P. RIJNIERSE ZOON Vogels in sneeuw en ijs. Halm NIET ALLEEN DE BETERE J. F. KROONE 93e Jaargang - No. 39 Vrijdag 23 Februari 1940 Oplaag 7800 Ex. Algemeen Weekblad voor Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout, Bentveld, Vogelenzang, Heemstede, Haarlem (Kleverpark en Ramplaankwartier) en Santpoort-Station ADVERTENTIES ABONNEMENTEN ZIJLWEG 13, Aannemers-, Timmer-, Metsel-en Schildersbedrijf, OVERVEEN Zondagmorgen) N.V. Stoel's Woningbureau FIRMA J. RIENSTRA Vischhandel OP DE GRENS VAN WEIDEN EN DUINEN Luchtbeschermingsdienst BLOEMENDAAL Van Haring tot Zalm 't Fijnste bij Balm! Probeert U eens gerookte Forellen HÉDEN VERSCHE KREEFT HET BLOEMEHDAALSCH WEEKBLAD Advertentiën per regeJ f 0.15 KRUIDNOTEN, kleine advertenties 4 regelsf 0.35 bij vooruitbetaling. Elke regel meer t 0,10. BIJ CONTRACT BELANGRIJKE KORTING Bureau voor Redactie en Administratie en Advertentiën: KORTE KLEVERLAAN 64, BLOEMENDAAL Telefoon 23453 Postgiro No. 191387 Abonnementen bij vooruitbetaling f 1,— per hall jaar. Abonnementen kunnen steeds ingaan, maar zijn ver bindend voor het loopende halfjaar. Losse nummers f 0.05 TELEFOON 10961 <8%—12%, 1 6). buiten Kantooruren en b.g.g. 14103 Tuinaanleg Vaste Plantericultuur Telefoon 14423 Woonplaats: Oranje Nassaulaan 6, Overveen Kweekerijen: Bl.daalscheweg ën Dornpvlöedslaa'n VERDWAALD IN DEN HEMEL. Het is geen vergissing, het is niet de titel van een sprookje of van een droom. Of het moet dat soort droom zijn, waarvan een dichter zong: Of droom ik dit? Maar wie, wie zei me ook weer Dat droomen warer zijn dan wat soms heet De werkelijkheid? Dan is mijn droom meer waar. Het kan zoo af en toe nog eens voorkomen, dat iemand werkelijk in den hemel verdwaalt. Zelfs nu. In het boek „Nachtvlucht" van den Franschen vlieger de St. Exupéry wordt zoo iemand be schreven. Een piloot kan in een zeer zwaar noodweer zijn toestel niet laten dalen; het eenige wat hem overblijft is op te stijgen boven de wolken, tot waar de lucht weer helder en stra lend is, en daar te blijven tot de bui voorbij is, of tot zijn benzine op is. Het laatste gebeurt. Het is nacht, en hij vervliegt zijn laatste voorraad. Maar dat laatste uur van zijn leven is geen verloren uur. Het wordt het rijkste en stralend ste van al zijn uren. Want hij verdwaalt tus- schen de sterren. Myriaden van schitterende schatten flonkeren om hem heen, steeds meer, steeds meer ontdekken zijn verbaasde oogen, steeds verder wijkt het perspectief, steeds die per dringt hij de eeuwigheid in. Werelden van licht schieten door afgronden van duisternis. Op een onvergelijkelijke manier weet de schrij ver ons deze ervaring te doen deelen. Het is ons tenslotte of we zelf de grondelooze ruimten tegemoet zweven, of we zelf vergaan in deze majesteitelijke flonkering. Wij duizelen van de eeuwigheid. Met hetzelfde beeld eindigt een film, „Melodie der Welt". Ook dit beeld voert ons mee tus- schen de sterren, tusschen steeds maar meer en schitterender sterren, en ondertusschen begint een melodie te klinken, die aanwelt en aan zwelt, tot tenslotte alles in één machtigen lof zang, in één jubel van het heelal opgaat: „Die Himmel rühmen des Ewigen Ehre!" We kunnen ook minder ontzaglijk, of liever: minder letterlijk, in den hemel verdwalen. Een mensch kan voor ons de hemel worden. Zoo'n mensch kan even verbijsterend en open barend schoon, en even ver zijn als de sterren. Hij kan zelfs alle sterren overtreffen. Dezelfde dichter voor wien de droom soms werkelijker was dan de werkelijkheid heeft ook gezongen: Maar mij is al die weidsche pracht verblonken En sterft de glans der hemelsche gelaten Als ik u zie. Voor allen wien een dergelijke „vlucht" niet werd beschoren klinkt dit als