13.00 uur:
middagmaal en pauze
14.00 uur:
werktaken in en rond het huis
16.00 uur:
theepauze
16.30 uur:
studie
18.00 uur:
avondmaal
18.30 uur:
studie
20.45 uur:
vrije tijd
21.30 uur:
gezamenlijk avondgebed in de kapel
(20.00 uur voor de aspiranten)
22.00 uur:
lichten uit en absolute stilte (20.30 uur
voor de aspiranten)
"Ma het Vaticaans Concilie werd deze dagorde iets los
ser. De mis duurde korter, meditatie en gewetenson
derzoek vervielen.
Jedere dag begon en eindigde in de kapel. Achter het
hoofdaltaar, waar dagelijks de mis voor de aanwezigen
gelezen werd, bevond zich een omgang met enkele klei
ne altaren, waar paters, bijgestaan door een misdienaar,
individueel de mis konden lezen.
Zoals in kloosters gebruikelijk was er de gehele dag
sprake van voortdurende afwisseling van gebed en
werk, waarbij het werk voor de seminarist bestond uit
studeren, d.w.z. het volgen van de lessen in de daarvoor
bestemde klaslokalen op de eerste verdieping van de
aanbouwvleugel, gevolgd door verplichte studie-uren in
de gezamenlijke studiezaal op de begane grond van het
hoofdgebouw, waar zich ook de eetzaal (refter) bevond.
Qe dagorde werd niet alleen bepaald door de afwisse
ling van gebed en studie, maar ook door die van stilte
en conversatie (recreatie). De recreatiemomenten over
Refter. Eten in stilte en luisteren naar een stichtelijke le
zing.
Studiezaal in het hoofdgebouw. In het midden, bijna on
deraan, een student met de welbekende studiemouw
de dag waren precies vastgelegd en daarbuiten heerste
"silentium". Zelfs tijdens de gezamenlijke maaltijd in
de refter sprak men niet. Wel werd er voorgelezen uit
stichtelijke werken. Tot in de vijftiger jaren was het in
vele kloosters, ook bij de Witte Paters, gebruikelijk om
dat voorlezen te doen zonder intonatie, het zogenaamde
"recto tono".
J—Jet Lavigerie College was niet alleen een kleinsemina
rie voor toekomstige priester-missionarissen, maar
het was tevens het kloostergebouw van de communiteit
van de Witte Paters.
Zij huisden op de eerste verdieping van het hoofdge
bouw. Hun aanwezigheid was voor de seminarist erg be
langrijk, omdat hij zo voortdurend leefde tussen de le
vende voorbeelden van zijn roeping. Zij waren docent
en leidsman tegelijk. Onlosmakelijk waren zij verbon
den met zijn seminaristenbestaan. Hij sprak ze aan met
het bij de Witte Paters gebruikelijke "mon père" en de
broeders met "mon ffère", dit vanwege de Franse oor
sprong van de orde. Men zou kunnen zeggen dat het se
minarie gerund werd als een geestelijke familie met de
bedoeling de priesterstudenten langs een gestructureerde
weg voor te bereiden op het dragen van verantwoorde
lijkheid en de uiteindelijke missionering.
[Regelmatig kwamen Witte Paters op bezoek die op
verlof uit Afrika waren. Zij vertelden over hun mis
sieland en vertoonden dia's en films. In deze leefomge
ving raakte de seminarist diep doordrongen van zijn roe
ping. Wie onverhoopt toch het zicht op zijn roeping
kwijtraakte, ging van het kleinseminarie af en keerde
naar huis terug. Na het Tweede Vaticaans Concilie werd
het beleid soepeler.
Recreatio
gtudie en gebed werden afgewisseld door recreatie.
In de zuidoostelijke aanbouwvleugel was de recreatie
ruimte, waar een biljart en tafeltennistafels stonden. Wie
liever las, kon terecht in een kleine bibliotheek met zo
wel religieuze als ontspannende lectuur. Het toneelpodi
um bood gelegenheid tot het opvoeren van voorstelling
en en het vertonen van stichtelijke films.
Een verdieping hoger lag een aparte biljartkamer. Begin
jaren zestig deed ook de televisie zijn intrede op het in
ternaat en vond een plek in een aparte tv-kamer.
In de kelder was naast een fietsenstalling, stookkelder
en aardappelopslag ook plek ingeruimd voor een hobby
ruimte, een filmzaaltje en een kunstatelier. Eveneens
aan muziek werd gedacht. In de verbindingsgang van
het hoofdgebouw naar de kapel lagen drie goed geïso
leerde kamertjes, waar instrumentalisten naar hartelust
konden musiceren.
