J
mom
V
Onze Ambulance was
de beste van Ethiopië.
29e Jaargang - No. 52
22 Mei 1936
Oplaag 5000 Ex.
Algemeen Weekblad voor Bloenendaal, Overveen. Aerdenhout.
9 9
Bentveld, Vogelenzang, Heemstede, Haarlem en Santpoort-Station
AD VERTENTIEN
s—u,
ABONNEMENTEN
VADERLANDSLIEFDE.
Vredesgedachte.
J
Boekhandel D. GORTER
Romans en Kinderboeken
Onrechtmatige en recht
matige duurtelcfaehten,
nu en in vroeger tijden.
Het verbruik van rookgerei
neemt toe.
Daar staat de „doodstraf" op!
»-
ÏH'
HET BLOEMENDAALSCH WEEKBLA
s T<-
Advertentiënper regel t 0.15.
KRUIDNOTEN, kleine advertenties, 4 regels f 0.35,
bij vooruitbetaling. Elke regel meer f 0.10
BIJ CONTRACT BELANGRIJKE KORTING
Bureau voor Redactie en Administratie en Advertentiën:
KORTE KLEVERLAAN *5, BLOEMENDAAL
Telefoon 23453 - Postgiro No. 191387
Abonnementsprijs bij vooruitbetaling Tl.per halfjaar
Abonnementen kunnensteeds ingaan, maar zijn ver
bindend voor ket'loopende halfjaar.
Losse nummers f 0.0,5.
Voor velen is het tegenwoordig de groote vraag
of dit tegenstrijdige begrippen zijn. Men houdt
van zijn land, misschien ook van zijn vorstenhuis,
en men voelt zich verplicht dit land en dit vorsten
huis hoog te houden en te verdedigen, als het er
op aankomt. Aan den anderen kant ziét men
in een blijvende vrede het behoud van de Wereld,
Hoe nu dit vredesideaal te dienen, zonder zijn land
te verloochenen? Vloeit uit het internationalisme
niet voort: een miskennen van het eigen land?
Moet men niét als goed burger de wetten gehoor
zamen zonder voorbehoudWanneer het waar is,
dat een volk de regeering krijgt die het verdient,
moet men dan niet blindelings alle eisclien van
die regeering inwilligen?
Deze en dergelijke vragen dringen zich tegen
woordig sterker dan ooit op den voorgrond-Een
oplossing voor deze vraagstukken te vinden is inder
daad niet gemakkelijk. Om echter richting aan
te geven, kan men beginnen met 't begrip „vader
landsliefde" wat nader te beschouwen.
Vroeger verstond men hieronder'een verplichte
gehechtheid aan zijn geboortegrond en een bereid
heid om dien geboortegrond tegen ongewéhschte
'indringers te verdedigen. Later werd de grond
op zichzelf vaak vereenzelvigd mèt den staat:
„vaderlandsliefde", werd dus de betrekking van
enkeling tegenover de macht, die het geheel vormde
en tegelijk bestuurde. Dikwijls ontaardde dit
-gevoel in het beruchte chauvinisme, waarbij de ver
dienste van andere landen zooveel mogeli jk, ver-
.u#-" t P»toT' 'u vnVtvAWl* *yaiT~*-<- w
Bloemendaal, Tel. 22874
land X, dan mogen we niet denken: „ha, die
leelijke X-ers, i u zullen we eens toonen wat
Hollanders zijnGeografisch en particulier mag
men dus voor zijn land zooveel voelen als men wik
zonder in botsing te komen met liet vredesideaal
maar niet nationaal. Het wordt nu eindelijk tijd,
dat we gaan begrijpen dat we geen natie zijn,
wat insluit: een eigen'léger, een eigen vloot, een
aparte, op zich zelf staande macht, die zich van
de rest van de wereld los gevoelt, maar ledematen
van het groote lichaam dat Wereld heet, en dat
alleen gezond kan blijven als alle onderdeelen
goed functioneeren en. elkaar niet tegenwerken.
Als het dus op het nationale bewustzijn aankomt,
moeten we onze vooroordeelen opzij zotten, en
eindelijk tot de belijdenis komen:
m
„Ik ben geen Hollander,
Ilc ben een Mensch.
En alle menschen zijn mijn landgenooten."
