste cliënt te kunnen boeken, doch bij nadere kennismaking, ontpopte die bezoeker zieli als Politie, terwijl nog enkele mannen van Bouw- en Woningtoezicht mede in den wagen stapten. Deze bezoekers kwamen tot het inzicht dat de wagen een gebouw was, terwijl anderen meenden dat het gebouw een wagen voorstelde, als resultaat geen geldzaken doch rechtzaken. De photograaf van de gemeente Bloemendaal en de pliotograaf van den lieer Van Velzen hebben elk op één dag de bloemenwagen op de gevoelige plaat vereeuwigd. Xadat beide photografen rustig hun werk gedaan hadden kwamen er wederom enkele polit iedienaren, gewapend met een brief aan van Velzen, waarin niet meer of minder stond, dat de Wagen binnen 24 uur moest, verwijderd of gesloopt zijn, en indien Van Velzen daartoe niet bereid was voor zijn reke ning zou worden, gesloopt. Aangezien van Velzen alleen boomkwecker is en geen slooper heeft hij zich aan dat laatste werk niet durven wagen, temeer daar hij meende geen overtreding te hebben begaan. Op het geschreven uur, 's middags om half vier wordt er aan de woningdeur gebeld, en een be diende met de zenuwen op zijn tong brengt er uit dat „ze" de bloemenwagen gaan sloopen. Van Velzen springt op zijn rijwiel en in minder dan geen tijd is hij ter plaatse en wat ziet zijn oog, men is al bezig. Door van V elzen wordt tegen deze maatregel geprotesteerd en gewaagd om een volmacht, welke evenwel niet kon geloond worden. Daarop kregen de sloopers even rust. In deze pauze gingen de hceren met de Politiedienaren naar het raad huis, om een volmacht doch zij kwamen onver- ricliterzake zonder dat bewijs terug, met de mededeeling onnoodig. De sloopers hervatten hun werk cn tegen 5 uur, lipt was inmiddels donker geworden, lag de wagen op zijn „wel te rusten", terwijl Van Velzen het stoffelijk overschot met de bloemen uit den wagen afdekte. Als herinnering zaten de sloopers onder de verf. aangezien de wagen zoo juist door den schilder Willebrands (afstam meling van de Hembrandts) was afgeschilderd. Eenigcn tijd later staat Van Velzen, als verdachte voor den Kantonrechter, gesteund door zijn advo caat Mr. van der Goot uit Haarlem en hoort 10 gulden boete of 5 dagen tegen zich cisehcn. In welk herstellingsoord die 5 dagen zouden door gebracht moeten worden vertelt de historie niet. Veroordeeling volgt. De advocaat teekent echter appèl aan en de. zaak is daarop voor de Beeldbank geëindigd met vrijspraak voor Van Velzen. gelijk reeds in ons blad van 17 April j.l. op fol. 2. vierde kolom is medegedeeld. Intussclien zit de heer Van Velzen nog met de scherven die door met Bloemendaalsche belasting- penningen. waaraan hij zelf ook bijdraagt; moeten worden gelijmd cn in hun vrocgcrcn stand terug gebracht. 't Verkeer te Overveen. Toen op den lOen April de afd. Publieke Werken bezig was den nieuwen lichtmast annex verkeers- zuil Ie plaatsen aan den Bloemendaalschcn weg, kruising Julianalaan, hebben wij met belangstelling het snelle tempo, waarin deze werkzaamheden geschiedden, gadegeslagen. Ben werkje dat, alles en alles, nog geen twee uren heeft gevorderd. Het scheen wei of dit werkje van te voren was ingestudeerd en iedereen zijn rol zonder souffleur afdraaide, want het geheel verliep geruisehloos, of beter uitgedrukt geluidloos. Denzelfden avond verspreidden de 4 armen, welke 7 meter boven den heganen grond staan, hun licht op het wegdek, terwijl tevens de richtingpijlen den weggebruikers behulpzaam zijn. In den avdnd is het een