Recreatiezaal in de aanbouwvleugel
Jn het begin van de jaren zestig, toen het aantal semina
risten zijn hoogtepunt bereikte, werd voor de oudste
studenten (senioren) een aparte recreatieruimte ge
bouwd, die de naam Voloptée kreeg. Dit gebouw is op
de foto te zien ten zuidwesten van de kapel.
Het verhaal gaat, dat de naam verzonnen werd omdat er
altijd volop thee was i.t.t. tot de duurdere koffie. Om de
naam meer cachet te geven, verbasterde men deze tot
Voloptée, met een knipoog naar het Latijnse woord vo-
luptas, dat genot of genoegen betekent.
[y[aar ook het uitgestrekte terrein rond het internaat oe
fende grote aantrekkingskracht uit op jongens die
liever in hun vrije tijd de buitenlucht opzochten.
Ten noorden van het hoofdgebouw, op de plek waar
vroeger de hertenkamp van het voormalige Spaamberg
lag, bevonden zich twee voetbalvelden met kleedruimte.
Op deze velden streden teams uit diverse jaarlagen te
gen elkaar. Een zeldzame keer deed zich de gelegenheid
voor om tegen een selectie van paters uit te komen.
Ook werd er gehockeyd.
A an de zuidrand van deze sportvelden hield de archeo
logische en paleontologische werkgroep (ARPA)
zich bezig met opgravingen. Veel verder dan het naar
boven halen van dierlijke kaken, kiezen en enkele tegel-
scherven van de oudbouw Spaamberg kwam men niet.
De senioren noemden deze groep dan ook wel spottend
de GNW (graven naar Wüste).
gen oosten van de aanbouwvleugel lag nog een kleine
"dierentuin", waar dierenliefhebbers konijnen en di
vers klein pluimvee konden verzorgen. Dit terrein ein
digde bij de vijver, waarvan de loop bij de bouw van het
huidige appartementencomplex licht werd gewijzigd.
gen zuiden van het hoofdgebouw bevond zich de cour
die in 1956 werd betegeld en waar diverse sporten
werden beoefend, waaronder voetbal en basketbal. Te
gen de bosrand aan, lagen weer twee betegelde tennisba
nen.
Voornoemde cour werd tweede helft jaren zestig een
tweetal winters met brandweerslangen omgetoverd tot
ijsbaan waar niet alleen de studenten maar ook de jeugd
van Santpoort intensief gebruik van maakten.
[Ret pad langs de cour en het koetshuis leidde naar de
grote oude moestuin van Spaamberg, nog uit de tijd
van de familie Wüste, met boomgaard en slingermuur,
waarlangs o.a. peren werden gekweekt. Hier konden de
studenten de handen uit de mouwen steken en hand- en
spandiensten verrichten.
y^nderen hielden zich bezig met de aanleg en het on
derhoud van paden. In de beginjaren van het internaat
werd voor de verharding van deze paden gewerkt met
puin van het oude landhuis.
^/ilde men verder de natuur in, dan had men de moge
lijkheid toe te treden tot het houthakkersgilde, ge
vestigd aan de rand van het bos ten oosten van het
koetshuis.
gen aantal jongeren o.l.v. eerder genoemde pater Hen-
sen verzorgde in de vrije tijd vanuit het oude koets
huis een interne periodiek met de officiële naam Colle
geblad van het Missie College Spaamberg van de Witte
Paters van Afrika, in de "volksmond" echter Habari ge
noemd (Swahili voor: nieuws). Het blad werd via abon
nementen en losse verkoop verspreid onder de studen
ten, ouders, paters en andere geïnteresseerden, onder
wie Santpoorters. Het doel was constante aandacht te
besteden aan missieonderwerpen en het intemaatsgebeu-
ren.
In het koetshuis, dat deels onderkomen bood aan drie
knechten (die in het kader van een "beschermde werk
plaats" voor het College werkten), werd ook een ruimte
als Affikamuseum ingericht. Pater Hensen die een grote
rol speelde bij de werving, versierde deze hal met aller
lei attributen uit Afrika: speren, schilden, religieuze
voorwerpen, maskers en opgezette dieren, waaronder
een leeuw die de bezoeker bij binnenkomst als eerste
verwelkomde. Belangstellende studenten werden in hun
vrije tijd opgeleid tot kiongosi (Swahili voor gids) en
17
16