BALM NU IJ T P. RIJNIERSE ZOON OÊ W^cht Rats, Kuch en Boonen... IAAL tveld J. F. KROONE Zondlaigmor^eini BRENG VREDE IN UW HUIS DOOR BLOEMEN Voor de komende Feestdagen liening TALING 33e Jaargang - No. 29 Vrijdag 15 December 1939 Oplaag 7800 Ex. Algemeen Weekblad voor Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout, Bentveld, Vogelenzang, Heemstede, Haarlem (Kleverpark en Ramplaankwartier) en Santpoort-Station ZIJLWEG 13, Aannemers-, Timmer-, Metsel-en Schildersbedrijf, OVERVEEN ZIET ONZE ÉTALAGE BLOEMENMAGAZIJN „DE DAHLIA" ZIET ONZE ÉTALAGE VERBINDINGSWEG 12 W. BEUNDER TELEFOON 22338 D ROG I S TER IJ „DE ADELAAR" ns en en )St te en ge en int ht. es, EM ng is bij BOKKING. 4 INMAAK ïf. 10330 isweg 24 ÈLIÜ ierd ailing tede 180 e adres 1 rijwiel >N 12943 onovertrefbaar HET BLOEMENDAALSCH WEEKBLAD ADVERTENTIEN Advertentiën per regel t 0.15 KRUIDNOTEN, kleine advertenties 4 regelsf 0.35 bij vooruitbetaling. Elke regel meer f 0,10. BIJ CONTRACT BELANGRIJKE KORTING Bureau voor Redactie en Administratie en Advertentiën: KORTE KLEVERLAAN 64, BLOEMENDAAL Telefoon 23453 Postgiro No. 191387 ABONNEMENTEN Abonnementen bij vooruitbetaling t 1.— per half Jaar. Abonnementen kunnen steeds ingaan, maar zijn ver bindend voor het loopende halfjaar. Losse nummers t 0.05 TELEFOON 10961 (8%121%6). bulten Kantooruren en b.g.g. 14103 Tuinaanleg Vaste Plantencultuur Telefoon 14423 Woonplaats: Oranje Nassaulaan 6, Overveen Kweekerijen: Bl.tjaaischeweg en Donipvloedslaan ii We 'willen heden ernstig waarschuwen tegen een verkeerd taalgebruik, dat in ons vaderland dreigt in te burgeren. Het heeft betrekking op de be grippen: geweld, recht en macht. Sommige Nederlandsche schrijvers hebben de gewoonte aangenomen, recht en macht tegenover elkaar te stellen, waarbij zij het woord macht gebruiken voor het begrip geweld. Wij kwamen dit misbruik zelfs tegen bij een Nederlandsch hoogleeraar, een vruchtbaar schrijver. Dit kan tot eindelooze misverstanden leiden. En als wij iets moeten beproeven, terwijl wij met elkaar en voor elkaar op-wacht-staan voor de onafhankelijkheid en de zelfstandigheid van ons volk, dan is het dit: elkander te verstaan. We zullen in dezen tijd nooit samen één volk kunnen gaan vormen of blijven vormen, tenzij wij met elkaar onze gemeenschappelijke taal zuiver en juist gebruiken. Bij onze Oostelijke naburen moge het aan ons het recht, d.w.z. het gebied van datgene, wat wij menschen in de samenleving tegenover elkander doen mogen, en moeten. De inhoud van dat gebied is na het begin onzer jaartelling niet meer het gebied van het geweld, van heeren en slaven, van vuistrecht of van natuurlijke kracht zonder meer, van domheids macht. Na Christus is in Europa tusschen menschen nog alleen maar plaats voor de zedelijke, de moreele krachten, zooals die van het Recht. Na Christus kan in Europa van verzoening tusschen Recht en Geweld nimmermeer sprake zijn. Het Recht maakt zichzelf ook steeds meer los van alle ge weld. Ook op het gebied van het Volkenrecht. Terecht zei de onlangs Lord Halifax: „Alvorens thans een Frcdes-conferentie bijeen kan komen, moeten de deelnemers allen verstaan, dat geweld verkeerd is. Terecht zeide onlangs de voorzitter van het Permanente Hof van Internationale Justitie: „In laatste instantie hangt de uitoefening van de internationale rechtspraak af van de bereidheid (der regeeringen en der volken), om aan de wet (het recht) te onderwerpen al hetgeen kan en moet worden gered van de beslissing van het Geweld. Vrede'en Recht en Macht, dat zijn samen de tegenvoeters van het geweld. Het Recht is zich zelf alleen ten voeten uit, indien het met