helder gezicht en overtreft het licht der lampen de duister nis bij daglicht. Bij daglicht immers is liet de boom. die het goede uitzicht hoofdzakelijk voor de rich ting komende van den spoorwegovergang bij het postkantoor te Overveen belemmert. Vele weg gebruikers zullen met ons de aandacht van de eigenares op dezen boom vestigen, zoodat zij, naar wij vertrouwen, ter gelegenertijd den boom zal laten vellen. Bloemendaal, zoo dicht begroeid, mist er één, twee boompjes niet. Mocht de boom in kwestie zijn laatste dagen hebben geteld, dan staat de vcrkeerszuil in het volle licht, hetgeen wij hem van harte toewenschen. De rotonde is kleiner van omvang geworden, wat ook zeer nuttig is. 't Is nog niet heelemaal goed. Te Bloemendaal venvachten vele automobilisten en fietsers gaarne, dat de haag van dr. v. Olden- burgh's tuin over de geheele lengte gebracht zal worden tot de hoogte van het laagste gedeelte. Verplaatsing Bushalte. Op een verzoek de bushalte te Bloemendaal (lijn C) meer noordelijk te plaatsen, heeft de N.Z.II. Tram haar medewerking toegezegd. Het dagelijksch bestuur der gemeente evenwel vond de door de Mij. aangewezen nieuwe plaats niet geschikt. Wij komen hierop terug. Beeldhouwwerk aan den hoofdingang van de Gemeenteschool, genaamd „Juliana School" te Overveen. Bij onze dagelijksehc wandeling door Bloemendaal nemen we zoo hier en daar eens een kijkje en viel ons oog op bovengemeld beeldhouwwerk. Bij informatie vernamen wij dat de Ilaarlemschc beeldhouwer J. M. Veldheer dat werk heeft uitge voerd in opdracht van de gemeente. Jammer dat het publiek er zoo weinig van heeft gezien en het wellicht ook niet bekend is, waarom een rondwandeling over het terrein waarvoor gelukkig nog niet „Verboden Toegang" staat) op uren na schooltijd en b.v. Zondags van de voorstellingen kan doen genieten. Want dat is het feitelijk. Genieten. Uit de Franscke zandsteen welke rechts en links van den hoofdingang is aangebracht, heeft de lieer Veldheer zes pancelcn gehakt en wel allen betrekking hebbend op de jeugd. „Het Sprookje voor de jongste kinderen", „De Gelaarsde Kat", Robinson Crusoe", enz. Gaat U maar eens zien ZONDAG 26 APRIL 1936. SANTPOORT. Ned. Herv. Evangelisatie. V.m. 10 uur Dr. P. A. Klap, em. pred. te Haar lem. Bed. H. Avondmaal. Geref. Kerk in Hersteld Verband V.m. 10 uur de heer K. v. d. Berg. Ned. Herv. Gem. V.m. 10 uur geen dienst. N.m. 3 uur Afscheidsprediking van Prof. Dr. G. A. van den Bergh van Eysinga. BLOEMENDAAL. Geref. Kerk. V.m. 10 uur Ds. J. C. Brussaard. Belijdenis des geloofs en voorbereiding H. Avondmaal. Zit plaatsen vrij. N.m. 5 uur Ds. J. C. Brussaard. Ned. Herv. Gem. V.m. 10 uur Ds. P. J. de Jong van Amsterdam. Jeugddienst in het Jeugdhuis (leeftijd 16 30 jaar) v.m. 10% uur Ds. H. C. Valeton van Maastricht. Vrije Kath. Kerk (Popellaan Kinlieimpark). Zaterdag v.m. 7.25 gesproken II. Mis. Zondag v.m. 10.30 uur Kindermis. Woensdag n.m. 8 uur Vespers en Lof. Donderdag v.m. 7.25 uur gesproken H. Mis. AERDENHOUT. Religieuze Kring. Mcj. Ds. Nicolette A. Bruining, voorz, V.P.R.O. uit. Den Haag. OVERVEEN. Ned. Herv. Gem. V.m. 10 uur Ds. Ch. de Beus. ZANDVÖ0RT. Geref. Kerk in Hersteld Verband. V.m. 10 cn n.m. 5 uur Ds. P. van der Vloed. HAARLEM. Onafh. Rel. Gent. („de Nijverheid", Jansstraat 85). V.m. 10.30 uur A. II. de Jong. Onderw.: „Wat dunkt u van den Zoon des Menschen Op een avond - ren van de vele, die de oude aarde al heeft, opgeleverd zat de jonkman droevig aan zijn schrijftafel. Nerveus