UrrpEVERH jCJSA^MEE» SAHTPOOOT ven zij de uitgeverij in bij de Kamer van Koophan del waarmee uitgeverij C.A. Mees op papier een feit was. In 1921 volgde zakelijk gezien de 'door braak' van de uitgeverij. Dat gebeurde met de no velle Friesch Dorpsleven, ook weer van Nine van der Schaaf, eigenhandig gebonden, en van hout sneden voorzien door Fokko Mees, een broer van Conno. Van Friesch Dorpsleven werden uit eindelijk 1000 exempla ren verkocht. pokko Mees, geboren in 1887, was grafisch kun stenaar, illustrator, schil der en werkte achtereen volgens in Batavia, Parijs, Den Haag, Boedapest, Nice en Aix-les-Bains, waar hij in 1968 overleed. Hij heeft verschillende uitgaven voor Mees vorm gegeven, vaak met hout- snedes. In een brief uit 1924 geeft hij aan genoe gen te nemen met een abonnement op Wendin gen, als betaling. Later werkte hij ook een keer mee aan dit blad dat tot het fonds van Mees be hoorde. Hij bemoeide zich ook met de uitgeverij zelf. Bij een van de uitgaven waarvoor hij een omslag moest maken merkte hij op:'Daarmee doe je je uit: geversnaam schade.'5 Hoewel er slechts enkele brieven van Fokko Mees bewaard gebleven zijn, verkrijgt men uit dat kleine beet je een weinig florissant beeld van de grote kunstenaar. Zo schrijft hij aan Mea Verwey in een discussie over de taakverdeling op de uitgeverij: 'Ik haat daarom de de mocratie, met 't gewauwel van de massa, die 't altijd be ter weet, dan degene die 't moet doen. Een goede orga nisatie eischt een zuiver afgebakende taak voor iedere medewerking en een onbeperkte vrijheid aan den lei der'.6 Later maakte hij enkele ontwerpen voor de PTT, onder meer een gelukstelegram, en postzegels ter gele genheid van de Olympische Spelen in Amsterdam, in 1928. Hij werd langzaamaan een bekend kunstenaar. In 1933 schreef Mea Verwey aan een collega-uitgever dat hij voor zijn schoonzus geen vriendenprijs meer reken de.7 gij uitgeverij C.A. Mees volgden de uitgaven el kaar na het succes van Friesch Dorpsleven nu snel op. Jaarlijks zo'n 20 titels, later meer nog toen Mees ging samenwerken met de Vlaamse uitgever De Sikkel. De hoofdmoot van het fonds betrof lite ratuur, met Aart van der Leeuw en Albert Verwey als paradepaardjes. Het fonds telde ook enkele opmerkelijke titels in de non-fictie ca tegorie: Elsbeth Friedrichs, Leert weer zien! (Lernt wie der sehen!). Nieuwe geneeswijze voor zieke oogen. Een handleiding voor het zelf behandelen van gezichtsstoor nissen en het verkrijgen van grootere gezichtsscherpte voor ooglijders en gezonden volgende beginselen van dr. W.H. Bates, Walther von Hollander, Man en vrouw boven de veertig: nieuwe levensstijl in een nieuw le venstijdperk uit het Duits vertaald door Mea Mees-Ver- wey, de 'Oostersche Bibliotheek', met daarin hoogwaar dige studies over en vertalingen van Arabische, Indiase, Maleise, Chinese en Japanse literatuur, verder nog een studie over jeugdcriminaliteit en de remedie van werk kampen in dezen, en studies over taal. \f oor het boekbedrijf waren de jaren tussen 1925 en 1935 een moeilijke periode. Meer nog dan de voor afschaduwing van de oorlog, deed de economische cri- Omslag van "Nieuwe catalogus van onze uitgaven 1921-1933. Santpoort 1932. 36 pag. Privécollectie. HEAnEES-VERWEY Omslag van "Golfslag", een poëziebundel van Mea Verwey HEERK WALLING Bandteekening en houtsne den van Fokko Mees voor "Heerk Walling", een her uitgave door de Wereldbi bliotheek van de novelle "Friesch dorpsleven uit een vorige tijd" van Nine van der Schaafuitgegeven door C. A. Mees in 1921. Logo van de uitgeverij C.A. Mees uit de beginperiode 28 N.V, vh. S A UITGEVERIJ C. A. MEES NTPOORT sis zich gelden. Met name begin jaren '30 moest ook uitgeverij C.A. Mees in financieel opzicht op haar tellen passen. In nagenoeg alle brieven uit die tijd spreekt de uitgeverij haar bezorgdheid uit over de economische cri sis, die volgde op de Beurskrach van 1929. Mea Verwey schreef bijvoorbeeld in 1932 verbitterd aan een van haar fondsauteurs dat 'mijn man, die de toekomst van de uit geverij in het algemeen en van de zijne in het bizonder pikdonker inziet' weinig projecten meer aandurfde.8 Het was duidelijk dat de uitgeverij dreef op de inzet van Mea. Tussen de beide echtelieden ging het niet best, en Conno Mees trok zich in 1932 uit de uitgeverij terug. In 1936 werd de echtscheiding uitgesproken. Conno Mees vertrok naar Azië, waar hij aan enkele universiteiten werkzaam was als hoogle raar Maleis. Mea Verwey vond in de Amsterdam mer J.B. Greeve een com pagnon waarmee ze de uitgeverij kon voortzetten. De uitgeverij bleef nog actief tot in de jaren vijf tig, Mea Verwey was in middels hertrouwd met de veel oudere kunstenaar Dirk Nijland. Acht jaar na hun huwelijk werd zij we duwe. Aan het eind van haar leven deed Mea Ver wey de uitgeverij met het hele fonds over aan twee jonge vrouwen die teza men een uitgeverij hadden opgezet onder de naam De Tor. 