6 Verslag omtrent de Brederosche duinen,
opgemaakt door den hoofdingelanden van
Rijnland A. van Stralen, naar aanleiding
van het rapport van dijkgraaf en hoog
heemraden van den lOden maart 1864;
1865
7 Hoogheemraadschap van Rijnland (OAR
nr. 1144). De toenmalige eigenaar was
Mr. J.E. Taunay.
meer bezig gehouden met de helmbeplanting van de Brederoodse
duinen (behalve de Velsense duinen, die onder het 'Hoogheemraa
dschap van Hondsbossche en Duinen tot Petten' vielen). Rond
1500 waren de verstuivingen zo groot, dat in 1515 het planten van
helm werd opgedragen aan het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Het duurde evenwel tot 1521, voordat men daadwerkelijk die taak
op zich nam.6 Rijnland heeft sinds 1521 vooral de voorkant van de
duinen beplant om de eigendommen van de ingelanden tegen over-
of verstuivingen te behoeden. 'Rijnland breidde zijn gezag in het
duin voortdurend uit en verdrong van lieverlede de opperste duin-
meijer, dwz. de ambtenaar van de grafelijkheid met het toezicht
over de jacht in de duinen belast.' Of er al helmbeplanting onder
de verantwoordelijkheid van de Brederodes heeft plaatsgevonden,
is zeer twijfelachtig. Mogelijk daar, waar het duin aan de landzijde
het hoogst is, kan het vroegst en regelmatig helm geplant zijn.
Zuidwestelijk van de kasteelruïne van Brederode ligt de 45 meter
hoge Brederodeberg; de ruïne en de berg liggen tevens op de lijn
van de heersende zuidwestelijke wind. Het kasteel of de ruïne
werd in 1491 voorgoed verlaten. Gezien de 17dc en 18dc eeuwse
prenten van de ruïne, waarop grote zandsuppleties rondom de ruï
ne zichtbaar zijn, zijn er blijkbaar nog verstuivingen geweest. Bij
archeologisch onderzoek in 1996 werd op het zgn. perron toe
gang naar torens en zalen) van de ruïne door mij een stuifzandpak
ket van tenminste 80 centimeter aangetroffen. Dit was overigens
de enige vrijwel nog overgebleven ongestoorde toplaag. Daar het
perron door de eeuwen heen altijd min of meer in gebruik is ge
weest, moeten elders in de ruïne de stuifzandlagen aanzienlijk dik
ker zijn geweest. Pas in 1661 zijn blijkens een resolutie in den
ambachten van de Vogelsangh, Aelbertsberg ende Tetherode en in
de duijnen aenhorigh den huijse van Brederode structurele
maatregelen genomen voor helmbeplanting en om konijnen te be
strijden. Uit verslagen en brieven van de 19de eeuw blijkt overigens
dat er nog veel overlast door verstuivingen aanwezig was. In een
brief van 1842, gericht aan het Hoogheemraadschap van Rijnland,
schrijft de eigenaar van Jagtlust ondermeer het volgende: "Intus-
schen is nu sedert omtrent twee a drie jaren het voorduin tusschen
de Blaauwe trappen en de banscheid van de Hondsbossche gelegen
losgeraakt en zodanig dat bij droog weder en storm, ik Jagtlust
voor mijn oogen zie begraven."7
Naast de natuurlijke erosie door verstuivingen bestond het af-
zanden van de duinen. Het 'opkarren' van bleekvelden vond
tijdens het seizoen plaats door zand op de velden te brengen
ter bestrijding van de gevreesde modder en drassigheid. Hoewel de
blekerij van Meer en Berg al in 1748 werd gesloopt, had Meer en
Berg in 1762 nog steeds het zgn. "soodenslagrecht" (zodenslaan).
In het voorjaar werden uit de wildernis zoden gehaald om slechte
plekken in de velden en langs de slootkanten bij te werken, zodat
33