bewogen in den lichtkring van de lamp zijn witte handen als vissclicn in een aquarium. O]) de tafel rees een gebergte van nieuwsbladen, waarin de Gemengde Berichten met een rood potlood waren gemerkt in afwachting dat ze tot verhalen zouden worden omgcwrocht. Midden op de tafel stond een inkt koker, een monster van zoogenaamd artistiek modern aardewerk en in die inktkoker was inkt, de onmisbare vloeistof om wat zijn brein bekok stoofd had, tastbaar of liever zichtbaar te maken voor hand- cn machinezetter. Verder was daar een veelheid Aan rekwisieten als papier, peiuic- houders, vlakgom, een briefweger, een tabakspot en vooral een asclibak. Die aschbak was werkelijk snoezig: een doodskop, geel cn glanzend, op een nikkelen voet gemonteerd. De oogkassen, waar eens de subtiele filmapparaten in waren opgesteld, stonden nu leeg; de holte van den schedel, eens een geheimzinnige hal s ol dynamo's, schakelaars, conductors, telefonen, was nu gevuld met asch en sigarettenstompjes. In de bovenkaak zaten nog de tanden. Op één 11a. Die had een goud vulling cn was door den vrijwel armlastigen jonk man te gelde gemaakt. E11 deze tanden lachten behaagziek (Verzorgt uw glimlach niet onze pasla merk Amor) naar de honderden badaren, maagden, weduwen en lollepotten, nier foto's in briefkaart- formaat bevallig tusschcn tie bloemen van liet behang uitgluurden. De jonkman had een hoogen dunk san zichzelf. Hij waande zich een intellec tueel, een zoogenaamde letterkundige. Ilij had niet goed gevolg de Mulo afgeloopen cn voelde, dat hij de menschlieid iets te zeggen had. Het was aangekomen op de bruiloft, van een tante. De jonkman had een toepasselijk vers gemaakt op de wijze van Siedewicdewict Janbomsasa. De ceremoniemeester liet er een aantaf van drukken in spiraalvorm, zoodat het hij liet zingen moest worden rondgedraaid. Het word een groot succes. 1bruiloftsgasten, de achtbare hoofden met papieren mutsen toegetakeld, draaiden en zongen zieli halfziek van pleizier. Een aangeschoten oom, het groote drankorgel der familie, hield een toe spraak, waarin hij de dielitergavcn van den jonk man uitbundig prees. En liet ongeluk was gebeurd. Van lioovaardij zwol zijn borst als een ballon, waarin gas wordt gepómpt; hij voelde zieli met permissie Kunstenaar. Sinds dat onzalige uur bezocht hij bij voorkeur zonsondergangen, en spreidde een gevoelige liefde voor de natuur ten toon. Hij koelit, op erediet, een botanisch hand boek en een De Vries en Te Winkel cn hij lanter fantte een groot deel van den dag op de straat. (Ik dompel me in liet volle leven; daar moeten wij schrijvers liet van liêbben, zei hij.) l)es avonds stélde hij zieli verdoken als een verkenner op in de hoeken der koffiehuizen, maakte notities van zijn zatte evennaasten, gaf zieli aan hooggestemde mijmerijen over en verdween zonder zijn Pils te betalen. Daarna trok hij zieli terug in zijn kamer en wierp zijn ideeën op liet papier, want het papier is geduldig. Zoo ook dezen avond. Buiten gierde de wind, dat de populieren in het stadstuintje ervan kreunden, cn blies op den schoorsteen als op een fluit. De jonkman hoorde het en in zijn ziel trilde de g-snaar. Hij beet op zij* **gels en staarde wezenloos naar de aschbak. Daarin stierf een zooeven weggeworpen sigarettc- stompje zijn droeven dood; langzaam week het leven in een dartelen blauwen ademtocht. Het doofde en als ware dit een sein: het hoeu's pocus der tijdeloosheid trilde door de kamer; in de atmosfeer, die