7EEN LANDGOED VERLIEST EEN GROOT DEEL VAN ZIJN HISTORISCHE
INRICHTING.
Bij de verkoop van Spaarnberg in 1949 kon de koper het landgoed
terstond aanvaarden, met inachtneming van de lopende huren en pachten.
In de akte van verkoop werd ook de erfdienstbaarheid van de
waterafvoer geregeld ten behoeve van de vijvers ten westen van de
Wüstelaan. De akte sloot af met de zinsnede.
terwijl voor de comparant ter ene zijde [de verkoper] nog uitdrukke
lijk verklaardedat onder deze verkoop en koop geen enkele overdracht
van vorderingen op de staat, of welke instantie ook, begrepen is,
terzake van schadevergoedingen in verband met oorlog- of bezettings-
schade aan het hierbij verkochte toegebracht'157
Uit de akte blijkt dat Spaarnberg behoorlijk in omvang is geslonken.
Als koper trad de Sint Charles Stichting der Witte Paters op.
Organisatorisch viel deze stichting onder de Procure der Witte Paters
Missionarissen van Afrika, die te Boxtel gevestigd was.158 De basis
van deze kerkelijke organisatie werd in de 19e eeuw gelegd door de
Franse geestelijke Lavigerie, aartsbisschop van Algiers. Hij riep
geestelijken, onder andere uit Frankrijk en Nederland, op het
evangelie te prediken aan de Islamieten en hulp te verlenen aan het
door honger geteisterde Afrika. Aangezien deze missionarissen witte
pijen droegen kregen zij al gauw de naam 'Witte Paters Ook in
Nederland ontstonden leefgemeenschappen voor deze geestelijken.159 In
Spaarnberg wilde de Sint Charles Stichting een juvenaat (kloosterlijk
internaat) huisvesten voor het geven van gymnasiaal onderwijs aan
toekomstige missionarissen. Om het herenhuis hiertoe geschikt te maken
moest dit worden verbouwd.1™ Het pand viel onder monumentenzorg en
stond op de voorlopige lijst van Nederlandse monumenten van
geschiedenis en kunst.161 Op grond hiervan stelde de Dienst
Monumentenzorg eisen ten aanzien van het karakter van de voorgenomen
wijziging van de gevelpartij. Deze wijziging zou bestaan uit het
toevoegen van een extra verdieping op het bestaande herenhuis.'-
Omdat Monumentenzorg de door de paters aangetrokken architect niet
voldoende bekwaam achtte werd een adviserend architect toegevoegd.
Beide architecten zetten zich nu aan het ontwerp-verbouwingsplan voor
het herenhuis. De architect, toegevoegd door Monumentenzorg, gaf
ondersteuning bij het ontwerpen van de gevel.163
Op vrijdag 1 juli 1949 werd begonnen met de verbouwing. Eerst werden
de niet oorspronkelijk tot het gebouw behorende delen gesloopt. Het
omliggende terrein werd gereed gemaakt en de bouwketen werden
64
neergezet.164 Langs de niet-onderheide noordgevel van het lage
gedeelte van het herenhuis werd langs de fundering een gat gegraven.
Het zand onder deze fundering bleek onvoldoende aangeplempt om de
bestaande fundering te kunnen dragen. Dit was een eerste tegenvaller.
