C. H. VAN LEERSUM
C. J. VAN DIGGELEN
De Jeugd van Koningin Wilhelmina.
9ullioer's Reizen.
Kunsthistorie
Vrijdag 2 September 1938
Van de Leestafel
Haarlem, Bloemhofstraat 7, Telef. 12815
PART. EN GEM. VERLOSKUNDIGE
Spreekuren: Dinsdag.. 3-4
Donderdag 7-8
ZONNEBLOEMSTR. 51 - HAARLEM
door
piet nieuwdorp.
mesopotamië.
Geschiedenis van Oranje, doorluchtig verteld door
Dra Anne H. Mulder, uitgave van „Kosmos N.V.",
Amsterdam.
Alexandre Dumas schiep zijn onsterfelijk ,,Le
trois Mousquetaircs", Henri Conscien zijn meester
rverk „De Leeuw van Vlaanderen"; bij beiden
werd vaderlandsche geschiedenis; omlijsting, ka-
rakterweergave der handelende personen: magis
trale schilderij. Dra Anne II. Mulder voert in haar
„Geschiedenis van Oranje", op overeenkomstige
wijze en stellig even spannend, ons Nederlanders,
het beeld voor oogen van dat belangrijke tijdperk
in onze geschiedenis, waarin het lot der Oranjes
verbonden is met dat van ons volk. Ook bij liaar
wijkt gesch iedenis op den achtergrond om plaats
te maken voor de hoofdpersonen en wel de Oranjes.
En in dezen heeft ze voor alles gezien en gegeven
den Mensch. Hierin schuilt de aantrekkelijkheid
van haar boek. Deze visie was het*» die haar be
zielde tot het oproepen van acht eeuwen geschie
denis van Oranje en uit die revue, op de liaar eigen
„doorluehte" wijze weergegeven, groeide dit be
koorlijk boek en tegelijk goed gedocumenteerd
stuk historie. Het speelt zich af in de paleizen van
Holland, waarin we, vanaf den kelder tot den zol
der, op ontdekkingsreizen gaan, waar vaak de
uitbundigste weelde heersclit, waar keizers en
landvoogdessen elkaar ontmoeten, waar men den
wijn schenkt in gouden bekers Een' andermaal
verplaatst het ons naar het slot te Dillenburg, waar
het gezin van Willem den Rijken en Juliana van
Stolberg leefde in een sfeer van sterke, onderlinge
verbondenheid en van degelijkheid tevens, waar
Willem van Oranje opgroeide. Het is geworden een
verhaal van burchten en wijnbergen, van statie-
karossen en révérences, van veldslagen en vuur
werken en overstroomingen, ja zelfs van moderne
techniek en van luchtvaart, maar, als gezegd,
bovenal een geschiedenis van mensclien.
En die menschen dragen harnassen en hermelijn,
pruiken en hoepelrokken, ze rijden paard en in
koetsen, één is er. heel vroeger, keizer geweest en
anderen werden koning; we vinden een zeeman
onder hen en studenten, or is Spaanse!) bloed bij
en Russisch, ze hebben steden belegerd en vrouwen
gekust, vloten uitgezonden en vuurwerken ont
stoken, kastcelen gebouwd en landen geregeerd,
kerken gesticht en er kun kinderen ten doop ge
houden, geleefd en geliefd en geleden. Het was dan
ook een tocht vol verrassingen en prachtvondsten,
door gedenk- en geschiedenisboeken, door genealo
gische tabellen en oude prenten, door musea en
paleizen, die schrijfster ziel) getroostte om haar
bouwstoffen te verzamelen voor een geschiedenis
van Oranje, zóó volkomen anders, dan de lezer ze
overal elders vindt verhaald. Ze beleefde dien
tocht als een feest en haar oogst verzamelde ze
tot een boeket vol dichterlijke charme gerangschikt.
