De mobilisatie in 1940
De militaire keukenwagen met vierspan op het Broekbergenplein tijdens de mobilisatie in 1939/40.
Na NV Haarlemsch agentschap amstel brouwerij Dieben Gubbi kwam daar de groentehal van Bol
(foto: Foto Schutte).
De mobilisatie voor de tweede wereldoorlog
heeft van 29 augustus 1939 tot en met 9 mei
1940 geduurd. Het twaalfde Regiment
Infanterie en het zesde Regiment Artillerie,
waren gedurende de mobilisatie in Velsen
ondergebracht. Het twaalfde Regiment
Infanterie was voornamelijk opgebouwd uit
mannen uit de noordelijke provincies, terwijl
het zesde regiment artillerie voor het grootste
deel bestond uit Zuid-Hollandse mannen.
Alleen gedurende de meidagen moesten zij
oprukken naar Zuid-Holland i.v.m. gevaar
van Duitse parachutisten aldaar.
De kustverdediging diende voor de geloof
waardigheid van de neutraliteitspolitiek.
De aanleg van de verdedigingslinie langs de
kust was alleen een teken richting Duitsland,
dat Nederland niet met andere mogend
heden heulde. Aangezien IJmuiden qua
verdediging de belangrijkste haven was,
werden in en rondom de Positie IJmuiden
manschappen gelegerd. De gemobiliseerde
soldaten en (onder-)officieren werden in
diverse scholen en buitenplaatsen
ondergebracht, maar werden ook bij burgers
ingekwartierd. In de gemeente Velsen was het
hoofdkwartier van het zesde regiment
artillerie gevestigd op het crematorium en
het personeel van de staf had zijn intrek
genomen in de voormalige Engelmundus-
school te Driehuis. In Santpoort-Noord werd
aan het Broekbergenplein de eerste batterij,
derde afdeling, zesde Regiment Artillerie
(1-III-6 RA) bestaande uit bijna 130 man
ondergebracht.
De 1-I1I-6 RA was net als het twaalfde
Regiment Infanterie onderdeel van het eerste
legerkorps en als reserve in West-Nederland
ondergebracht.
In eerste instantie waren alle soldaten en
(onder-)officieren verspreid over Santpoort
dorp ingekwartierd. Doch dat bleek niet
praktisch voor het verzamelen van de
manschappen. Dus werden leegstaande
panden (i.v.m. de crisisjaren) aan het plein
op de kruising Hoofdstraat en Hagelingerweg
door de 1-III-6 RA gevorderd. Op de
Broekbergenlaan waren dat de winkelpanden
behalve die van slagerij Gerrit van der Kolk,
terwijl meerdere leegstaande panden aan de
Velserbroekstraat in gebruik konden worden
genomen. Nu kon elke ochtend om precies
6:00 uur op het plein appèl worden gehou
den. Aan de zuidkant van de Velserbroek
straat werden de paardenwagens met
houwitsers in rij opgesteld. Vóór de
reorganisatie stonden ze nog opgesteld aan
de Beekvlietstraat. Mogelijk een stuk of
achttien paarden stonden op stal in de
schuur van Braam (huisnummer 134A) en
zes in het schuurtje achter café Donselaar
(nu van Bol). Verder waren paarden
ondergebracht bij Jan Rutte en Schrama aan
de Rijksweg, bij juffrouw Enschedé in een stal
op het Vlugthoventerrein, bij Gerrit van
Tunen (Trovato) en in de paardenstal van
Bangma aan de Hoofdstraat. De gevorderde
paarden moesten ook beslagen worden, zodat
een militaire hoefsmid met twee
hulphoefsmeden (Kuiper en Koop Kloezen)
een noodzakelijk onderdeel van de batterij
vormde. De hoefsmid, wachtmeester Willem
Bucksteeg, maakte eerst gebruik van de
smederij van Molenaar aan de
Hagelingerweg en daarna werd uitgeweken
naar de carrosserie fabriek aan de Broek
bergenlaan. Wachtmeester Bucksteeg is tot
na de oorlog blijven hangen en heeft aan de
Broekbergenlaan gewoond. In de smederij
van Vonk aan de Anemonenstraat heeft hij
nog als hoefsmid gewerkt. Enkele jaren
geleden zaten nog de ijzeren ringen in de
gevel, waaraan de paarden werden
vastgemaakt.
Hoewel men ver van huis en in het leger was,
konden soms zekere persoonlijke zaken
voortgezet worden. Zo was er een Groningse
soldaat, Herman Wolters alias vetdot
i.v.m. de smering van de kanonnen, die in de
vrije uurtjes voor zijn middenstandsdiploma
studeerde. Hij schijnt het diploma nog
gehaald te hebben ook! Er waren ook solda
ten die hun achtergrond niet konden
verloochenen en in hun vrije tijd de boeren
in de omgeving hielpen met het melken. Zo
werd bijvoorbeeld Mees Witteman regelmatig
bijgestaan of uit de brand geholpen. Een ritje
te paard door de duinen en over het strand
was bij enkele soldaten ook erg geliefd. De
gedresseerde militaire Oldenburgers werden
daarbij geprevaleerd boven de gevorderde boe-
renknollen. Reguliere bezigheden betrof
vooral het wachtlopen, zoals stal- telefoon-
en politiewacht bij de kanonnen.
De stalwacht werd vaak veraangenaamd door
een gratis kopje koffie van bewoners. Zo
kwam juffrouw Enschedé steevast aan
gelopen met de thermoskan, gevulde koek
en/of appel en bij café Donselaar kwam Bart
altijd aanzetten met een bakje verse koffie.
Oefeningen werden ook gehouden. Deze
bestonden vooral uit het berijden van de zes
span paarden voor de stukkenwagen naar
bijvoorbeeld Wijk aan Zee.
Het terrein achter fam. Ruygvoorn en pal
achter de huizen van de Velserbroeklaan was
als standplaats aangewezen voor de keuken
wagen. Later werd op dezelfde locatie een
houten keuken gebouwd. Langs Velserbroek
straat nr. 18 ging men naar Broekbergenlaan
nr. 44, welk pand dienst deed als eetzaal. Op
de hoek (nr. 48) was de kantine gevestigd.
Daar kon men tegen een kleine vergoeding
koffie - gevulde koeken etc. verkrijgen. Men
werd geholpen door de kantine bazen Cor
Eindhoven en Piet van Schoor. De soldij was
twee gulden en drie cent in de week. Soldaten
die wat ruimer in hun slappe was zaten,