Uit het tafereel blijkt, dat de hofstede Huis te Loo in deze tijd nog van een eenvoudige allure is en gelegen is in een open landschap met minimaal begroeide duinen. In het onderschrift bij de afbeel ding wordt het Huis te Loo het Hof te Loo genoemd. Het tot de ge moedelijke rijmkunst behorende gedicht luidt als volgt: Dit 's 'Huijs en 't Hof van Loo, het Huijs staet op het Sparen, In 'beste van de stad, daer onse schepen varen. De Hofsteê wel bekend op synen naem van Loo Leyt aen der duynen kant, bij 't Huijs te Bredero. Daer is syn Brouwerij, sijn arbeijd en sijn nering, Daer wacht hij van den Heer sijn segen en sijn tering. Hier is sijn Lust-vertreck, hier is sijn speel-prieel, Dit is sijn last en lust, dit is sijns levensdeel. Is 't brouwen niet een angst, en een bekommerd woelen? Dit is voorwaar genoeg te mercken en te voelen: Hoe billick is het dan dat hij wat spelens heeft En dat hij sich te met op 'land tot rust begeeft. Indien wij nu en dan ons niet wat wils en geven, En breken onse sorg en swaren kommer af, Totdat men rusten sal by Got en in het graf. Afb. 3: De hofstede Huis te Loo en de brouwerij de Drie Leliën. Jacob Adriaensz. Matham 1627. A VK Haarlem, atlas Haarlem topografische prentencollectie. 8

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2002 | | pagina 10