kadastrale tekeningen, kadastrale leggers of topografische kaarten uit
1850 en 1854 wordt op deze plaats bebouwing aangegeven.90 Aangenomen
moet worden dat P.J. Lutgers deze afbeelding heeft gemaakt naar het
voorbeeld van een ontwerptekening. Ook is het mogelijk dat hij de
bloemenkas (perceelnr. 366) naar voren heeft gehaald op zijn
afbeelding. Dat J.F. Nautz de oranjerie heeft aangegeven op zijn kaart
kan voortkomen uit het feit dat Jan David Zocher en J.F. Nautz buren
van elkaar waren: ze woonden naast elkaar net even buiten de
Kennemerpoort van Haarlem.91
Mogelijk heeft J.F. Nautz gehandeld naar informatie van Jan David
Zocher op basis van het ontwerp dat deels niet doorging. Op tekeningen
van het herenhuis, weergevend de bestaande situatie uit 1937, 1946, en
1950, blijkt dat de oranjerie in het midden van het herenhuis lag.92
In de plantenkassen liet Van der Hoop een door tijdgenoten geroemd
centraal verwarmingssysteem aanbrengen. Rond 1820 was in Engeland al
een dergelijk centraal verwarmingssysteem bekend waarbij water in een
ketel heet werd gestookt waardoor dit water op een natuurlijke wijze
ging circuleren in een aan de ketel gekoppeld buizensysteem. In 1822
was dit systeem door de Engelse ingenieur William Atkinson
geperfectioneerd, zodat het praktisch bruikbaar werd. Adriaan van der
Hoop introduceerde de vinding in 1828 in Nederland. Hij stuurde een
plattegrond van één van zijn kassen om advies naar Atkinson en ontving
van deze de benodigde tekeningen en beschrijvingen retour.
De stookplaats en de vuurbestendige bakstenen werden in Engeland
besteld. Het overige ijzerwerk werd geleverd door de Amsterdamse
Werktuigfabriek van Vlissingen en Dudok van Heel. Het metsel- en
timmerwerk werd uitgevoerd door metsel- en timmerbazen uit het dorp.
In de winter van 1828 - 1829 voldeed het apparaat uitstekend.
De met waterverwarming opgewekte warmte was heel anders van aard dan
die met de verbranding van turf en bovendien veel gelijkmatiger over
de ruimte verspreid. Zoals door tijdgenoten die Van der Hoops' kas
bezochten werd opgemerkt was
'De warmte in de kas [is] aangenaam en voorjaarsachtigZij is niet 'n
broeijende of hoofdpijn verwekkende, gelijk aan die van andere kassen,
maar vochtig en verkwikkend'.93
In de beschrijving over Spaarnberg van P.J. Lutgers wordt vermeld dat
in de op deze hofstede aanwezige kassen en oranjerie een talrijke en
kleurige verzameling van Oost- en West-Indische gewassen was
39
AJb. 13 Spaamberg omstreeks 1842. Ontleend aan de publicatie van D.J. Lingers, 'Gezichten van Haarlem, 1837-1844.
Provinciale Atlas van Noord-Holland, p. 88-89. GAV, OAS kaart zonder nr.
Rijksarchief in Noord-Holland (in het vervolg: R.A.N.H.), Provinciale Atlas A(492.624) volgnr. 27; het hetreft hier de
'Nieuwe kaart van Haarlems schoone omstreken' van J.F. Nautz uit 1836.
Archief van de Dienst Stedelijk Beheer en Ontwikkeling gemeente Velsen, afdeling Bouw en Woningtoezicht. Privé-
archief van R. Visser te Santpoort-ZuidG.A.V., OAS nr. 91.
38
Ajh. 14 Het chalet omstreeks 1842. Ontleend aan de publicatie van D J. Lutgers, 'Gezichten van Haarlem, 1837-1844.
93 G. Mol, Over het verwannen van stookkassen met heet water, Amsterdam 1829.