hoven de tachtig graden, was, voerden zuurstof en vitaminen een hekscii- sabbath uit; in geheimzinnige verten bracht de gramophoon der onderwereld cell hot jazz ten gehooio. Ineens drie doffe kloppen, tok-tok-tok. van een onziclitbarcn banier, en van het looncel der eeuwigheid werd liet schelm, dat met adver tenties bedekt was, opgehaald. De aschbak sprak: „Ik was een homo sapiens uit den beschaafden middenstand. Dit laatste niet. geheel tot mijn genoegen. Eens was ik jong als gij, en dat ziet nten mij niet meer aan. Mijn hoofdhaar en wenk brauwen zijn weggevaagd, mijn baard groeit niét meer cn mijn pince-nez lieb ik afgelegd. (Wat voor nut. zou die nog voor mij hebben onder deze omstandigheden?) Mijn Borsalino ligt op de mesthoop en mijn sex-appcal behoort tot de geschiedenis. Ik had geloof en hoop eu liefde, maar van deze is de liefde het voornaamste. Doch laat ons alles vermijden wat aanstoot geven kan. Aeli, had ik dit vroeger bedacht! Helaas! Het is zaliger aanstoot te geven dan te ontvangen zult ge zeggen. Kort cn goed. ik ergerde mijn buren, mijn evennaasten, mijn (trouwens schaarsehc) lezers door een gebrek aan gelijkmatigheid, degelijkheid, consckweii l ie, eigenlijk aan alle burgerdeugden, die een zeker vertrouwen 011 dus rust geven. Ik was onberekenbaar, verwarde hen. sprong Aan don hak op den tak. deed altijd iets anders dan ze van 111e verwachtten, en vervreemdde allen van mij door die tegenstellingen. Als een dolle duivel dook ik in l et leven en wanneer andere avonturiers mij vertrouwelijk naderden, kroop ik schuchter in den versten hoek van mijn Zeil' en zat daar met mijn mond vol tanden. Ik be minde den storm en Iel onweer, ik huiverde a-hu geluk en ontzag als de bliksemstralen in den kool zwarten hemel pookten, en als een kameraad mij noodde met hem door den donkeren nacht te draven bekroop me een ziekelijke genegenheid voor mijn verlammende bed of' a-oor mijn oude sjamberiock, mijn hok en mijn gelinieerde blocflqot. Goden en helden tuimelden rond in het Bengaalsch vuur Aan mijn verbeelding, maar in de kamers van mijn hart had ik met a-oorkeur een leger A'an vernederden en zachtmoediger! gehuisvest. Ik bezong de liefde zooals Paulus in zijn bricAcii aan de Korinthiërs die bezong, en als men 111e tot, Aoortgaan nopen Avildc hiel' ik Aan een andere liefde aan, die het gamma ahii de zoete rozen- omwonden nimf doorloopt lot de ruitende melaat- sche Venus. In zulke tijden trok ik de ruige rimboe Aan dc sloppen in, kuste de vrouwelijke paria's, die ik uit liun modder en ellende had Avillen op heffen, maar nu blind cn speelsch cn goedlachs verdierf. Totdat tusschcn die roodc cn svilcl lachende gezichten liet licA-e bleckc gelaat der Muze mij Aerseheen cn ik voor haar de anderen niet hun gorgelende keelcn cn dolle haren van me stiel, want ik had de wreedheid der jeugd en de wijsheid Van den ouderdom, en ik ijlde naar mijn kamer, die me als een zegen cn een a loek a\as, cn begon mijn strijd, en s-ooraan elk blad liet ik een breede marge Vrjj a-oor verandering en inlasschen. Als een bezetene worstelde ik dan dagen achtereen in mijn eenzaamheid en als liet aa-erk \-oltooid Avas en ik zag dat het goed Avas duizelde ik a-an verrukking en zond mijn kopv naar een tijdschrift met een postzegel voor antAVOord. En Aveer begon mijn heetc bloed te kloppen. Een gcAAeld sleurde mij Aveg uit die lie\*e en toch ook zoo gruwelijke kamer en vanher dook ik in de mijnen der hartstochten. Ik Avilde leven. Leven