'Bil het 'kat
rernotu .us-v;
t elgen lancA JWv«scraticëcïifi.
vergroot werden; dus een domme aanbidding
van het eigene. Dit gevoel van superioriteit alleen,
kon de menschen bezielen met de heilige overtui
ging, dat zij voor het Recht streden, tegen de
machten der duisternis, die andere landen waren,
die als zij ten oorlog trokken. Zoo degenereerde
dus het oorspronkelijk volkomen gerechtvaardigde
gevoel van eerbied voor 't eigen land tot een
oorzaak, om menschen uit een ander land te ver
moorden.
En tegenwoordig, nu men reeds, ondanks alles,
durft te droomen van de Yereenigde Staten van
Europa, komt men dan ook heel begrijpelijk tot
de vraag: is vaderlandsliefde niet uit den tijd,
heeft het begrip niet afgedaan
Als men hier met vaderlandsliefde een zacht
zinnig chauvinisme bedoelt, heeft het natuurlijk
zeer zeker wèl afgedaan, moet het althans afgedaan
hebben. Als wij in ons land zien: de verpersoon
lijking van al het goeds en schoons op aarde, en
zelfgenoegzaam ons er in vermeien, dat mij toch
maar tot die kranige Hollanders behooren, en
indien wij zonder critiek alle wetten als bevelen
van hooger hand aanvaarden, dan is vaderlands
liefde inderdaad een antiquiteit geworden, die
zoo gruw mogelijk in een of ander c itdlieidkundig
museum ondergebracht moet worden.
Maar als vaderlandsliefde voor ons beteekent:
liefde voor de plek waar men geboren is, dankbaar
heid voor degenen, die ons het leven hier mogelijk
maakten, dus voor den staat, en bereidheid oitt
dien staat offers te brengen, mits die niet tegen
hoogere eischen strijden, indien wij het eigen
land „öp willen stooten in de vaart der volken",
niet om met die volken te wedijveren, maar om
tezamen met hen te streven naar onderlinge ver
standhouding, dan is vaderlandsliefde geenszins
een vercuderd iets, maar een eerste vereischte
voor een gezonde samenleving, en dan is het
volstrekt geen tegenstrijdig begrip aan den
wereldvrede.
Het is heelemaal geen zondigen tegen het
internationalisme, als men bij het onverwachts
zien van de Hollandsche vlag midden op de Stille
Zuidzee een koude rilling krijgt, of wanneer men
aangedaan wordt, als men in Constantinopel het
Wilhelmus hoort spelen, evenmin als het verkeerd
zou zijn, wanneer men ontroerd werd, als men
in den vreemde opeens eenzelfde voorwerp zou
zien als men thuis had. In den grond is er geen
verschil tusschen de ontroering bij 't zien van
de vlag en die bij 't zien van een voorwerp, dat
men thuis ook had: in beide gevallen is het 't
gevoel van even weer „thuis" te zijn. Alleen is
het „thuis" in het eerste geval een thuis, dat men
met milliijcncn menschen gemeen heeft, en in
't tweede niet. Maar dit is slechts een kwantitatief
verschil.
Wij behoeven ook niet overdreven bescheiden
te zijn: we mogen er best trotseli op zijn te be
hooren tot een land, dat mannen als Oldenbarne-
veldt, Vondel, Rembrandt, Pierson, Kloos, Van
der Hoop heeft voortgebracht. We mogen ons
„Hollander" voelen, zooals we ons Nederlandsch
Hervormd of De Vries of Jansen voelen, ter
onderscheiding van andere groepen, maar we
mogen ons géén Hollander voelen tegenover Duit-
schers, Belgen, Engelschen, enz.