heiligschennis. De glans van het heelal, die verbleekt voor een mensch! Ja, te allen tijde heeft de vreugde der uitverkorenen zich slechts in ketterijen kun nen uitstamelen. Zij, die nooit alle sterren zagen stralen uit de oogen van een mensch, zullen dit moeten veroordeelen. Zij, wien het werd ver gund, zullen dankbaar herkennen, en zwijgen. De hemel kan ook een Iets zijn, een zaak, waarin we het heiligste verwezenlijkt zien. Of een gedachteflits. Of een kind. Dat alles kan. Ook nu nog. Een visioen van een waarachtigen Bond van Volkeren kan de hemel zijn. De weg tusschen hemel en aarde bestaat nog steeds, teer en gespannen als herfstdraden en vioolsnaren en regenboogstralen. Wij kunnen hem zoeken, en soms vinden. Vaker vindt hij ons, juist dan wanneer wij er liet minst op waren verdacht. Wij kunnen hen gaan, en in den hemel verdwalen. Ja, want in iets zoo fonkelends en zuivers als dtt hemel vindt een mensch maar niet zoo den weg. Er is een schoonheid, te rein om te ver dragen; een atmosfeer, te ijl om in te ademen. Petrus die Christus voor het eerst in Zijn vol len luister herkent schreeuwt het uit: „Heer ga uit van mij! ik ben een zondig mensch!" Op een ets van Rembrandt vluchten de herders voor het doorbrekende Kerstlicht. Wij weten geen raad met den hemel. We wor den erdoor verblind. Of wij bereiken voor één uur de sterren en sterven dan. Of, erger, wij vluchten ervoor weg om hun glans zoo snel mogelijk te vergeten. Want wat moeten wij met een herinnering aan den hemel, op een aarde die met die her innering niet de minste gelijkenis vertoont? We zijn immers voorgoed bedorven wanneer wij een maal voor een oogenblik tusschen de sterren mochten zweven? Wij zijn voor altijd ongeschikt geworden voor ons werk, waarbij een ondrage lijk heimwee ons nooit meer zal verlaten: „Wie '1 hoogste kent, kan niet bij 't mind're wijlen." En omdat wij op aarde met den hemel geen weg weten, geen plaats weten te geven aan onze herinnering, daarom verdwalen wij in den hemel, met hoe groote schatten die ons ook heeft over stelpt. En ik ga onder in 't wonder Dat om mij daalde en daalde: Eén moede en droevige zondaar Die in den hemel verdwaalde. Hier eindigt de geschiedenis van een mensch wieA alleen maar een groot geluk ten deel viel. Van geluk alleen kunnen wij niet leven, zelfs niet van hemelsch geluk. Zelfs geluk voert op een dwaalweg, voert tenslotte misschien zelfs ten doode, wanneer er niet iets bijkomt wat meer is dan geluk: zegen. Zegen, dat is geheiligd geluk, geluk bij God. Hoe schoon de sterren stralen als God ze niet voor ons wil zegenen zullen wij nooit ver der komen dan er tenslotte vermoeid en droef in te verdwalen. Want wij vergeten dat God „de sterren plaat ste aan het uitspansel des hemels, om de aarde te verlichten." Niet om óns een oogenblik van geestvervoering te schenken, waar we in stilte voor onszelf van kunnen genieten, maar: om de aarde te verlichten. Wij moeten dus iets doen met de belevenis die ons geschonken werd! Wij moeten de ster ren op aarde brengen. In duizend vormen klinkt dit door den heelen Bijbel heen: „Hebt gij dan zoo groote ervaring vruchteloos gehad?" „Gaat dan uit, om te boodschappen hoe de Heer Zich over u ontfermd heeft!" Na het hemelsche visioen komt de opdracht, het waar te maken voor de anderen. Een onmo gelijke opdracht. Hoe kan een mensch ook maar een enkele ster naar de aarde brengen? Dat Jcan een mensch ook niet. Maar God kan het. En daar wil Hij menschen voor gebruiken, in harden, geduldigen arbeid. Steeds maar weer dezelfde dichter zegt ook eenmaal: Maar hoe het leven zoet en licht en wonderbaar [schijn', Ten einde brengt het slechts de man met de [houweel. Hier begint de geschiedenis van