Wanneer zij daarin, noodgedwongen een enkel
jaartal voegt, verontschuldigt zij zich over dien
schrik onzer schooljaren, met en sehalksch:
„Hebt uw vijanden lief, ook de jaartallen. Reeds
de titels der hoofdstukken dragen bloemrijke
namen, als: „Wenn nur cin Traum das Dasein ist",
of: „Children's Corner", of „Het Roek der Koni-
gen". In dit laatste hoofdstuk beschrijft zij onder
meer de kroning van Koningin Wilhelmina en juist
in verband met de a.s. kroningsfeesten treft ons
weer heel sterk de herinnering aan de troonrede,
die wel heel in 't bijzonder Haar troonrede was.
Immers de ministerraad had er een voor Haar op
gesteld, welke Zij zou moeten uitspreken, maar Zij
had die verworpen; Ze zette zelf een troonrede op
papier en die zou ze uitspreken. Eenzelfde ervaring
deden hovelingen en ministers op, toen ze Haar,
den avond voor de kroning wilden oefenen in het
uitspreken van den eed. „De eed is een daad van
het geweten en van het hart. Men oefent zich niet
in het afleggen van een eed". En daarom klonk
het zoo metaal-helder dien ochtend in de Nieuwe
Kerk: „Ik zweer dat Ik de onafhankelijkheid en
het grondgebied des Rijks met al Mijn vermogen
zal verdedigen en bewaren".
Dat was Koningin Wilhelmina.
Het kloeke boek, met vele illustraties naar oude
teekeningen en nieuwe foto's verlucht en in de
bekende fraaie „Kosmos"-uitvoering verzorgd,
is tegen den prijs van: gebonden f 3.50 in den
boekhandel verkrijgbaar. b.
Wij ontvingen een uitgave van de N.V. Leidsche
Uitgeversmaatschappij „Ons Koninklijk Huis
van 1880 tot 1938", gelegenheidsgedichten, uit
gekozen door M. S. Juynboll-Van Ysselsteijn. In
ons volgend nummer komen we op deze uitgave
nog even terug.
Suèle en Glacé Dimesjasjes
naar maat f 27.50,
Handel in Fijne Leersoorten
In het Noordwesten van het land tusschen
Euphraat en Tigris ontstond het Assyrisclxe rijk,
in het Zuidoosten het Babylonische.
Onwillekeurig gaan onze gedachten terug tot
Egypte. De geestelijke cultuur die aan de oevers
der Nijl bloeide, vond haar hoogste uitdrukking in
een gestileerde kunst en in een hoog ontwikkelde
industrie. Op ons „Avondlanders" maken deze
gedenkteekenen en overblijfselen een veel sterker
indruk dan die van Babyion.
Dit vindt zijn oorzaak deels door de schoonheid,
deels door het prachtig steenmateriaal, dat Egypte
bezat, en waardoor deze gedenkteekenen, die bo
vendien nog door het klimaat beschermd werden,
tot ons zijn gekomen.
Dat, wat van Babylon is bewaard gebleven,
maakt niet zoo'n sterken indruk op ons. Alleen e
Assyrische tijd spreekt in een grootere schoonheid
tot ons.
De Babyloniërs waren op leemaarde aangewezen,
slechts zelden zal men steen, hout of glazuur 111
hun kunst aantreffen.
Evenals de Assyriërs waren zij Semieten en zij
spraken dan ook een Semietische taal, maar achter
hun literatuur ligt een andere, in een taal geschre
ven, die men aanvankelijk als een soort ge e -
schrift opvatte, maar die later bleek de Sumerische
töB.1 te ziin.