het ge zag der van God gegeven overheid, behalve de zedelijke macht tevens de moreele kracht bezit van den eveneens door God geleiden wil der samenleving, zich steeds minder bedienende van geweld. Maar het geweld zonder meer is de domme kracht zonder meer. Recht, macht, gezag en goede zeden, zij leven op een hooger plan, dat het nergens heerlijker dan van onzen Kokkie, maar voor sigaren of sigarettendaarvoor moet je bij Paarlberg wezen! Sigarenmaga zijn, Bloemendaalscheweg 119, hoek Dr. D. Bakkerlaan, Telefoon 22628. De eeuwige rest „Wat mijn Vader Mij gegeven heeft gaat alles te boven, en niemand kan iets rooven uit de hand mijns Vaders." Joh. X 29. Toen onder Achaz' regeering in de achtste eeuw voor Christus het kleine Juda door een dubbele overmacht van Arameeërs en Israëlie ten werd bestookt, „trilde's Konings hart en dat Zijns volks, gelijk de boomen des wouds trillen door den wind." Al hun zekerheden brok kelden af: een huis was niet langer een huis het kon morgen een puinhoop zijn. En hoe sterk zouden de muren van Jeruzalem blij ken? -i- Volk en Koning sidderden. Toen kwam daar op een morgen een man aangewandeld, gekleed in een haren mantel, buiten de stadsmuren in het vrije veld; hij wan delde kalm en fier den Koning tegemoet, en hij had zijn zoontje aan de hand, en het kind heette Sjeaar-jasloeb. Een-rest-bekeert-zich. Deze man was de profeet Jesaja, die uit naam van den Heer den Koning kwam aanzeggen: „Zorg kalm te blijven. Vrees niet, en uw hart worde niet week. Vertrouwt gij niet op Mij, da houdt gij het niet." Jesaja leefde niet minder dan wij in een tijd van oorlogen en oorlogsgeruchten. Hij liet zich echter noch door werkelijke, noch door denkbeel dige gevaren in verwarring brengen, en hield niet op zijn vast geloof in de toekomst aan zijn tijdgenooten te verkondigen, terwijl hij hun voorhield dat slechts in rustig afwachten en Maar een algeheele ondergang zal het niet worden, zoomin als God ooit een algeheelen ondergang over de menschheid heeft gebracht. Altijd weer zal er uit de zondvloed één kleine, o zoo kleine groep uitverkoren worden mis schien omdat zij de knie nog niet voor den Baal hebben gebogen, misschien ook alleen om dat toch iemand Gods werk moet voortzetten. Misschien zijn de uitverkorenen volstrekt niet de rechtschapenen waar zouden die nog te vin den zijn? Wellicht zijn het ook slechts Noac'ns, die onmiddellijk na hun redding God weer ver geten. Maar toch werd met Noach het Ver bond gesloten, het Regenboogverbond, dat het teeken zou zijn dat de aarde toch altijd op een of andere wijze, zij het ook met nog zoo'n dun draadje, aan den hemel verbonden zou blijven. Jesaja geloofde in dit dunne draadje, hij wist dat het onaanrandbaar was, zelfs voor onze ongerechtigheid. Dit geloof wees hem „de eenige veilige plaats in de overstroomende stad": hij verkondigde dat de Heer het doen zou. Middenin het oorlogsrumoer sprak hij over den komende Vredesvorst. Hij zag hoe eenmaal alle volken zouden samenstroomen naar den Gods- berg, die dan aan de spits der bergen zou staan: „Dan zal Hij scheidsrechter zijn tusschen de [natiën, en talrijke volken terechtwijzen; zij zullen dan hun zwaarden tot ploegscharen [omsmeden, hun speren tot sikkelen; geen natie zal meer tegen een andere het [zwaard opheffen, en zij zullen den krijg niet meer leeren." Maar hij verliest zich niet aan dit visioen, aan den eeuwigen droom der menschheid. Hij staat in de werkelijkheid en vergeet den afs' id niet die zijn tijd nog van dit Godsrijk scheidt. Hij weet dat voorloopig de krijg nog wèl geleerd zal worden en dat het onrecht zal regeeren, ook in zijn eigen