Als aanstonds, bij wijze van spreken, de oorlog
wordt verklaard tusschen Nederland en het
Het blijft door de eeuwen heen hetzelfde. Duurte
heeft altijd bestaan, en zal er in de verre toekomst
nog zijn. Duurte is slechts een begrip, een verge
lijking met tijd en levensstandaard. Want er zijn
nu eenmaal altijd van die menschen, wien het
woord „duur" op de lippen bestorven ligt. Tot
deze categorie behooren allereerst de huisvrouwen,
en dan nog wel veelal deze, die over een vrij ruime
beurs weten te beschikken. Als de groenteboer aan
de deur komt, begint het gepingel. „Man, wat ben
jij duur, vandaag, d'r liep net een in de straat, die
wel een halve stuiver goedkooper was met zijn sla,"
dan volgen de bloemenman, en de bakker, en de
melkboer, 't ijsco-mannetje, en de mijnheer met
de berlinerbollen, maar deze hebben een vast-
staanden prijs, en bij hen wordt de duurteklaeht
in een anderen vorm gegoten. „Zeg es, je geeft
me ook niet de volle maat", of „wat een kleine
broodjes, wegen ook maar amper hun gewicht!"
Een voortdurend dreigen met het gaan naar een
concurrenten als de deur dichtslaat, aan den
eenen kant een soort overwinning op de goedkoopte,
aan den anderen kant, een mopperen over dié
lastige huisvrouwen, die maar één woord kennen,
„duurte".
Dit als voorbeeld van een onrechtmatige duurte
klaeht, anno 1936.
In 1659 werd er, men noemde het in die dagen
een bewijs, geschreven, dat een predikant met zijn
huisvrouw niet van 500 gulden per jaar eerlijk
konden leven. Hier volgt een greep uit de uitgaven,
die als 't volgt stonden geboekt.
aen oly van olyven 2g. aen licht, soo kaerssen
als lampen 12g. aen mostaert en Swavelstock 1.10g.
aen boecken, papier, inkt en couranten 25.00g.
om de vier jaar een hembtrock van 8 gulden 's jaers
2.00g. dasjes en ansmutsen 2.00g. om de tien jaar
een mantel van sestich gulden 's jaers. 6.00g. aen
den armen 10 guldens 's jaers, 't is ruym een halve
stuyver daegs. de vrouw en mach de Diaconen nie
laten voorbij gaan, alsoo de man alle predicatiën
de gemeente tot mildadigheyt vermaent, so moet
sy een goede voorgangster wesen ofte daer soude
van de Diaconen op ghelet worden, die mochten
hen dan van gierichheyt beschuldigen ende volgen
dien voor een Afgoden Dienaar schelden.
Aan 't slot volgt dan een toepasselijke klaagzang
„den apostel Paulus seght, die den altaar dient,
moet daar af leven, den arbeyder is fyns loon
waedigh, ende men moet den Osch, die dorscht,
den Mont niet toebinden, waerom en versiet men
onze geestelijcke arbeyders, die als wachters over
onse zielen géstelt zijn, niet met een eerlijck salaris,
op dat se mogen gelyck van haer vereyseht wert,
gastvry zijn ende bij de lieden eerlyck te verschy-
nen, men behoort te gedencken, dat Samuel een
Syden Rock droegh. 1 Sam. 28c. vers 14.
De gezamenlijke uitgaven van dezen predikant
bedroegen per jaar 547.40g. Hij zegt dan verder
ook nog, om zijn rechtmatige duurteklaeht vol
komen te bewijzen:
Daer wort in bedcncken gegeven, als een Prede-
kant met syn Huysvrouw alleen soo veel noot-
saeckelijk van doen heeft, als hierboven ghestelt
is, hoe bekommert dat die moeten leven, die belast
-i:n met veel kinderen, en die anders geen midde-
ea van haer selven hebben.
We vragen ons nu af: de onrechtmatige duurte-
jdaeht teelt steeds heviger, maar de rechtmatige,
Y.oo een, als van dezen predikant, zijn eehtgénoote
én kroost, is, al wordt deze in vele gevallen niet
uitgesproken, (de vuile waseh moet men niet uit
huis doen) in talrijke gezinnen momenteel aan
wezig. Maar het helpt ons niet, bewijzen van onze
aarlijksche uitgaven te laten di ukken en aan
iiutorjtëiten te verzenden, deze manier passen
alken nog maar de allerarmsten toe, dan zijn de
leswijzen versjes en de autoriteiten, onbekende
brievenbussen.
Zou het kunnen zijn- dat wij op enkele punten
wat- al te passief blijven
's GRAVENHAGE, 20 Mei.
Volgens in de
vierde aflevering van het maandschrift van het
Centraal Bureau voor de Statistiek opgenomen
jcijfers werden in 1935 gebandérolleerd 1.428.770.000
sigaren, 4.008.972.000 sigaretten en 10.569.000
"K.'G. tabak.
