Zondagmorgen A. G. G. M. GIORGIS Zn. Cosas de Esparta.0 „KLEVERPARK" 2 BLOEMEN DIE NIET GEPLUKT KUNNEN WORDEN. Van de Leestafel. De Burgeroorlog in zijn diepste oorzaken. f 1.25 ONTVLEKKEN EN OPPERSEN f 0.75 ALLÉÉN PERSEN SCHOORSTEENVEGERS RIDDERSTRAAT I8A ZWART HAARLEM - TELEFOON 13310 „Nu weet ik, wat het in ons is dat zalig wordt! Het is datgene, wat niet voor iets anders gebruikt kan worden Anker Larsen Iaat in „Heiliging" den kleinen Hans op een morgen ervaren, dat het voor-de- wereld-doelmatige in de dingen niet de kern van hun wezen uitmaakt. Heel fijn vertelt hij ons dit in het voorval met de margriet. Hans staat naar wilde bloemen op een greppelkant te kijken en gaat aan 't denken over die bloemen. Of liever de waaraeid van wat hij zal ontdekken dringt zich vanzelf aan hem op. „Margrieten! Wat is een margriet? Dat is een margriet. Dat kan niet anders zijn dan een margriet. Dat kan niet worden gebakken en gegeten. Die is alleen maar zalig". Dan komt de gravin en blijft ook naar de bloemen staan kijken. Als welopgevoede jongen had Hans er nu natuurlijk een paar moeten afbreken en de gravin aanbieden, maar deze gedachte ligt op dat oogenblik geheel buiten zijn bereik. En als een andere jongen erbij komt en 't wel doet, en Hans later een berisping van den meester krijgt, dat hij het niet gedaan heeft, zegt hij in vollen ernst: „Ik wist niet dat ze geplukt konden worden Natuurlijk valt deze uitlating volstrekt niet in goede aarde: in de klas groote hilariteit, de meester woedend. En toch heeft Hans op dit oogenblik één van de grootste waarheden in zijn leven ontdekt waar hij later steeds weer op terug zal komen. Jaren erna, als jonge man, ervaart hij hetzelfde met de roggehalmeneerst ziet hij datgene, wat nu eigenlijk waarlijk een roggehalm is, en wat in zekere nauwe betrekking tot hemzelf staat, dan is het ineens alsof alle halmen wegloopen en of daarvoor in de plaats andere komen, die er het zelfde uitzien, maar toch hetzelfde zijn, want dit zijn nu weer de gewonen, die geoogst en gegeten kunnen worden, die er zijn om gebruikt te worden, terwijl de eerste er alleen maar waren omdat ze niet anders konden; zonder eenige bijbedoeling. Van deze gedachte moeten ook wij ons steeds meer doordringen, want gewoonlijk zijn we één stuk utiliteit. Als we een viseh zien zwemmen denken we eraan hoe lekker hij smaken zou als hij gebakken was; als we een vos zien Ioopen, stellen we ons voor hoe goed zijn huid als kraag op onzen nieuwen mantel zou staan. Zelfs als we kunst geven, kunnen we ons dikwijls nog niet heelemaal losmaken van de gedachte aan succes en belooning, terwijl het toch moet zijn als Goethe zegt: „Ich singe wie der Vogel singt, Der in den Zweigen wohnet; Das Lied, das aus der Kehle dringt, 1st Lohn der reiehlich lohnet". Als ander voorbeeld ter verduidelijking zij het ons Veroorloofd enkele zinnen uit Schweitzer aan te halen„Het heeft diepen zin, dat Hij (Jezus) die organische verbinding tusschen de „ethische" daden der menschen en het Koninkrijk Gods, die ons zoo natuurlijk toeschijnt, juist niet legt. Dit beteekènt immers, dat wij „ethisch" möeten zijn, niet in de verwachting om daarmede een of ander doel te kunnen verwezenlijken, maar uit innerlijke noodzaak, om kinderen van Gods Geest te zijn en reeds in deze wereld in Zijnen Wil te komen". (Albert Schweitzer: „Christianity and the Religions of the World"). Niet alleen in de verhouding van den mensch tegenover de natuur en tegenover den godsdienst, op alle mogelijke gebieden zien wij deze neiging naar het zoeken van practisch nut, ook