den mensch die niet alleen maar gelukkig was, maar ook geroepen werd om voor de tweede maal te worden geboren. Ook deze mensch wacht en verlangt en denkt terug aan de sterren die hij eenmaal mocht zien. Maar hij doet ook iets. Hij bidt om kracht, en gaat uit om te bood schappen. Hij tracht wakker te roepen, van de sterren te vertellen, op te richten, te voorkomen, te heelen. Of alleen maar er te zijn. Want hij weet, dat er één weg naar den hemel is waarop geen verdwalen mogelijk is, een weg, sterker dan regenboogstralen en herfstdraden, de Weg die van Zichzelf zeide: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. En in afwachting van het oogenblik waarop deze Weg zich in al Zijn volheid zal openbaren, ziet de mensch werkend uit, door alle sneeuw jacht en kruitdampen heen, naar dat eene, waar de vogelen op keeren om weer te zingen in 't bebloeid struweel, als 't ruischt met 't nieuwe ruischen der [fonteinen. Zóó zal 't zijn bij Uw eindelijk verschijnen. Licht, dat nooit weer het duister kan bezeeren, Vreugde des hemels, breek den dood geheel. MAKELAARSKANTOOR Verkoop en koop van onroerende goederen Administratie en Huur-ineasso BLOEMEND-WEG 167 TELEF. 22089 BLOEMENDAALSCHEWEG 339 TELEFOON 13897 Steeds versche Visch. Bezoekt onze Oesterbar Leidscheplein 10 - Amsterdam sigaren uit first-class fabrieken, maar ook de fijne Importsigaren heeft Sigarenmaga zijn Paarlberg voorhanden. Vandaar dat men altijd naar wensch slaagt. Bloemen - daalscheweg 119, hoek Dr. D. Bakkerlaan, Telefoon 22628. Na sluitingstijd: onze auto maat! VOOR GOEDE EN ACCURATE BEDIENING DROGISTERIJ „DE ADELAAR" ROLLANDSLAAN 57 - TELEFOON 19806 IV. Recordjacht. Er zijn menschen, die met alle geweld willen, dat deze winter de koudste is, die er ooit in ons vaderland geweest is. Zij verheugden zich eerst toen er meer koude geweest was dan in 1929. Toen de winter van 1890/'91 geklopt was, wreven ze zich in de handen, van kou en van pret en nu verschijnen allerwege berichten in de kranten, die verwijzen naar den winter van 1829/'30. Als het nu tot half Maart doorzet met vriezen, dan, ja dan is het record-1830 gebroken. Alsof het een Zesdaagsche of een harddraverij is, waarmede wat te winnen valt inplaats van wat te verliezen. Vooralsnog houdt de vorst maar aan en maakt vele slachtoffers. Wat er aan planten bevroren is, kon wel eens een treurig record zijn, en hoe de nuttige winterslapers als vleermuizen en egels den winter door moeten komen, staat ook te bezien. Veel vogels hebben den strijd om het bestaan op moeten geven. Reeds eerder schreven wij over de koeten en kuifeendjes, die in grooten getale sneuvelen. Die sterfte houdt steeds aan. Daarbij vonden we verschillende toppereendjes, een brilduikertje, drie gewone wilde eenden, twee reigers, alles in één hoek van 't Noordzee kanaal. En het eind is niet te zien. Zaagbekken Levenskrachtig. De zaagbekken, die in groote aantallen in het Noorzeekanaal verblijven, zijn blijkbaar nog in prachtige conditie. Wel vonden we een dood exemplaar, een vrouwtje van de groote zaagbek, maar op zoo'n aantal is een enkele uitvallende, die wel reeds in slechte conditie geweest kan zijn, niets verontrustends. Alle drie soorten zaagbekken waren deze week vertegenwoordigd. De groote zaagbek in vele tientallen exemplaren, mannetjes en vrouwtjes. De mannetjes met de blauwzwarte, gekuifde kop en rug, en verder roomkleurig wit, roode snavel en pooten. De vrouwtjes met een roode kuif en grijzen romp. Het zijn prachtige groote eenden, ontstuimig zwemmend en sierlijk en krachtig duikend. De middelste zaagbek, waarvan het wijfje veel op dat van de groote lijkt, heeft de zwarte kop en hals met den grooten zaagbek gemeen, maar zijn