De vergunningen voor de sloop werd op 27 maart 1950 verleend waarna
met de sloop werd begonnen van de open waranda en werd begonnen met
het graven van een gat voor de te bouwen nieuwe verwarmingskelder. Tot
schrik van de opzichter bleek de westmuur van het hoofdgebouw niet te
zijn onderheid. Dit in tegenstelling tot de gegevens op
bestektekeningen. De opzichter liet hierop het graven onmiddellijk
stoppen om het instorten van de westmuur te voorkomen. Op grond van
deze feiten keurde de opzichter van Bouw- en Woningtoezicht de
bestaande fundering af, daar deze niet geschikt was om de extra te
bouwen verdieping te kunnen dragen. Vervolgens werden de overige
funderingen van het hoofdgebouw onderzocht. De muur in de tuinzaal
(oranjerie) tegen het trappenhuis en een deel van de binnenmuren
bleken evenmin te zijn onderheid. Om deze muren alsnog geschikt te
maken voor het dragen van de extra verdieping dienden pulspalen te
worden aangebracht, terwijl de westmuur van het hoofdgebouw in zijn
geheel zou moeten worden opgetrokken op de fundering van de nieuw te
bouwen verwarmingskelder. Bovendien bleken nog eens tal van
draagbalken in de verdiepingsvloer ongeschikt te zijn voor het dragen
van de verwachten belasting en dienden binnenmuren te worden vervangen
die in slechte staat verkeerden.165
Op deze nogal verontrustende resultaten van het onderzoek volgde
intensief overleg tussen de betrokken partijen. Intussen gingen de
sloopwerkzaamheden aan het gebouw door. Op 6 mei 1950 eindigde de
opzichter met het invullen van het opzichtersdagboek. Vanuit Boxtel
was namelijk opdracht gegeven de verbouwing te stoppen. De kosten van
de extra werkzaamheden zouden dermate hoog oplopen, dat nieuwbouw
goedkoper bleek te zijn. De paters vroegen hierop toestemming het
monumentale gebouw in zijn geheel te slopen. De directeur van Openbare
Werken adviseerde het college van B W deze toestemming te verlenen
en in te stemmen met de sloop van het herenhuis en de bouw van een
geheel nieuw op te trekken college. In zijn brief aan het college
vermeldde hij niet alleen de eerder genoemde gebreken, maar ook feiten
die ons inzicht geven in de bij de bouw van het herenhuis in 1839
aangewende materialen zoals hierna vermeld.166
Praktisch alle binnenmuren stonden los zonder enig verband tegen de
buitenmuren. In vele muren zaten scheuren, nissen, openingen en
houtvullingen. Sommige muren bleken na onderzoek slechts te bestaan
uit separaties van lichte constructies. Balklagen bleken uit binten
van verschillende afmetingen te zijn samengesteld, vaak verzwakt door
inkepingen en daardoor doorgezakt. Uit alles bleek duidelijk dat
Spaarnberg was opgebouwd uit afbraakmateriaal afkomstig van een nog
ouder gebouw. Het ontbreken van heipalen onder een gedeelte van de
fundatie werd een bouwfout van de eerste orde genoemd. Bovendien bleek
een bestaande paalfundering niet betrouwbaar, omdat de buitengevels
veel scheuren vertoonde. De directeur besloot zijn brief met:
65
157 Kadastraal bekend onder gemeente Velsen. sectic F nummers 351, 375, 379, 631, 633, 1419, 1420, 1578. 1630,2910,
380, 624 en 1852. Privé-archief van R. Visser te Santpoort-Zuid.
158 Privé-correspondentie van de Witte Paters. Privé-archief van R. Visser te Santpoort-Zuid.
159 D. Veldman, artikel in het weekblad 'Huis aan Huis', dd. 12-8-1993.
160 Siebe Rolle, p. 43-47. Archief van de dienst Stedelijk Beheer en Ontwikkeling van de gemeente Velsen, afdeling
Bouw- en Woningtoezicht. Privé-archief van R. Visser te Santpoort-Zuid.
161 Gegevens uit het verbouwingsbesteken de verbouwingslekeningen, ontleend aan: Archief van de dienst Stedelijk
Beheer en Ontwikkeling van de gemeente Velsen. afdeling Bouw- en Woningtoezicht. Brief van het College van B en
W aan de Procure van de Witte Paters, ontleend aan: Privé-archief van R. Visser te Santpoort-Zuid.
162 Archief van de dienst Stedelijk Beheer en Ontwikkeling van de gemeente Velsen, afdeling Bouw- en Woningtoezicht.
Opzichtersdagboek, ontleend aan: Privé-archief van R. Visser te Santpoort-Zuid.
163 Correspondentie van de paters, ontleend aan: Privé-archief van R Visser te Santpoort-Zuid.
164 Mondelinge informatie afkomstig van pater Van den Kiehoom te Santpoort-Noord.
165 Gegevens uit het opzichtershock, hel verbouwingshestek en de bouwtekening, ontleend aan: Privé-archief R. Visser te
Santpoort-Zuid.
166 Correspondentie van de Witte Paters en het opzichtersdagboek, ontleend aan: Privé-archief R. Visser te Santpoort
Zuid.