wanneer hier uit den aard der zaak geen sprake van zou behooren te zijn. In de kunst, in de wetenschap, altijd vragen wij: „waar dient het voor? Wat heb ben we er aan? Welk nut brengt het ons? Wat koopen we ervoor In meerdere of mindere mate, het maskeerend of niet, gaan we allen zonder uitzondering aan dit euvel mank. En toch zouden we, met eenig voorbehoud, kunnen zeggen, dat de hoogste waarde van iets misschien juist daarin ligt, dat het nergens voor dient. Iemand zei eens; Als je iets mooi vindt-, wil je er altijd iets vah hebben. Dit is maar al te vaak waar; zien we rijpe, glanzende appels, dan willen we er in bijten, of aan ruiken; zien we een bloem, dan willen we haar plukken; zien we iets aardigs in een winkel, dan zouden we het o, zoo graag koopen. En ook in de betrekkingen van de menschen onderling staan we eigenlijk heel onzuiver tegen over elkaar. Ziet een reeder een athletischen kerel met een prachtig gespierd lichaam, dan denkt hij allicht: „dien zou ik best kunnen gebruiken om mijn schepen te lossen". En dit is nu nog maar een gewone dienstbetrekking, maar zelfs in de Vriend schap en liefde zijn we zoo hebzuchtig. Als we van iemand houden, ook al is ons gevoel nog zóo oprecht, dan willen we toch iets van den ander. Is het liefde, dan wenschen we wederliefde en zelfs een huwelijk; maar zou de ware liefde niet die zijn, waarbij we dat niet wenschen? In de vriendschap willen we den ander zien, iets voor hem doen, hem onze gevoelens toonen, alle maal voor ons éigen genoegen, want het is totaal geen verdienste iets té doen voor iemand waar we. van houden: we hebben er zelf veel meer plezier van dan hijzelf. De toetssteen voor de ware vriendschap moet •ok zijn: begeerteloosheid. D.w.z. geen begeerte- ttoêheid, die in een doodsch willoos zijn ontaardt en die allen drang tot daden vernietigt, maar een, die ons niets van den ander doet verwachten, ten opzichte van onszelf. Als iemand ons sympathiek is, moeten we er tevreden mee zijn dat hij ons sympathiek is, het moet ons voldoende zijn dat hij bestaat, maar we moeten niet gaan hopen, dat hij in de een of andere kwaliteit iets speciaals voor ons zal worden. „Wat is een margriet? Dat is een margriet. Die kan niet worden gebakken en gegeten, die is alleen maar zalig". Geen mensch is er ooit voor een ander mensch. Hij is er, omdat hij er zijn moet en omdat hij niet anders kan, en iemand die ons „toevallig" sym pathiek is, is een bijzondere gave voor ons, die we geheel als „toegift" hebben te beschouwen, en niet als een mogelijkheid voor méér, steeds méér. Het is heel moeilijk om de menschen-bloemen altijd te zien als bloemen die niet geplukt kunnen worden, en toch moeten we ons daarop toeleggen met al onze kracht. De harmonie tusschen de rogge, die geoogst en die niet geoogst kan worden, zullen we immers pas kunnen begrijpen als we allebei de soorten beleefd hebben, en voorloopig zijn we alleen nog maar aan de eerste soort toe. Misschien in heel enkele oogenblikken bijna aan de tweede. Voor dit begrip is geen groote geleerdheid of inge wikkelde redeneering noodig; op den duur kunnen we het allen bereiken. Want de brug tusschen hemel en aarde is moeilijk te vinden, maar we weten, dat hij er is. En, zooals Larsen zegt: „De eenvoudigste mensch kan beide werelden bevatten zonder zijn verstand te verliezen, ja zonder er verschil tusschen te zien". En daarnaast staat er zoo heel simpel: „Hij dacht er over na, of juist dit niet beteekende, een mensch te zijn". „Haerlem", Jaarboek 1935. Met 428 leden en een aantal donateurs mag de Vereeniging „Haerlem", of, zooals ze ook wel genoemd wordt, „Oud-Haarlem", er zijn. Met haar zetel, De Hoofdwacht aan de Groote Markt, een bestuur, waarin verscheidene historici van beroep, en een secretaris als de heer P. A. Dijkema, last not least een echt-Haarlemschen voorzitter als de heer Jan Tadema, mogen wij deze vereeniging wel een der belangrijkste noemen die Haarlem e. o. bezit en zoo kondigen wij dan ook met groot genoegen de verschijning aan van haar jaarboek over 1935. Het is een als altijd keurig uitgevoerd werkje, 150 bladzijden groot, dat behalve alle vereenigings- nieuws, necrologieën bevat over prof. van Walsem, L. Modoo, Ir. Dumont, Breda Kleynenberg, Mgr. Aengenent, Jhr. Otto van Lennep, Mr. Dr. Noback en Mr. I. II. Tliiel. Mr. A. J. Enschedé herdenkt met aanhaling van een interessant document, het'150-jarig bestaan van de Kweekschool voor de Zeevaart en het daaraan verbonden Vaderlandsch Fonds ter aan moediging van 's Lands Zeedienst; mevr. Sterclc- Proot ontwart een door A. van Damme in zijn boek „De Buitenplaatsen van Heemstede" begane vereenzelviging van de luxe hofstede en de oude boerderij, resp. te Heemstede en nabij den Aerden- hout, beiden genaamd „Duin en Vaart", terwijl niet minder dan 60 bladzijden zijn gewijd aan de levensgeschiedenis van Mevrouw Anne Dorothéa van der Tholl, de vrouw van Conrad Busken Huet, door den heer R. Zuidema, den als wij ons niet vergissen meer dan 80-jarigen oud-leeraar der H.B.S. in Nederlandsch en Vaderlandsche Geschie denis; hij geeft daarbij een waardevolle lijst van boeken en geschriften, betrekking hebbende op de Huet's en de Potgieters en voor de letterkundige geschiedenis van Nederland in de 2e helft der 19e eeuw van belang. Dit laatste artikel is een met veel liefde, zonder acribie, geschreven document van historische waarde; voor de vrij kostbare opname waarvan de redactie van dit jaarboek dank en hulde verdient. Wij vinden daarin herdacht hoe en waarom Conrad Busken Huet de Waalsehe gemeente te Haarlem in den steek liet, de vriendelijke poging van wijlen Mr. A. J. Enschedé Sr. om Huet op zijn besluit te doen terugkomen, hoe Huet aan de Oprechte Haarlemmer werd verbonden door de Enschedé's „men zou ze haast lief krijgen", schrijft Potgieter, die „weten te waardeeren, wat der schare ontsnapt" (wat nog zoo is, vide de ver houding van den jongen mr. Jan en den dichter dr. P. C. Boutens). Er wordt gewag gemaakt van het nog bestaande huisje „Bellevue" aan de Kleverlaan en de ver huizing der Huet's van Bellevue via de tegenwoor dige Busken Huetlaan naar „Sorghvliet" aan den Bioemendaalscheweg, waar de Potgieter's (broeder en zuster) de Huet's vaak bezochten en waaraan mevr. Busken Huet haar geheele leven de heerlijk ste herinneringen heeft bewaard. Het geheel is een stukje zedengeschiedenis lezing en herlezing waard. De aardige bijdrage van ons raadslid Mr. A. J. Enschedé over de Zeevaartschool bevat o.a. cu- rieuse mededeelingen over de fusie op 1 December 1781 in het Sluis ter Hart te Halfweg gesloten tusschen de bestuurders van het zoo te Amsterdam «ls te Haarlem afzonderlijk gestichte fonds „die nende in 't algemeen ter aanmoediging van 's Wij ontvingen onderstaande beschouwing: De burgeroorlog, die sinds eenige weken bezig is, Spanje te verwoesten, geeft ons aanleiding aan dit land eene kleine beschouwing te wijden. Sinds de uitroeping der republiek in April 1931, is dit land niet tot rust gekomen. Wij willen hier citeeren een woord van Professor Unamuno, docent aan de universiteit te Salamanca, kort na den val van Primo de Rivera in 1929 door