Baby on was onder zijn laatste koningen een
prachtige stad, aan de verfraaiing, waarvan kos-
ten noch moeite waren gespaard en was geduren e
tientallen van eeuwen het eultuur-centrum
Klein-Azië. De rivieren Euphraat en ligns varen
voor het oude Babylonië, wat de Nijl vo° Egyp
beteekende. v
In het klimaat om de Perzische Golf, waar bijna
nooit regen valt, liggen de vlakten als kale, bran
dende woestijnen. t
Alle vruchtbaarheid is er afhankelijk van het
rivierwater. Daardoor werden kanalen bevloei
ingswerken vanzelf, tot den grondslag
cultuur in Babylonië. Tusschen de eindeloozesvla
ten lag oudtijds een net van kanalen, e
zijden waarvan hechte dijken waren opgev rp
als bescherming tegen de groote overstroomingen.
De bevloeiingswerken werden door slaven be-
dl<Boven op den dijk, in den felsten zonnebrand
stonden bruine, hall-naakte slaven, een stempel
„ingebrand" op de voorhoofden en striemen van
zweepslagen op de ruggen.
Zij werkten aan de sliadoef, de knarsende pomp;
een lange zwengel, met een zwaar gewicht aan den
eenen kant naar de velden toe en een groote emmer
aan den leant der rivier. Telkens, wanneer de emmer
geheel omhoog gehaald is, stort zich het, lauwe
rivierwater in een lange houten buis, die liet naar
de kanalen voert.
Slaaf en sliadoel' waren onmisbaar voor Babylo
nië. Achter den dijk wisselden koren- en sesam-
velden af met dadelpalmen. Overdag is de hitte
liier schrikbarend en ook de leemen hutten geven
dan geen verkoeling.
De geschiedenis van Babyion strekt zich uit
over een tijdperk van drie müennia, waarin groote
omwentelingen hebben plaats gevonden.
Onder de heerschappij der Sumericrs, welk volk
veel gelijkenis met de Egyptenarcn vertoon e,
werd reeds een hooge cultuur bereikt.
De verovering van Babylonië door oe Yves
Semieten geschiedde pl.m. 2000 jaar voor Christus.
Deze maakten Babyion tot de stad der steden.
Da periode van Babel's historie, die onder den
naam van het Oud-Babylonische Rijk bekend staat
en waarvan Hammoerabi de grootste koning was,
wordt beëindigd door de verovering van volks-
stammen uit Klein-Azië (1750 v. Chr.) Dan, na
een strijd, van eeuwen, wordt Babyion verwoest
door de Assyriërs onder koning feenacherib,
In 625 v. Chr. herovert koning Nabopalassar
de stad op de Assyriërs. Uit den tijd van diens
zoon Nebukadnezar dateert het Babyion, dat ons
thans door opgravingen bekend is.
Nebukadnezar was niet alleen een groot veld
heer, doch tevens een groot bouwmeester, en wan
neer men dan ook spreekt van „Babyion met zijn
hangende tuinen", denk men daarbij aan het rijk
onder dezen vorst. Hij had een prinses van het
volk der Meden gehuwd, die echter zeer naar haar
vaderland terug verlangde. Om haar nieuwe ver
blijfplaats aantrekkelijker en voor haar vertrouwe
lijker te maken, liet hij toen een park aanleggen, dat
den naam „hangende tuinen" kreeg en herinnerde
aan de beboschte bergen van Medië.
Het geheel was terras-vormig van aanleg (één
van de zeven wereldwonderen) en is dus als een
beboschte berghelling met kunstmatige bevloeiïng
voor te stellen. De belangrijkste opgravingen in
Babylonië zijn verricht door den Franscliman
De Sarzec, die tusschen 1877 en 1900 in den heuvel
Tello groef, waarbij vele belangrijke vondsten, als
beelden en reliefs gedaan werden. Zijn werk werd
voortgezet door den Amerikaan Hilprecht. Deze
deed opgravingen te Nippur. De opgravingen van
Nippur vormen te zamen met de opgravingen van
Sarzec de geheele basis van onze kennis omtrent
de Sumeriërs.
De opgravingen hebben aangetoond dat Baby-
Ion omgeven was door drie muren, waarvan de
buitenste, die de jongste was, tc zamen met de
Euphraat een vierkant buiten om de stad vormde.