land. Maar in den naam van Zijn zoon slaat hij de brug naar de toekomst: Een-rest-bekeert- zich. Een kleine groep zal de kaarsvlam door storm en regen en erger gevaren heen moeten dra- woord „geweld" verwante „Gewalt", bijv. in de rechtstaal nog gebezigd worden om het be grip: macht uit te drukken, wij Nederlanders zijn, om zoo te zeggen, daarover reeds lang heen. Uit de 19e eeuw herinneren wij ons alleen het woord provoost-geweldige als taalgebruik, waarbij het woord „geweld" diende om uit te drukken zekere macht. Het was de titel van den bode bij de stedelijke Schutterszaal, die de macht had om overtreders in arrest te doen stellen. Dat deed dan de Politie, „de sterke arm". Het is alleen deze sterke macht, die naast de Weer macht in vooraf nauwkeurig omschreven ge vallen van uiterste noodzaak over mag gaan tot het toepassen van het laatste en minste middel tot afdwingen van den Staatswil: het geweld. Dat geweld moge dus een logisch uitvloeisel schijnen van de Staatsmacht, in wezen is het dit niet. Integendeel. Macht (U denkt maar aan het werkwoord mogen, waarmee dit woord samen hangt) en geweld zijn in wezen tegenvoeters; misschien is het juister te zeggen, dat zij behooren tot een verschillende sfeer. Geweld is brute kracht zonder meer, geweld behoort tot de natuur der dingen. Macht behoort tot de zedelijke orde, de orde der menschelijke samenleving, evenals het Recht. Geweld gebruikt men om iemand met wie men niets te maken heeft, in zijn kraag te pakken, uit zijn huis te sleepen en in een concentratie kamp op te sluiten. Geweld gebruikt men om een torpedo af te vuren op een schip van iemand en met goederen van menschen tot wie men in geen enkele ver houding staat, zelfs niet die van ruzie. Geweld gebruikt de schoolmeester, die geen orde kan houden en ook zichzelf niet beheersehen kan. Geweld gebruikt de voetballer, die niet kan uitstaan, dat hij den bal mist en uit kwaadheid dan een tegenspeler verwondt. Geweld gebruiken de walvischvaarders, die de ijszeeën leegmoorden, de goudzoekers, die Cali- fornisehe bergen opblazen met de ydillische dorpen daarboven, op zoek naar goud tusschen de gesteenten. Geweld gebruikt men uit onmacht. Maar dit laatste, zegt ge, geschiedt toch met toestemming der bevoegde overheid en dus met recht 1 Hier naderen wij het gebied van de macht. VBn het mogen, en komen we op het gebied van lagere, ook dat van het geweld, te beheersehen heeft. Een tegenstelling te scheppen tusschen Macht en Recht is dus een verkeerd taalgebruik. De tegenstelling bestaat tusschen Macht en Recht eenerzijds, Geweld en Domheid anderzijds. De volgende week over het Recht en de Macht van den onzijdige tusschen oorlog van anderen. ANAX. VOOR GOEDE EN ACCURATE BEDIENING v-V't-r-' -* ROLLANDSLAAN 57 - TELEFOON 19806 BLOKLEIDERS AERDENHOUT. blDe onderafdeeling Aerdenhout-Bentveld der Nederlandsche Vereeniging voor Luchtbe scherming heeft de blokindeeling van haar terrein goed aangepakt, en een overzichtelijk kaartje huis aan huis doen verspreiden, waarop de in- decling precies is aangegeven, met den raad dit kaartje duidelijk zichtbaar in de woonkamer tegen den wand te bevestigen. Haar terrein wordt begrensd: ten Westen door de grens Zandvoort- Bentveld, ten Oosten door de grens Haarlem- Heemstede; ten Zuiden door de grens Heemstede en ten Noorden door de scheiding Aerdenhout/ Overveen. Hoofdblokleider is de heer C. Sehuttevaer, Klapheklaan 5, Aerdenhout. Blokleiders zijn de heeren: lllok I en IItijdelijk Jhr. van Dedem, Boeken- rodeweg 6, Aerdenhout. Blok III: Jhr. van Dedem. Blok IV: Mr. P. J. Prinsen Geerlis, Dahlialaan 20, Aerdenhout. Blok