hem uitgesproken: „Als het volk de republiek wil, zal het die op straat moeten veroveren". Alphons XIII vermocht, ondanks zijn handigheid in schipperen en manoeuvreeren, zijn troon niet te behouden. Na de gemeenteraadsverkiezingen in April 1931, toen Madrid zich vrijwel unaniem voor de republiek verklaarde, moest de Koning, zij het met militaire eer, het land verlaten 2). Sindsdien is Spanje hoe langer hoe meer een prooi van wanorde en anarchie geworden. De oogenschijnlijke rust onder den eersten con- servatief-republikeinschen president Zamorra, die, gesteund door de ordelievende burgerij uit handel, industrie en wetenschap, de teugels van het nieuwe Spanje in handen nam, bleek in wezen slechts een schijnbare rust te zijn. Onder de oppervlakte krioelde het van belagersOntevreden en opstan dige generaals, grootgrondbezitters, die door te be- mocratische maatregelen hun bezittingen bedreigd zagen, ontevreden intellectuëelen, die de regeering van reactionnaire maatregelen beschuldigden, leden der Madridsche „partido socialistico", die op verdeeling van het grondbezit onder de boeren tegen een slechts matige vergoeding aandrong, de anarcho-syndicalisten, die zonder eenige schade vergoeding de onmiddellijke confiscatie van alle bezit eischten, streven naar autonomie van ver schillende provincies, die het centraal gezag van Madrid vrijwel verlamden, opstanden, werksta kingen, communistische propaganda, enz. Spanje dreef steeds verder naar den chaos. Het volk was sinds eeuwen door Overheid en Kerk steeds opzettelijk dom gehouden, iedere wetenschap, iedere ontwikkeling was uit den booze. Het land was in handen van eenige honderden Grandes, die öf in Madrid een prachtig paleis, óf een villa in San Sebastian bewoonden. De boer was bezitloos, slechts als pachter op de landerijen werkzaam, bij misoogst verdiende hij nauwelijks de eerste levensbehoeften. Tegenover de enorme rijkdommen der rijks- grooten stond de groote armoede van een milli oenen volk. Nooit-geziene grootgrondbezitters, bijkans legendarische figuren, die over zooveel macht beschikten, dat zij hun Koning met bedekt hoofd konden te gemoet treden: Zoo was het onder Karei V, zoo was het onder Alphons XIII. Er bestond weliswaar sinds 1873 (na den val van de eerste republiek), onder Koningin Maria Christina (Moeder van Alphons XIII) een schijn- constitutie, maar de boeren waren verplicht de candidaten te kiezen, die hun door de landheeren werden aangewezen. Liberale en conservatieve kabinetten wisselden elkander af, gelijk de dag op den nacht volgde. Zoo stonden ongeveer de zaken toen Primo de Rivera, Markies van Estella, naar de macht greep. Men zegge niet, dat de dictator Spanje slechts dieper in den put heeft geholpen. Ontegenzeggelijk heeft Primo, die meer een gemoedelijk mensch dun een dictator was, getracht orde te scheppen hei-vormingen in te éoeren. In de eerste plaats wilde hij in het officiersdorps, dat uitsluitend uit leden van den hoogen adel werd gecreëerd, de bevordering naar bekwaamheid invoeren en der halve breken met het funeste systeem van bevorde ring naar anciënniteit. Maar toen kwamen on middellijk de artillerie-officieren van Ciudad Real in opstanden de zaak bleef zooals zij was. Eveneens Primo's agrarische hervormingen, die aan den boer eenig landbezit wilden toekennen, liepen in het zand dood, want de Cacique (hoofd van een stands- of dorpsgemeente), legde de bevelen uit Madrid eenvoudig naast zich neer. Men kan óók anarchist zijn, zonder van bommen of pistolen gebruik te makenZoo maakte Primo zich gehaat bij het leger en