'Ik vind n.l. vrou wen bij uitstek geschikt om een uitgeverij te lei den en heb het zelf jaren lang met hartstocht ge daan', zo motiveerde ze de keuze voor het jonge duo.9 Zij stierf op 86-jarige leeftijd, in 1978. Logo van de uitgeverij na de voortzetting door Mea Verwey en J.B. Greeve in 1932 Logo van uitgeverij De Tor". In 1968 ging uitg. Mees over in deze jonge Amsterdamse uitgeverij. Collectie Mea Nijland-Ver wey, Collectie bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. Soroptimist ]\/[ea Verwey was een van de eerste soroptimisten in Nederland. Achter deze ietwat mysterieuze bena ming gaat een respectabele organisatie schuil, opgericht in 1921 in de Verenigde Staten, en nog altijd actief - ook in Nederland. De naam komt van 'zusters'( sorores) die het beste (optimum) nastreven. Het doel van deze club van vooral werkende vrouwen is, om via hun net werken de rechten van de mens, in het bijzonder die van de vrouw te verbeteren. Je zou het een soort rotaryclub voor vrouwen kunnen noemen, of een alternatief voor het 'old-boys-network'. De Nederlandse afdeling werd in 1927 opgericht. 'Meisjes hadden - en hebben - bij beperkte middelen en gemankeerde studierichting, altijd veel weerstanden te overwinnen...' zei Mea Verwey over de kansen van haar eigen sekse.10 Zelf slaagde ze er in haar studie Nederlandse letterkunde af te ronden. Ze begon zelfs aan een proefschrift dat ze in 1928 met suc ces wist te verdedigen. Promotor was haar eigen vader, het onderwerp van haar dissertatie was haar grootvader, de negentiende-eeuwse letterkundige J. van Vloten, en de handelseditie van het proefschrift werd uitgegeven door haar eigen uitgeverij. Jets van haar, laten we het semi-feministische levens houding noemen, is in het fonds van uitgeverij C.A. Mees terug te vinden. Zo gaf zij voor de Vereniging voor Vrouwen met een Academische Opleiding (WAO) in samenwerking met onder meer de Soropti misten, in 1940 een boek uit, getiteld Vrouwenberoepen, dat al spoedig herdrukt moest worden. En zij beijverde zich om het werk van vrouwelijke auteurs onder de aan dacht te brengen, overigens voornamelijk in de jaren veertig. Ze gaf toen twee bloemlezingen uit met werk van vrouwelijke dichters: Scherenkust (1948) was een bundel met werk van Zweedse dichteressen, samenge steld door Martha Muusses. En Het witte schip, ook uit 1948, was een bloemlezing Nederlandse dichteressen. 'Alleen al door de onderwerpen: liefde, moederschap, persoonlijk en concreet ervaren onderscheidt zich de vrouwenpoëzie van het meer abstracte, dat mannenpoë- zie eigen is', verwoordde ze haar niet al te geëman cipeerde visie op poëzie van vrouwen, in een brief aan een van hen, M. Vasalis.11 Het zal niet verbazen dat Va- salis uiteindelijk niet in de bloemlezing terug te vinden is. Mea zelf wel, met 14 gedichten. Naast enkele positie ve recensies kreeg Het Witte schip ook stevige kritiek van onder anderen J. Greshoff in Het Parool, onder de kop 'Nuttige en fraaie handwerken. Zes dichteressen zonder Iets aan Boord'. Mea Verwey, niet wars van een ingezonden brief meer of minder, beklaagde zich over de kop. Deze was, zo kreeg ze van de krant te horen, door Greshoff zelf zo aangeleverd.12 Mea Verwey had overigens wel een neus voor dichterstalent, want zij kan gezien worden als de ontdekker van Ida Gerhardt, die in 1940 bij uitgeverij Mees debuteerde met de bundel Kos mos. Van haar tweede bundel Het veerhuis uit 1945 werden in enkele maanden tijd maar liefst 5750 exem plaren verkocht, wat voor poëzie een ongekend succes is.13 Opvoeding J-Joewel literaire uitgaven de hoofdmoot vormden, telde het fonds van uitgeverij C.A. Mees ook heel wat an dersoortige titels in het fonds. Wat vooral in het oog springt zijn de vele tijdschriften die uitgeverij Mees op de markt bracht. Meer dan haar man, liep Mea Verwey warm voor dergelijke initiatieven. Een van die tijd schriften was gewijd aan de opvoeding. Zelf had Mea Verwey met Conno Mees vijf kinderen, maar het gezin leek niet voor geluk geboren. Het tweede kind, een dochterje geboren in 1920, overleed op 29 DOOR NINE VAN DER SCHAAF

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2006 | | pagina 16