Van'de in 1935 verbruikte sigaren moest voor
148.335.000 Sigaren 12 en voor 380.4-35.000
.'s garen 17 accijns worden betaald.
Het verbruik per hoofd der gemiddelde bevol
king is toegenomen van 153 sigaren over 1926 tot
174 sigaren over 1930, waarop een daling is gevolgd
tot 169 sigaren over 1935, van 317 sigaretten over
'.f>2,6,behoudens enkele gevallen van teruggang,
L-«t 475. sigaretten over 1935. Het tabaksverbruik
u§ iiaareilieg'en-K-ts &%•-»• -
nomen, over de jaren 1926 tot en met 1933 bedroeg
dit gemiddeld 1.5 K.G. en over de jaren 1934 en
1035 gemiddeld 1.3 K.G.
De totale verkoopwaarde vermeerderde- van
ruim f 152 millioen in 1926 lót ruim f 183'millioen
in 1930, waarop dalingen zijn gévölgd tot bijna
f 128 millioen in 1935. Deze sterke daling is in
hoofdzaak veroorzaakt door het meerdere gebruik
van gofcdkooperc soorten; sigaren,- sigaretten en
tabak, waartegenover een "sterke teruggang van
de duurdere soorten staat.
Voorts bli jkt, dat in 1935 van de totale gebande-
rolleerde' hoeveelheid sigaren 41 pet. een waarde
had van 1 0105 t/m f 0.10., sigaretten 59 pet. een
waarde had van f 0.01 t/m f b.03 ëri tabak 55 pet.
een waarde had van f 1.60 t/m f 8.—
Over 1926 waren deze vefhoudingscijfers nog
resp. 77.94 en 77.
In het eerste kwartaal van 1936 Werden geban-
derolleerd 360.204.000 sigaren -tégen 355.209.000
in het Ie kwartaal van het vori'g-jaar., 964.495.000
sigaretten tegen 951,504.000 in 1935 en 2.811.000
K.G. tabak tegen 2.477.000 K.G. in het vorig jaar.
Fietsen in het donker zonder
reflector eft zónder wit achter
spatbord kóst 'n paar gulden
boete (als de politie u ziet)
of... uw leven (als het verkeer
u niet ziet!) -
P.S. Wist- u, dat alléén „wit"
„wit" is..., („smoezelig"
of, „verroest" is dus. niet
Het hoofdbestuur van het Roode Kruis heeft
dezer dagen de dagrapporten ontvangen van
Dr. Winckel, den leider der Nederlandsche ambu
lance, over liet tijdvak van Zondag 29 Maart,
toen -onze ambulance nog in Dessie was, tot en
met Dinsdag 5 Mei, toen onze landgenooten zich
veilig en wel aan boord van „Palembang" be
vonden en in de Golf van Suez voeren.
Tal van feiten, welke in deze rapporten om
standig worden verhaald, zijn inmiddels reeds
lier te lande hekend geworden.
Wij volstaan dan. ook met enkele bijzondere
voorvallen nog aan die rapporten te ontleenen.
Hoe uitstekend onze ambulance ingericht was
blijkt uit de getuigenissen van enkele autori
teiten.
Dr. Melly, de thans overleden leider der Brit-
sche ambulance, gaf duidelijk uiting aan zijn be
wondering, toen hij na een bezoek aan het kamp
op Zondag 29 Maart tegen Dr. Winckel zeide
„Ik benijd u".
Later, op 15 April, toen dr. Winckel reeds in
Addis Aöeba was aangekomen en aan het Ethio
pische Roode Kruis mededeelde, dat de ambulance
zich terug moets trekken uit Dessie, trachtte de
vertegenwoordiger dezer organisatie hem daarvan
af te brengen en zeide, dat de Nederlandsche
ambulance de beste was, welke in Ethiopië was.
Afgezien van deze vriendelijke opmerkingen
blijkt uit de rapporten van Dr. Winckel wel
duidelijk hoe weinig medewerking de Ethiopische
autoriteiten eigenlijk verleenden.
Donderdag 9 April besloot dr. Winckel, naar
Addis Abeba te gaan om inlichtingen in te winnen
omtrent Ir. de Vries en de beide vrachtauto's,
van wie niet meer vernomen werd.