Door de muren voerden vele poorten, waaronder
de beroemde Isjtarpoort.
Deze poort lag aan het einde der z.g. processie
straat, waardoor ieder nieuwjaar de godenbeelden
in plechtigen optocht werden gedragen.
De poort is 12 Meter hoog en prachtig versierd
met gekleurde afbeeldingen van dieren, leeuwen en
draken, terwijl de processiestraat, merkwaardig
is, omdat zij het oudste bekende voorbeeld van
geplaveide straat is.
Van de vele tempels noemen we de „Esaglia"
d.i. „het huis dat het hoofd oplicht", Babylon's
hoofdtempel.
De Duitschers hebben vooral in „Assur", de
oudste hoofdstad van Assyrië opgravingen ver
richt. Zoo is een aantal opschriften gevonden,
waaruit wij ongeveer 1000 jaar tot dusver onbe
kende Assyrische geschiedenis te weten zijn geko
men, Belangrijk, waren ook de vondsten in het
land van Ur en den heuvel „Teil el Obeid" ongeveer
een mijl daar vandaan.
Uit de voorstellingen op reliefs zien we, dat de
kunst in Assyrië steeds een verheerlijking der
vorsten beoogt.
Zooals in Egypte zijn de kleuren bij relief en
decoratieve wandschilderingen, d.w.z. dezelfde.
De Assyriër kent voor de menschuitbeelding eigen
lijk maar twee typen. De man met en zonder baard.
De vrouw wordt zelden uitgebeeld.
Met de verovering van Babyion door de Perzen
vond de Mesopotaamsche kunst haar einde.
o
Haarlemsche Diner-Vereeniging
Tel. 14393, Bakenessergracht 27, Haarlem
Vleesch, groente, aardappelen f 0.90
Idem met soep of toespijsf 1.05
Idem met soep en toespijsf 1.20
(Omzetbelasting en bezorgloon inbegrepen)
Dagelijks keuze uit minstens 3 menu's.
Alleen le kwaliteiten en roomboter.
Somber lagen de schaduwen over Nederland, toen
zoo kort na elkaar de zoons van den reeds grijzen
koning YVillem III ten grave gedragen moesten
worden. Het Nederlandsehe volk, dat er zoo zeker
van was, dat de opvolging van het Huis van Oranje
gegarandeerd zou zijn, zag zich plotseling zijn
zekerheid ontnomen en het slaakte een zucht van
verlichting, toen uit het tweede huwelijk van den
vorst met H.K.H. Prinses Emma van Waldeck
Pyrmont, den 31sten Augustus r an het jaar 1880
een dochter werd geboren, die volgens het oordeel
der geneeslieeren zeer gezond en welvarend was.
De oude koning was niet sterk en men voelde wel
dra, dat hij het niet lang meer maken zou. Reeds op
haar tiende jaar moest het prinsesje haar vader
missen. Daarmede stond tevens vast, dat zij, im
mers zoo eisclite de Grondwet het, terstond bij het
bereiken van de meerderjarigheid, d.w.z. op acht
tienjarigen leeftijd, de regeering zou moeten aan
vaarden. Met het oog hierop heeft de Koningin-
Regentes Emma, zich alle moeite getroost, haar
dochter een degelijke opleiding te geven.
Men kan zeker niet zeggen, dat de opleiding,
die Hare Majesteit genoten heeft, een gemakkelijke
geweest is. Zij was bijzonder veelomvattend. Reeds
op jeugdigen leeftijd werd een aanvang gemaakt en
naarmate de jaren verstreken kwam het onderricht
op steeds breeder basis te staan. Terecht was
Koningin Emma ervan overtuigd, dat haar dochter
meer zou moeten weten dan andere meisjes van haar
leeftijd. Wanneer een ander kind nog vroolijk en
onbezorgd buiten speelt en er zich onbewust van is,
dat eens het moeilijke leven hem zal opeisclien,
wordt een koningskind reeds opgevoed voor zijn
taak. Zoo is het ook het jonge prinsesje Wilhel
mina gegaan, dat zoo graag met haar pop speelde.