bij het volk; hij moest gaan, eenigen tijd later Alphonso met zich meesleepend. Tengevolge van de industrialiseering had zich ook op het Iberisch schiereiland allengs een in- dustrie-proletariaat gevormd, hetwelk begrijpe lijkerwijze gaarne het oor leende aan de inblazin gen van revolutionnaire agitatoren. Maar de arbei ders, als overal elders, waren ook in Spanje verdeeld. De in Madrid gevestigde socialistische partij, geschoeid op de leest van haar West-Europeesclie zusterpartijen, trachtte den arbeiders door ont wikkeling een zeker zelfbewustzijn bij te brengen. Daar echter alle scholen in handen der Kerk waren, werden de kinderen van socialistische ouders geweerd, hetgeen mede een der oorzaken is geweest van het ontzettend groot aantal analphabeten in Spanje. Het behoeft daarom niet te verwonderen, dat vooruitstrevende elementen in Spanje zich in de socialistische partij teleurgesteld voelden. Wij zijn van meening. dat indien het gematigd West- Europeesche socialisme in den loop der jaren op de Spaansche arbeiders een grooteren invloed had kunnen uitoefenen, deze burgeroorlog zeker niet zou hebben plaats gevonden. Van veel grootere beteekenis daarentegen is de in de hoofdstad van Catalonië, in Barcelona ge vestigde „partido anarcho-syndicalistico de tra- bajo" (de partij der syndicalisten). Dit zijn de heeren van het „Marnisme-nu", van de directe actie, in den huidigen strijd gesteund door bommen werpers, desperado's en de beruchte „pistoleros". Het behoeft geen betoog, dat de beloften van deze agitatoren een magische kracht uitoefenen op het brein van den ongeletterden en onontwikkelden Spanjaard. Voegt men daarbij de actie, die thans ook door het communisme in Spanje wordt ont wikkeld, dan kan men zich ongeveer een voor stelling maken van hetgeen er te gebeuren staat, als deze heeren het voor het zeggen todden. Hoe deze burgeroorlog zal eindigen? Wij wagen ons aan geen enkele voorspelling. Zal Moskou zegevieren, of de uit Monarchisten, Cariisten, reehts-republikeinen, fascisten en conservatieven bestaande legers van Mola, Franco en Quiepo de Llano Zullen de Bourbons terugkeeren, evenals inder tijd in Frankrijk onder de leuze: „Wij hebben niets vergeten en niets geleerd?" Wij weten het niet 1 Op het moment, dat wij dit schrijven, hebben wij den indruk, dat Spanje in de toekomst nog voor zeer zware beproevingen zal komen te staan Cosas de Espana 1) Spaansche Zaken. 2) De Monarchistische stemmen uit de provincies werden door de republikeinen te Madrid eenvoudig ongeldig verklaard 1 VAN C0STUUM, JAS OF MANTEL KLEERMAKERIJ EN PERS-INRICHTING MR. CORNELISSTRAAT 100, TEL. 11061 REPAREEREN - VERMAKEN - KEEREN. Lands zeedienst, en in 't bijzonder ter ondersteu ning van de behoeftige weduwen der gesneuvelde zeevarenden, enz., ter gelegenheid van de roem ruchtige actie, tusschen het esquader van den toen- maligen schout bij nacht Zoutman, en den Engel- schen admiraal, Parkerk, voorgevallen. De fondsen werden vereenigd, en onder één bestuur gebracht. Dc Kweekschool voor de Zeevaart, later speciaal opleidende voor de handelsmarine, bemoeit zich sinds eenige jaren ook met de opleiding van onze verkeersvliegers. We treffen onder de commissa rissen van 1785 reeds namen aan, nu nog hier bekend, als Decker, Kops, van Scliuylenbureh. Wijnands, Teding van Berkhout en van der YlughL Onder de necrologieën troffen ons vooral die geschreven door de heeren Ir. Daniëls, Primo en van Liemt als raak typeerend. Over Mr. I. H. Thiel zouden we gaarne ook hebben gelezen wat bij zijne begrafenis door zijn vriend den