landen van zijne Excellentie van Brederode en de erfgename van wijlen Adriaen
Gerrijts Duijflandt en in het noorden door de landen genaamd Zeebroeck.
Rogier Bon is waarschijnlijk door de laatste mannelijke afstammeling van het geslacht
Brederode, Woivert van Brederode die Brederode in deze tijd als onsterfelijk mans-leen in
bezit had, tot baljuw en rentmeester van Brederode aangesteld. De Brederodes
verpachtten veel grond binnen de banne van Velsen waaronder de Molenduinen en grote
delen van de Wildernis (de duinen). Bij deze verpachting zal Rogier Bon een beheerstaak
gehad hebben. Woivert stierf in 1679 waarna het beheer van het Huis Brederode en de
overige Hollandse lenen van Wolfert van Brederode toeviel aan de Staten van Holland. Tot
de Bataafse omwenteling werden deze bezittingen dan ook als het Baljuwschap van
Brederode door de Staten van Holland beheerd.7
Rogier Bon koopt, op 25 oktober 1664 voor 1500 Carolus guldens, twee percelen land
van Otto van Cattenborgh, die als procuratiehouder van Woivert van Brederode optreedt.
Één van deze percelen is genaamd de Bleijkvelde' en de andere de 'Hooge croft' te
samen groot omtrent een "derd" halve morgen (ca. 2100 roeden). De twee percelen
worden in het oosten begrensd door: de Wildernis van Brederode (de Molenduinen); in
het zuiden door de Eestcroft en de Brederoder weide die toebehoren aan Woivert van
Brederode; in het westen door de bezittingen van de heer Nath; en in het noorden door
de bezittingen van Rogier Bon zelf (de Prinshof). Uit de begrenzingen kunnen we opma
ken dat de twee percelen die bij Brederode behoorden tussen Brederode en de Prinshof
in liggen.8
Op 10 april 1666 breidt Rogier zijn hofstede opnieuw uit door de aankoop van een stuk
land dat in de Zeebroek is gelegen. Dit stuk land wordt in het zuiden begrensd door de
bezittingen van Rogier zelf (de Prinshof), in het noorden door de (Schipbroeken)beek,
in het westen door de bezittingen van Commissaris Reijnst (Duin en Berg) en in het
oosten door de bezittingen van burgemeester Thielt (Middenduin). Het stuk land heeft
een grootte van omtrent 4 hondt ca.400 roede). In juli 1670 maakt de gezworen
landmeter Andries van der Walle een fraaie en gedetailleerde plattegrond van de hof
stede die hij van de volgende titel voorziet;
'Caerte van seeker plantage wooninge en bogert met der selfs landerije daer aen gelee-
gen genaemt het Prinshoff leggende in den banne van Velsen tusschen de Sandtpoort en
het huijs 't Breederoode. Alzoo ick onder geschreeven geswoore landtmeeter de selve
gemeete en gekartteert hebbe in juli 1670. Ende ider partije groodt bevonden is
Rijnlandtsche maet als volgt;
Perceel A: 2168 roede wooninge plantage en bogert
B: 708 teellandt
C: 664 weijlandt
D: 1221 weijlandt
E: 871 weijlandt
F: 1110 croft
G: 2464 hoogte
H: 2389 hoogte
I: 698 weijlandt
Tezamen 12293 roeden, dat is 20 morgen 293 roeden'10.
28
Het Prinshof in 1670 door landmeter A v.d. Walle
Deze plattegrond is uitstekend te plaatsen in de kaart van F.J. Nautz uit 1832 (zie
volgende pagina). Dan zien we dat de Zeebroeck hetzelfde is als de Schipbroeck. De
percelen C en D zijn de percelen die Rogier aankocht in 1664 en het perceel I is het
perceel dat Rogier in 1666 aankocht. Als men tussen de grootte van de percelen en de
begrenzingen van de percelen opgegeven in de akten en de plattegrond een vergelijking
maakt dan zien we dat oppervlakten niet overeen komen. De begrenzingen van perceel C
en D zijn ten opzichte van de windrichting niet juist opgegeven, maar de opgave van
perceel I is weer wel correct. Hieruit leren we dat het opmeten en het beschrijven van de
begrenzingen van percelen niet erg nauwkeurig gebeurde.
29
7 Paul E. van Reyen, De ruïne van Brederode (IJmuiden 1965) p. 12.
8 GAV, ORA nr. 962 fo. 69 verso.
9 GAV, ORA nr. 962 fo. 89 recto.
10 Gemeentearchief Haarlem A (492.629.098.2) 2.
JJJC