Het was weer de oude geschiedenis: uren wach
ten om toegelaten te worden bij den kroonprins
of bij diens secretaris, allerlei toezeggingen ver
nemen omtrent paspoorten, welke niet nagekomen
werden, om aan liet eind van den dag te consta-
teeren dat men nog evenver was als bij het begin.
Dinsdag 14 April, even voor donker, is Dr.
Winckel in Addis Abeba aangekomen, waar hij
eenige dagen gebleven is. Op Zaterdag 18 April is
hij vertrokken naar Sholameda om de nederland
sche ambulance op te halen, welke na zijn vertrek
overhaast Dessie moest verlaten.
De laatste dagen der ambulance was de
leiding bij dr. Bclmonte. Deze heeft over zijn
vertrek een rapport geschreven, dat Dr. Winckel
in zijn rapport heeft gevoegd. Wij nemen het
volgende er uit over:
Maandag 13 April wordt de tolk naar den
kroonprins gezonden met een brief, hij blijft
den heelen dag weg. Wij pakken en zoeken de
kostbare particuliere zaken, instrumenten en
geneesmiddelen bijeen. De muildieren komen
niet, patiënten vluchten weg en alleen met den
revolver is de orde op de zaal te herstellen. Ook ver
schijnen bombardeervliegtuigen. Door een en
ander wordt de algemeene opwinding onhoudbaar.
Ook enkelen onzer zijn nerveus, doch zij blijven
aan het werk, verbinden alle patiënten, van wie
enkele eischen, dat hun verband definitief wordt
verwijderd, terwijl vele nieuwe verwonden poli
kliniekbehandeling krijgen en daarna overhaast
weer verdwijnen.
De muildieren komen steeds maar niet, zoodat
wij zonder eenig vervoermiddel zijn.
Öogennlikkelijk ter audiëntie naar de kroon
prins, ik wordt ontvangen door den secretaris,
die mij eerst geen passen wil geven, omdat het
alles maar loos alarm is, op mijn aandringen
wil hij ze tenslotte wel geven, doch talmt ermede,
zoodat ik des avond om 9 uur ze nog niet heb en de
tolk met hem mede moet gaan, omdat ze thuis
geschreven zullen worden.
Iemand uit de omgeving van den kroonprins
vertelt me, dat de prins des nachts zal vluchten
en in een kort onderhoud zonder tolk verzoekt
de Prins mij, zoo spoedig mogelijk te vertrekken.
Ik ben er getuige van, hoe onder de grootste wan
orde 4000 geweren, patronen en geldsommen wor
den uitgedeeld.
Vliegmachines verschijnen en in de paniek
glip ik achter den secretaris in diens schuilhok,
hier en daar hoor ik roepen: „dood aan de vreemde
lingen". Mij wordt echter geen haar gekrenkt.
Op Vrijdag 24 April om 9 uur verlieten allen
Addis Abeba per trein, uitgeleide gedaan door
minder menschen dan verwacht was, daar een
uur tevoren een paar ltaliaansche bombarde
mentsvliegtuigen boven de stad verschenen waren.
Bij het vertrek van den trein vloog er een boven
het station en een boven den trein.
Zondag 26 April arriveerde de Nederlanders
in Tjibouti. De stad was overvol van lieden, die
uit Ethiopië kwamen en naar Europa wilden,
zoodat de Nederlanders per slot van rekening
wel een onderkomen vonden in hotel Continental,
doch met z'n zessen op één kamer met bij behoo-
rende voorgalerij moesten kampeeren.
Vrijdag 1 Mei scheepten zij zich in op de „Pa
lembang". De beide verplegers van der Honing
en Hagestein, zijn daar ziek geworden, Beide
kregen een kininekuur van 7 dagen.
De rapporten van enkele dagen vermeldden
echter, dat zij weer beter waren en het bed konden
verlaten.
Aan boord houden zoo schrijft Dr. Winckel
de berichten uit Addis Abeba over het vertrek
van den Negus, de plunderingen, enz. ons bezig.
Wij zijn zeer verontrust over het lot van de
Zweedsche, Noorsche en Finsche ambulance,
welke nog aan het Zuidfront stonden.
J.-k-J