heer de Klerk en door mevr. Thiel- Wehrbein gesproken is. Dat had hij wel verdiend. Wij eindigen met de opwekking door den secre taris der vereeniging „Haerlem" tot den lezer van het jaarverslag gericht: Steunt deze Vereeniging. Het adres is Frankenstraat 42, Haarlem. De contributie is niet hoog en de genoegens, die deze vereeniging haar leden verschaft, zijn vele. T. „Help Zelf", adresboek van Bloemendaal, 21e jaargang 1936. Deze week is verschenen de 21e jaargang 1936 van het adresboek voor de gemeente Bloemendaal onder redactie van Mr. P. Tideman, en waarvan de exploitatie in handen is van Drukkerij Timmer te Bloemendaal. De laatste uitgave van het Adresboek is in 1934 verschenen en heeft bijna twee jaar onmisbare diensten bewezen. Doch de wisselende bevolking maakt regelmatige vernieuwing noodzakelijk en de nieuwe jaargang zal door geregelde gebruikers gaarne ontvangen worden. De indeeling van het adresboek is dezelfde ge bleven. De redacteur, Mr. P. Tideman die Dinsdag j.l. het eerste exemplaar der nieuwe uitgave den waarnemend burgemeester heeft aangeboden zet in den 21sten jaargang het in de vorige uitgave begonnen artikel „Bloemendaal Oud en Nieuw" voort, waarin hij met het Bloemendaalsch Volks lied begint en met het Overveensch Volkslied, beide van onbekende vervaardigers, besluit.Tus- schen die poëtische ontboezemingen vinden we een opsomming van de bronnen die de schrijver voor de geschiedenis van ons land, in het bijzonder van onze streek, heeft geraadpleegd, en waarin de lezers die in geschiedenis belang stellen, allerlei wetenswaardigs kunnen aantreffen. Voorts verschaft de redacteur eenige interessante gegevens omtrent het belangrijke buitengoed Elswout te Overveen, door opgaande geboomte, aldus schr. beboscht duin, waterpartijen, weiden, vrucht- en pleziertuinen, en niet het minst door het oude poortgebouw aan de Elswoutslaan sedert 3 eeuwen een der meest bezienswaardige buitenplaatsen van ons land. In 1633 heeft de Haarlemsche laken-drapenier en twijnder Karei du Molijn of Moulijn, vermogend geworden door het huwelijk met de vrouw van zijn overleden patroon vijf morgen en 1768 rijnlandsche roeden grond ter plaatse gekocht, waarmee de grondslag voor Elswout was gelegd. Thans beslaat Elswout, als bezitting van de erven Van der Vliet, pl.m. 3500 hectaren. Het artikel is met een zestal fijne fotogramën verlucht. De meer zakelijke inhoud van het adresboek omvat de uitbebreide mededeeling van de Gemeente zaken voor een volgenden jaargang zou het misschien aanbeveling verdienen te vermelden door welke politieke partijen de raadsleden zijn afgevaardigd de diverse postbestellingen en -kantoren, stations H.IJ.S.M., de alfabetisch gestel de naamlijst van ingezetenen met vermelding tot welke kerkgenootschappen zij behooren, een alfabetische lijst van straten enz. in deze gemeente met wederom de vermelding van de bewoners dei verschillende perceelen, de lijst van eigennamen van buitenplaatsen en huizen met straatnaam en huisnummer, een handige lijst van beroepsadressen, de opsomming van ook te Haarlem en Heem stede gevestigde geneeskundigen (niet mindei dan 206!) en een scholen-, kerkgenootschappen en vereenigingenlijst. Drukkerij Timmer heeft de typografische ver zorging van het adresboek op bijzonder keurige wijze behartigd. Parkeerende auto's op rijwielpaden... pratende voetgangers en fietsers op den rijweg... op die manier móeten er im mersongelukken gebeu ren. Wat zoudt u hier- eti» van denkenIEDER OP ZIJN EIGEN WEGI

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1936 | | pagina 2