loondienst, eenvoudige handarbeiders, losse werklieden, zwervers en
bedelaars - sterk verpauperden. Tussen deze extremen bevonden zich de
middengroepen die eveneens met een sterke achteruitgang werden
geconfronteerd. Zware belastingen tastten enerzijds de financiële
positie van de middengroepen aan terwijl anderzijds prijsverhogingen
de kosten van levensonderhoud deden stijgen. Volgens een onderzoek
naar de sociale verhoudingen en structuren in de Noordelijke
Nederlanden in de periode 1770-1813 leidde de ongunstige economische
ontwikkeling voor kleinere ondernemers, handelaren en renteniers tot
een zodanige verarming dat velen de in de familie traditionele
beroepen moesten opgeven, failliet gingen of inteerden op met zorg
28
gekweekte vermogens en inkomsten.31
Zeker is dat, tijdens de hiervoor beschreven periode van economische
herstructurering tijdens de 18e eeuw, een groot aantal blekers rondom
Haarlem hun beroep moest opgeven. Voor Velsen gold bovendien dat van
de oorspronkelijke 4 lijnwaadblekerijen, 3 garenblekerijen en 5
kleerblekerijen, in 1732, er, in 1805, nog 1 lijnwaadblekerij2
garenblekerijen en 2 kleerblekerijen resteerden. Hiervan waren er 4 in
handen waren van blekersweduwenScherper kan het afsterven van de
blekersnering niet worden geïllustreerd. De zeer benarde economische
positie van de Nederlanden in de Franse tijd zal de meeste blekerijen,
die het aan het eind van de 18e eeuw al moeilijk genoeg hadden, de
genadeslag hebben gegeven. Na de Franse tijd bleek herstel voor de
lijnwaadblekerij niet meer mogelijk, terwijl voor de garen- en
klerenblekerij nog slechts een tijdelijk herstel mogelijk bleek.32
Ook de blekerij Spaarnberg werd in de periode voorafgaande aan 1798
opgeheven. Op 28 november 1798 liet Fredrik Wijman, die als
tuinmansbaas op de gewezen lijnwaadblekerij woonde, zijn testament op
maken.33 Uit dit testament blijkt dat op Spaarnberg de blekersnering
niet meer wordt uitgeoefend. Of dit was veroorzaakt door het
overlijden van Jan Rusburg op 10 februari 1796, danwel door de
economische neergang, is niet duidelijk.
Jan Rusburg liet bij zijn dood een vrouw, Maria Tirion, en drie
kinderen achter.34 Uit een hypotheekbrief van 22 februari 1811 blijkt
dat zij Willem Pluijm uit Haarlem een bedrag van f. 3000,- schuldig
was. Het waarom van deze schuld is niet duidelijk, mogelijk woonde zij
in deze woning nabij de blekerij en probeerde zij met deze lening in
deze moeilijke tijden het hoofd boven water te houden. Dit bedrag was
verhypothekeerd
'op een stuk duingrond gedeeltelijk met hout beplant en een huis
daarop staande genaamd de Stolp',
gelegen in de duingronden (de Moolenduijnen) ten oosten begrensd door
de Heerenweg, en op:
'twee stukken weiland gelegen bij de Jan Gijsenvaart in de Venen en
een stuk weiland gelegen achter de gewezen bleek van Jan Kops' ('Leek
in de Bergen', nu 'Bleek en Hoven').33
De woning 'de Stolp' heeft gestaan op de plaats van het huidige chalet
aan de Wüstelaan in het Burgemeester Rijkenspark.
Ook gedurende de Bataafs-Franse tijd werd een nieuwe impuls gegeven
aan de verbetering van de belastinginning. Tot dit doel werd in 1798
door het Uitvoerend Bewind van de Bataafse Republiek opdracht gegeven
een kaart van het gehele grondgebied van de Republiek samen te
stellen.36 De eerst, bekende, landmeter die hiertoe in het Velsense
29
Afb. 10 Verpondingskaart van de hand van A. van Diggelen uil 1810.
51 E.H. Kossmann, De Lage Landen, 1780-1940; anderhalve eeuw Nederland en België, Amsterdam/Brussel 1984 p. 12
13. I. Noordegraaf. Sociale verhoudingenen structuren in het Noorden, 1770-1813. In: Algemene Geschiedenis der
Nederlanden, (dl. 10) p. 383.
52 Regtdoorzee, p. 290-296
53 GAV, ORA, inv.nrs. 997 fo. 102.
54 GAV, OAS nr. 21.
55 Zie afbeelding 1GAV, OAS nr. 26.
56 Wolters Noordhofï Atlasproducties, Grote Historische Provincie Atlas Noord-Holland, Groningen 1992, kaartblad 88
89.