V: J. de Lugt, Langelaan 3, Aerdenhout. Blok VI: de heer G. Maks, huize „De Schulp". Blok VII: Ir. D. C. Noppen, Klapheklaan 1, Aerdenhout. Blok VIII en IX: Mr. A. L. van Zwijndreeht, Westerlaan 8, Aerdenhout. vertrouwen hun kracht zou bestaan. Deze in nerlijke rust putte hij niet alleen uit zijn helder politiek inzicht, dat eerder dan de anderen het voor Juda reddende ingrijpen van Assyrië voor zag, doch in de eerste plaats uit zijn onver woestbaar Godsvertrouwen, dat in alle wereld gebeurtenissen, groot en klein de onmiddel lijke leiding Gods herkende. Zijn blik zag verder dan het eigen land, hij zag de strijd der groote wereldrijken, den ondergang van zoovele kleine volken, die tot afgodendienst vervallen waren. Al deze gebeurtenissen waren voor hem werk tuigen in Gods hand, waarin God Zijn oordeel over de afvallige menschheid voltrok. Het machtige Ansyrië was „de roede van Zijn toorn", Zijn eigen volk houdt hij in het geweldige ge dicht van de hoofdstukken 3, 4 en 5 een ver bijsterende spiegel voor, waarin Hij hun heb zucht, hun liefdeloosheid, hun frivoliteit en omkoopbaarheid aanklaagt. De ontzagwekkende winden Gods vagen niet zonder reden al deze dorre bladeren weg, niet voor niets wordt de heele wereld doorelkaar geschud: „Tegen een goddelooze natie zend ik hem. Ik heb de grenspalen der volken weggenomen, hun bezittingen geplunderd, in het stof doen dalen wie in de hoogte zaten. Ik kreeg de heirmacht der volkeren in mijn hand [als een vogelnestje; zoals men verlaten eieren opraapt heb Ik de [gansche aarde opgeraapt: niet één verroerde den vleugel of deed den snavel open en piepte." Alle volken ondergaan him gerechte straf, alle hebben zij gezondigd, en het eenige belang rijke is, dat zij dit inzien en zich gereed maken het reinigende oordeel te ondergaan. Het helpt niet of men zich in zijn angst al tegen zijn naaste keert: „Niemand spaart zijn broeder; men bijt naar rechts, en blijft hongerig, vreet naar links, en wordt niet verzadigd; ieder verslindt zijn naaste. Met dat al is Zijn toorn niet afgewend, Zijn hand nog steeds uitgestrekt." Deze laatste twee regels keeren in dit hoofd stuk als een viervoudig refrein terug. Als een vlam Gods toorn alle onrecht ver teren; in dezen stormwind betoont „de heilige God zich heilig door gerechtigheid." gen „tot in Gods handen." En die kleine groep zal onaantastbaar zijn. Als een van hen het begeeft, zal een ander in zijn plaats treden. Gods zaak kan niet voorgoed verloren gaan, omdat het Góds zaak is: „Te dien dage zal de rest van Israël niet lan ger steunen op hem die hen sloeg, maar oprecht steunen op den Heer, Israëls Heilige. Een rest bekeert zich, de rest van Jakob, tot den ster ken God. Want al ware uw volk, o Israël, talrijk als het zand der zee, slechts een rest bekeert zich: de verdelging is vastbesloten, overvloeiend van gerechtigheid." Maar die kleine rest is voor Gods zaak genoeg. „Een wijd uitgestrekt land zullen zij aan schouwen. Het barbaarsche volk ziet gij niet meer. In Jeruzalem woont een Heerlijke, de Heer, [ons ter hulpe, het is een plaats van rivieren, van breede [stroomen: geen galei komt daarop, geen oorlogsschip steekt erover. Losgemaakt zijn de touwen: Het volk dat daar woont heeft schuldver giffenis." En dit werd gesproken door een man, die den Hof van Arimathea niet heeft gekend. zonder visch zou het Kerstdiner incompleet zijn. Balm mag daarom op de Kerst niet ontbreken. Hij biedt U keus uit tal van smakelijkheden om lunch, diner en avond te doen slagen. Tijdige bestelling is wel gewenscht voor deze dagen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1939 | | pagina 1