om te kennen. Kennen 0111 te herscheppen! Want 0111 dat laatste leek alles begonnen. Door jien runden nevel van de drinkgelagen doemde het A cne beeld A-an mijn werkkamer op, in den heklemmenden clöse-up van vrouwenoQgen zag' i k mijn lamp en haar zachte schijnsel op het papier en mijn lafel. De ZArauirnde rokken Aan de dansc- sesscii, die de;beesten in het parterre zweèpten, joegen mijn Aveifelcndc ziel de eenzaamheid in, de eenzaamheid, die ais een kAA'aal en een genade aa11s. Daar omringde ik mij met mijn trots cn Avas ongenaakbaar, en toch Avas ik er bijAvijlen een voetveeg van deemoed. Dan benauwde me mijn bestaan tot stikkens toe. God, ik wilde liet goede cn hedrecl' het kwade. In die uren liad ik willen bidden, maar ik Avist niet tot wieii, ik had mijn zonden willen belijden, maar ik Avist niet aan Avicn. En ik Aond mijn verlossing in datgene Avaarin ik nu eenmaal alles a-oikI in schrijven. Ik schrééf mijn biecht. En ik Avas oprecht bij dat biechten als Nathaniel, ja, in mijn schaamte over mijn onge rechtigheden verergerde ik deze tot ze tot aan den licmel reikten, en ik werd in afgronden van wroeging ómlaaggesmetcn. Dan kampte ik weer a erAvo'ed, ik w-ildc omhoog naar het licht der Rein heid en Avaandc me daar ongenaakbaar in een zamen luister als dc Poolster. 11a, Aan dien luister zou ik Schrijven. Maar dan lokte de aarde Avcer; sehippcrslmnnonica's klonken over het Avaler; zingende vagebonden aa-cnkLcn 111e om mee te slappen op den zonnigen landweg; a iolen Aan Zigeuners jubelden en snikten; meisjes lachten klokkend; kameraden stampten met hun volle glazen op het tafelblad dat de kroeg ervan daverde; negers joelden in hun saxophonen, het tam-tam a'an een drummer klonk en op den dansvloer zAvaaiden en zAvcnklcn dc paren in een Avaas van stol', Avaarin de reuk van zweet zieli mengde met liederlijke parfums Ik zou A-an de aarde schrijven. E11 ik schreef. In mijn eenzaam heid AAorsteldc ik als een zinncloozc. Ik kende vlagen a-an mateloos geluk als ik zag dat het goed Ai-as, ik kende de diepe verslagenheid der onmacht, doch ik Avorstelde verder, en eindelijk, eindelijk! Ik had gezegenvierd! Na Iielselie pijnen Avas het kind in het licht gestootcn. Uit liet ratelend omveer AAas de lentedag geboren en ik kon in het net gaan copiceren. Ik zond mijn wérk naar een dagblad, dat in een reuk van a'rijzinniglieid stond en deed er een postzegel a'Oór antwoord bij. De redactie zond het 111e terug met liet verzoek de Avildste laa-ijgen uit te snijden, er verder nog hier cn daar aan te tuin bazen en liet zoo af te stemmen op den sinaak-van- het-publiek (alpha en omega der dagbladen). Ik vervloekte den redacteur cn zijn kinderen cn behuwdkinderen cn zond mijn werk naar een tijdschrift. Dit plaatste het 11a ruim een jaar en toen ik het herlas spuwde ik op den grond Aan ergenis en ontgoocheling. (Het is bij jou ook nooit goed, zei mijn moeder al!). Zoo verging liet me meestentijds. Verscheidene uitgevers Aveigerden mijn handschriften onder de leuze: Het publiek vraagt dat niet. Achteraf moet ik de menschen schoon gelijk geven; het failjiet en de broodeloosheid begeerden ze niet door mijn hand. Zoo kreeg men allengs genoeg van mijik was niet plooibaar, te verwaand, te oneA'enwichtig, ik gaf ergernis. Spiegel u aan mij, jonkman, aan mij, die meer ers-aring heb dan gij, want ik 'heb niet alleen geleefd, ik ben ook doodgegaan, iets Avat gij me niet kimt nazeggen. Ik loefde in mijn eigen dolle droomenwereld. Mijn