Die eerste jaren was zij voortdurend in gezelschap
van Mej. Liotard, een Fran5aise, waardoor de
prinses spelenderwijs eenig Fransch leerde. Later
werd de opleiding toevertrouwd aan baronesse
van Heemstra, en daarin bijgestaan door de
Engelsche miss E. Saxon-Winter. Van tijd tot tijd
bezocht de prinses de klasse om daardoor mede
profijt te trekken van de voordeelen, die klassikaal
onderwijs biedt boven privaatlessen. Piano onder
richt werd gegeven door den heer Stortebeker.
Op haar, zesde jaar maakte de prinses voor het
eerst een buitenlandsche reis.
Reeds als kind bezat onze vorstin de gaven, die
wij tijdens haar veertigjarig bewind zoo dikwijls
tot uitdrukking zagen komengroote belangstelling
helder inzicht en een geniaal geheugen.
Toen het prinsesje ruim zes jaar oud was, zeide
wijlen koningin Emma tot het Ilaagsche school
hoofd, den heer Gedeking, dat zij verlangde haar
dochter een nationale opvoeding te geven. Tot
April van het jaar 1896 heeft de lieer Gedeking de
prinses les gegeven. In datzelfde jaar legde zij de
geloofsbelijdenis af in handen van Ds, Flier, die
sedert geruimen tijd haar godsdienstonderricht
gegeven had, nadat de eerste beginselen daarvan
gelijk vanzelf spreekt, door de Koningin-Moeder
aan haar dochter waren bijgebracht.
Reeds twee jaar tevoren was den bekenden Leid-
selien hoogleeraar Prof. P. J. Blok verzocht de
prinses verder en dieper te willen instrueeren op
het gebied der Vaderlandsche geschiedenis. Immers
deze historische kennis van het eigen land, zou de
grondslag moeten vormen voor haar levensbeschou
wing als vorstin.
Koningin Emma stelde zooveel belang in de
essen, dat zij deze zelf bijwoonde om het behan
delde nadien met haar dochter te kunnen bespre
ken. Bij dit onderricht werden de historische feiten
en godsdienstige geschiedenis van Nederland bij
zonderlijk geaccentueerd, zulks op uitdrukkelijk
verlangen van de Koningin-Moeder. Beschrijvingen
van veldslagen en dergelijke werden zooveel mo
gelijk achterwege gelaten. Daarentegen werd aan
de sociale ontwikkeling van Nederland, aan het
cultureele gedeelte, veel aandacht gewijd.
Gedurende de eerste maanden van het jaar 1898
ontving de prinses lessen van generaal Kool, ter
instructie over de bedoeling van het leger, terwijl
de Schout-bij-Nacht Stokliuijzen bij de behande
ling van de marine-aangelegenheden veel aandacht
wijdde aan loodswezen, handelsscheepvaart en der
gelijke zaken. Voorzoover wat het onderricht van
onze Koningin betreft.
Al wordt op de opvoeding van een koninklijke
telg natuurlijk altijd een bijzonder stempel ge
drukt, toch zijn zij dikwijls in vele opzichten gewone
kinderen. Zoo hield de prinses, als zooveel andere
meisjes veel van haar poppen. Het was een echt
poppenmoedertje. Dikwijls kwamen de kinderen
van de leden der hofhouding op bezoek. Bij die
gelegenheden werd er druk gestoeid, blindemannetje
gespeeld, en wat kinderen al niet meer voor spel
letjes onder elkaar doen. Op dergelijke oogenblik-
ken bestond er geen onderscheid tusschen het
vorstelijke kind en haar vriendinnen. Van haar
poppen hield zij echter wel het meeste.
