Dennen en sparren
Het meest te lijden van stormgeweld en verdroging hebben
dennen en sparren. In feite behoren naaldbomen niet tot de
natuurlijke duinvegetatie. Maar er is geen bezwaar, te be
waren wat er staat en gezond is. Men bedenke echter, dat de
in Duin en Kruidberg geïmporteerde Corsicaanse den het
moeilijk heeft. Hij doet het wèl op de humeuzere oude duin-
grond van bv. Koningshof. Naar schatting zal deze den over
zo'n vijftig jaar toch verdwenen zyn, omdat geen natuurlijke
verjonging plaatsvindt.
Veel naaldbosjes in Duin en Kruidberg zyn te hoog, de bomen
hebben te kleine kruin, wat het gevolg is van 't te dicht
opeenstaan van de stammen. By het Olmenpad (Noorderweg) is
het naaldhout sterk aangevreten door dennescheerders (een
keversoort), het meeste is al dood. Het naaldhout verjongt
zich hier - en op andere plaatsen I - niet, en zal in de
nabije toekomst toch afsterven.
Aan weerszijden van de oprijlaan (vanaf de parkeerplaats)
zijn nog fijnsparren te zien; nbg: over twee jaar zullen ze
verdwenen zyn, de meeste zijn al bjjna dood. Overigens: de
fynspar is een soort uit bergachtige streken.
Dit zyn enkele voorbeelden. Voeg hieraan toe het beeld van
door de stormen onttakelde bospartyen en verspreid staande
overeind gebleven exemplaren van naaldbomen, dan staat men
voor de beslissing, of zaag en byl al of geen oplossing
bieden
Ingreep
Hier ligt het dilemma: moet men het lang gekende en gekoes
terde karakter van het landgoed handhaven door byplanten,
of ènders de natuur vanzelf "laten dichtgroeien"maar dan
ook de mogelijkheid scheppen door een handje te helpen?
Van de eerste oplossing verwacht men weinig succes behalve
in het parkgedeelte: jonge bomen zullen moeilijk aanslaan op
de schrale bodem, en bovendien maken de milieu-omstandig
heden in de westelijke helft van de duinstrook het geheel
onmogelijk bos te laten groeien (veel wind, veel zout in de
lucht). Hierbij zij vermeld, dat in het duingebied vormen van
bosbouw door Natuurmonumenten niet worden nagestreefd (zo
als door Staatsbosbeheer, bv. by Bergen en Schoor! Bij
bosbouw rekent men voor naaldhout op een periode van 60 -
70 jaar. Voorts biedt ook "herplanting" van boscomplexen
weinig mogelijkheden.
In ons onderhoud wees de heer de Wit ook op het feit, dat
destijds de bosaanplant was geschied ten behoeve van de
jacht. Dennenbossen bieden echter geen dekking, behalve in
de jonge fase, en zijn zeker voor de fazantenstand niet van
belang. De aanleg en inrichting van Duin en Kruidberg,
waaraan de namen van de landschapsarchitekten Zocher en
Springer verbonden zijn, moeten dan ook worden geplaatst
in het licht van een laat-19e-eeuwse visie.
16
Duin en Kruidberg - Foto: archief J. van Venetien
Natuurmonumenten koos dus voor de tweede mogelijkheid: het
weghalen van uitheemse naaldhoutsoorten. Men gaf hieraan
de voorkeur, ten eerste om natuurtechnische redenen als
aantasting en afsterving; ten tweede, om ruimte te maken
voor natuurlijke vegetatie. De exemplaren van de grove den
zullen echter zoveel mogelijk behouden blijven. Dit is een
inheemse soort, die ook in het duingebied thuishoort en
landschappelijk erg aantrekkelijk is.
Natuurlijke duinvegetatie
Men heeft inmiddels getracht de natuur een handje te helpen
om te komen tot een zg. climaxvegetatie. Dit betekent dat
in het aaneengesloten landschap van Duin en Kruidberg en
de Midden-Heerenduinen, gezien van zee tot het binnenduin,
één opklimmende vegetatiereeks ontstaat of wordt bevorderd.
Aan de zeekant overheerst in dat beeld de pioniervegetatie,
namelijk helm en mos. Landinwaarts volgen dan grassen,
struiken en tenslotte bomen. Voor elke vegetatievorm in
deze reeks geldt dat alle overgangsstadia èn de eindstadia
aanwezig zyn.
17