'Voorts verdient het mijns inziens aanbeveling om Monumentenzorg te
verzoeken, bij een eventuele afbraak een wakend oog te willen houden
over de nog aanwezige - uit kunsthistorisch oogpunt van belang
zijnde - onderdelen van het gebouw (ik denk hier met name aan een nog
gave plafondschildering) en te willen bevorderendat die zoveel
mogelijk voor deze gemeente bewaard blijven, b.v. door ze te verwerken
in het nieuwe gebouw'.
Uit dit schrijven blijkt, dat bij de bouw van het huis in 1839
afbraakmateriaal is gebruikt, mogelijk van de oude blekersgebouwen op
Spaarnberg of van een gesloopt herenhuis zoals Velserhooftdat in
1807 werd gesloopt."7
De paters kregen toestemming het herenhuis te slopen en verkregen van
het Ministerie van Wederopbouw bouwvolume toegewezen voor nieuwbouw.
Hiermee was het lot van het herenhuis bezegeld. Uit alles blijkt, dat
ten behoeve van de verbouwing door de architect, die was aangetrokken
door de paters, onvoldoende vooronderzoek was gedaan naar de
bouwkundige staat van het herenhuis. Hierdoor werd een verkeerd bestek
gemaakt Voor de verbouwing. De door Monumentenzorg toegevoegde
architect zal in deze geen blaam treffen, omdat deze alleen
ondersteuning gaf aan het gevelontwerp. Bij voldoende vooronderzoek
66
was men zeer waarschijnlijk al tot de conclusie gekomen, dat het oude
herenhuis niet kon worden voorzien van een extra verdieping en alleen
gehandhaafd had kunnen worden met een eenvoudige verbouwing en de
noodzakelijke plaatselijke verbeteringen. De extra ruimte die nodig
was had men kunnen realiseren door de bouw van een losse vleugel opzij
of achter het herenhuis. Op deze wijze had het herenhuis behouden
kunnen worden. Een weg terug zal financieel gezien niet mogelijk zijn
geweest, aangezien al enkele delen van het herenhuis waren gesloopt
ten behoeve van de verbouwing. De door de paters aangetrokken
architect werd ontslagen en er werd een andere architect aangetrokken
ten behoeve van een ontwerp voor de nieuwbouw. Na goedkeuring van dit
ontwerp kon worden begonnen met de sloop van het herenhuis en de bouw
van het nieuwe seminarie met een hiervan losstaande kapel168.
Op 22 juni 1951 werd de eerste steen gelegd door de Hoogeerwaarde
Pater L. Volker; het seminarie kreeg de naam 'Het Lavigeri College'.
Het college werd dus vernoemd naar de eerder genoemde aartsbisschop
van Algiers. Het seminarie ging plaats bieden aan ruim 100 studenten.
Het nieuwe gebouw werd neergezet op 553 houten palen met betonnen
bovenstukken. De palen waren 9 meter lang, aangezien pas op deze
67
Afb. 33 Fragment van het plafond van het herenhuis.
167 Archief van Stedelijk Beheer en Ontwikkeling van de gemeente Vclsen, afdeling Bouw- en Woningtoezicht.
AJb. 34 Het Lavigerie College.
168 Correspondentie van de Witte Paters, brief van de architect van de nieuwbouw aan de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg, ontleend aan: Privé-archief R. Visser te Santpoort-Zuid.