In het kinderhart kwamen allerlei aardige wen-
schen op. Zoo wilde zij op zekeren dag een geitje
hebben, om daarmede uit wandelen te gaan. Al
spoedig was zij de gelukkige bezitster van twee
witte geitjes, met fleurige roodleeren halsbanden,
met welke dieren men haar in de tuinen van liet
paleis liet Loo kon zien wandelen.
De eerste levensjaren heeft de prinses voorna
melijk oj) dit paleis doorgebracht, daar haar vader
Koning Willem III hier bij voorkeur vertoefde.
Deze was zeer op zijn dochtertje gesteld en liet
b.v. voor haar in den tuin van het Loo een klein
Zwitsersch chalet bouwen, over welk domein de
toekomstige koningin meesteres was. Het was zoo
keurig ingericht, dat zelfs groote menschen, als zij
voorzichtig waren, zich daarin konden bewegen en
wanneer zij wilden, konden uitrusten in de pop
perige stoeltjes. Zoo kreeg prinses Wilhelmina van
haar vader eveneens vier Shetlandsche ponnies met
twee rijtuigjes. De dieren kregen de volgende
namen Baly, Blackie, Brownie en Puk, terwijl de
eerste al spoedig de uitverkorene werd.
Ilet is bekend, dat Hare Majesteit, behalve een
groote liefde voor dieren en al wat natuur is, die
liefde van tijd tot tijd weet vast te leggen met tee-
kenstift en penseel. Op aandrang van liaar om
geving is zij er enkele jaren geleden toe overgegaan,
een en ander uit haar Yverken te exposeeren. Ten
zeerste Yvas te prijzen, dat de Koningin hieraan
tevens de belangen van den kunstenaar in nood
verbond. Die aanleg voor teekenen en schilderen
werd reeds op haar tiende jaar ontrvikkeld en ge
vormd door den heer T. Jansen, onderdirecteur
van de Academie voor Beeldende Kunsten te
's Gravenliage. In de tuinen van de paleizen het
Loo en Soestdijk heeft zij met dezen leermeester
heel wat afgeteekend en afgeschilderd. Daarna
rustte op de schouders van den heer Dr. C. Hofstede
de Groot de aangename taak de prinses in te lei
den in de kunstgeschiedenis, welk onderricht werd
geïllustreerd door het bezoeken van musea.
m*.
145.
Gulliver begreep er niets van. Toen plotseling
ontdekte hij waarom de bootsman zich zoo raar
gedroeg. Daar vlak bij hem stond zoowaar Roco.
Verbaasd nam Gulliver den Lilliputter op. „Waar
146.
Verbaasd nam Gulliver den Lilliputter op „Waar z^.^^ke wat je kin <^n
kom jij zoo gauw vandaan? Heb ik je dan niet 1 :e ]j]cjne vrienden te laten zien. De bootsman ver-
Lang was de bootsman niet weggebleven. Hij
kwam opgewonden terug, omringd door alle op
varenden van het schip. Ook de kapitein was erbij.
Roco was intussclien voor de veiligheid in Gulliver's
zak gekropen. De kapitein tikte Gulliver op zijn
schouders en zei: „Het beste wat ie kan doen is;
O "Jr- O——
gezegd dat je in die kist moest blijven? Nu zijn
jullie niet meer veilig aan boord. Want als de op-
Varenden jullie kwaad gezind zijn, dan gebruiken
ze jullie voor hun pleizier".
SGUUUUL1S Lil /.Cl) ,,I1CI> UC91C WO.L. JU ïvau uut-u lBm
je kleine vrienden te laten zien. De bootsman ver
telt zulke rare verhalen! Eenige oogenblikken
later bogen allen zich met een verwonderd gezicht
over de marcheerende Lilliputters op dek. De
bootsman gaf Gulliver een stevige klap op de
schouders cn zei: „Villedraaier, je hebt groote
avonturen beleefd, hoor. Ik neem m'n hoedje
voor je af".
WOPLEVER AMCIL-R<5
PLEIN 35 Zo T E M PEIIE RIT R A AT
Ztxhutf 1 i&uMltöp