borst is opzij donker en de vleugels zijn zwart en wit, hetgeen goede verschilpunten op levert en het onderscheid gemakkelijk doet zien. Het is eigenaardig, dat deze middelste eerst niet door ons in het kanaal werd gezien, en nu deze week plotseling in verschillende tiental len. Ze waren niet zoo vrijpostig als de grooten, dit tot vlak voor ons doken en zwommen. Met de kleine zaagbek, meer bekend als nonnetje, zijn we dezen winter ook heel ver trouwd geraakt. Het mannetje aardig geteekend, in wit en zwart, vormt met het vrouwtje, ook weer met een rooden kop en grijsachtigen romp een alleraar digst stelletje. Een tweetal gasten merkten we deze week ook voor het eerst op. Ten eerste de wulp, een flinke bruinachtige vogel met langen beneden- waartsgekromden dunnen snavel. Het water in het kanaal is door het spuien erg laag en nu kon hij aan de ondiepe wallekanten allicht wat vinden. Ten tweede zagen wij een bergeend, die onder de mooiste eenden gerangschikt kan worden. Wij verrasten hem bij een bocht, terwijl hij op den berm stond en bij onze nadering wegvloog, waar bij wij duidelijk zijn groenglanzenden kop met rooden snavel en de bruine borstband op het wit en zwarte veerenkleed konden waarnemen. Aan de Noordzee. Een tochtje naar de Noordzee leverde ver schillende aardige momenten op. In de duinen waren groote troepen ganzen neergestreken. Jagers vonden daarin een wei- komen buit en na het geknal der geweren vlo gen er soms wel een paar honderd ganzen op, in groepen van 850 stuks. Hoewel uit het geheele land berichten in de kranten staan, dat de ganzen op het oogenblik geen lood vleesch aan het lichaam hebben en hoegenaamd geen handelswaarde vertegenwoor digen konden deze leden van het St. Hubertus- gilde hun Kaninefaten-instincten blijkbaar niet bedwingen. Ook de bonte en zwarte kraaien komen op het geluid der geweerschoten in grooten getale op de wieken en vervullen de lucht met hun naargeestig gekras. De zee heeft zich teruggetrokken achter een hooge barrière van ijs en sneeuw. Als we het laatste duin afdalen trekken er juist over de zwakke branding, evenwijdig met de kustlijn, negen zwanen over. We zien duidelijk dat er twee grijzig-bruine jongen tusschen de blanke ouden vliegen. Ze vliegen allen achter elkaar, de lange halzen gestrekt, de prachtige, forsche vleu gels in eenzelfde rythme bewegend. Op het strand achter den ijs wal zien we scholeksters in groot aantal, een enkele wulp en meeuwen in menigte. Kuifeendjes zwemmen iets verder in zee en a.™ Jel1 horizont zijn groote groepen zeeëenden zichtbaar. Tenminste, we weten dat die groote groepen altijd zeeëenden zijn, al kunnen we dat nu met het winterzonnetje half in 't gezicht niet precies constateeren. Er zijn ook koude-slachtoffers op het strand. Een scholekster, een paar kuifeendjes, een paar kopmeeuwen, en daardoor komen de zilvermeeu wen en bonte kraaien ook hier aan den zee kant in de luwte van den ijswal, aan een ge dekte tafel. I Ter voorkoming van misverstand wordt me degedeeld, dat ook in den vervolge in de Vondelschool te Aerdenhout des Vrijdags van wege de Geneeskundige Afdeeling een cur sus zal worden gehouden. Deze cursus zal onder medische leiding staan en vangt aan des avonds te acht uur. Van andere cursussen zal nog mededeeling worden gedaan. Dubbel heerlijk bij het diner en vooral tijdens de vasten is VISCH van BALM dubbel heerlijk. ZEEVISCH in groote verscheidenheid „zoo uit zee" of RIV1ER- VISCH zooals: Zeelt, Karper, Snoek, Forellen of Paling, levend uit onze bassins. En aan de koffietafel zijn onze gerookte soorten al even welkom, terwijl onze Conserven oök niet te versmaden zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1940 | | pagina 1