kopy kreeg ik van alle kanten terug en op mijn tafel stapelde zich door de jaren henen het geAvcigcrde Averlc al liooger cn hooger op. En met den tijd groeiden dc papieren bergen tot gevaarten, zoodat het daglicht uit de vensters er gaandeweg door werd onderschept. Met elke ronde van den brievenbesteller Avcrd liet donkerder inmijnkamer, kon men zonder oA'erdrijving zeggen. Ten slotte Avas het volledige duisternis rondom mij. En de donkere stapels drongen dichter en dichter op mij aan. Nu waren ze al aan mijn keel. Ze ver stikten 111e. Ik gilde als in doodsnood. Toen schrapte ik een lucifer aan! Mijn lieele lichaam dreunde van mijn hart als een mailschip van zijn machines. Ik stak liet vuur in den hoop. Stinkende rook Avolkte op, een vlam draalde en dool'de, een tweede vlam bleef, toen nog een en toen nog een. Dan brandde alles als een hooimijt. In mijn hersens klonken doffe korte signalen ais van de telefoon wanneer de opgeroepene in gesprek is en, met dc oogen diclit 01 den mond open, gelijk een doode tuimelde ik'in het vuur als in den oven van een crematorium. Nog een sjieke begrafenis voor een armoedzaaier, zal je zeggen. Ofeigenlijk is het niet zoozeer een begrafenis, maar sjiek is het toch. E11 het is een koopie, (pas u aan de crisis omstandigheden aan). Nu en Avat er daarna met mij gebeurd is kan ik je lot mijn spijt niet zeggen; zoomin als de jongeling van Naïn, Lazarus of de kleine dochter a-an Jaïrus den oA-crste kan ik je iets naders daar over berichten. Dat moet een verrassing blijven. Ik aa'ou, dat liet anders Avas. Het eenige wat ik voor je doen kan, is je door mijn \-oorbeeUI af te schrikken. Laat af Aan de literatuur. Als je tenminste je aa-erk ook gepubliceerd wilt zien. Of ontzie, bemin de lezers, de adA-ertcerders en vooral de vaste abonnees. Anders kost het je gemoedsrust, misschien zelfs je leven, in alle geval een kapitaal aan postzegels a-oor antAvoord Goeicnavond." De doodskop ZAvccg. Gesidderd als een motor had de jonkman aldooi tenrijl de aschbak zijn alleenspraak hield. Nu dc stem zAvceg leek het hem of iemand zijn motor afzette of dat deze nog maar zeer AAeinig toeren draaide. En hij overAA-oog AAat hem te doen stond.... Ten slotte nam hij een gelukkig besluit; hij schakelde over naar AAat men liet lichte genre pleegt te noemen. Hij schonk al spoedig het leven aan een schattige liefdesgeschiedenis cn een adem benemend detectivenverhaal en beide AAerden in een oogrvenk geplaatst, betaald en bewonderd. E11 hij ging op dien voet voort en leerde al doende het geheim des levens, den steen der wijzen, den smaak van het publiek kennen. Zijn productie Avas niet meer te stelpen, hij is nu de lieveling van liet publiek; om een haverklap glimlacht zijn gelaat u toe \'an de pagina's der geïllustreerde bladen cn van sympathieke scheurkalenders. Ondernemers van letterkundige naamlijsten en almanakken zenden hem hun formulieren ter invulling eu hij vult alles iu (In Avelk jaar bent u geboren? Waar? Wat is uav opleiding? Hoe is uav spijsvertering? enz; interviewers bezoeken hem en met wellust beantAA'oordt Ilij hun zotste vragen. Hij bemint de groote trom en verwerpt niets dat lawaai maakt. Hij is een man van zijn tijd. Ach, u kent hem allen, in de meeste dag- Aveek- en maandbladen schrijft hij nog steeds, en dat op de aantrekkelijke populaire wijze, 11 weet, de wijze van SiedcAviedcwiet Jonbomsasa. JOB STEIJXF.N.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1936 | | pagina 5