iifiS TE WEN (3^0: Wendingen Het kunstmagazine Wendingen (1918-1932) was een maandblad voor "bouwen en sieren en de belangrijkste spreekbuis van de Amsterdamse School (zie o.a. De Zandpoort, nr. 16, 2003, p. 31). Hoofdredacteur was architect H.Th. Wijdeveld, de overige redactieleden waren ook architecten. Alle uitgaven zijn gewijd aan een thema op het gebied van architectuur of daaraan gerelateerde kunst en vormge ving. Later schonk "men ook aandacht aan interieurontwerpen (Gispen), gebruiksvoorwerpen, grafische kunst, dans en decorontwerpen. Wendingen was een progressief blad. Het bood een forum voor architecten en andere kunstenaars die actuele kwes ties binnen hun vakgebied aan de orde wilden stellen. Bij iedere uitgave kreeg een andere kunstenaar de opdracht voor het omslagontwerp. Wijdeveld speelde een cruciale rol in de typografische vernieuwing van het blad. Deze onorthodoxe typografie, hel der en expressief, is bekend geworden als de "Wendingen-" of "Wijdeveldstijlen maakte het blad beroemd. Uitgave van Wendingen van december 1921 waarin ont werpen worden besproken van de afgevaardigde leden van Architectura et Amicitia zoals De BazelBerlage, Cuypers, Wijdeveld, De Klerk, Krop, Jesserun de Mes- quita, enz. De litho op de omslag is van R.N. Roland Holst. Uit: Wendingen 1918- 1932, architectuur en vormgeving, Blaricum 2001 Uitgave van Wendingen in augustus 1928 over toege paste kunst met een introductie door de ontwerper W.H. Gispen. Litho op de omslag naar een tekening van W. H. Gispen. sier er bijdragen aan hebben geleverd. Zo was er bij voorbeeld een nummer geheel gewijd aan de plannen van H.P. Berlage voor het Haags gemeentemuseum, in clusief de ontwerpen, doorsneden, maquettes. Sommige nummers waren gewijd aan toegepaste kunst, zoals het Meubelnummer of het Kristallennummer. Voor Mea Verwey was het vertrouwd terrein want veel kunste naars kende zij al via haar vader Albert Verwey. Ook Fokko Mees werkte mee. De redenen voor uitgeverij C.A. Mees om dit tijdschrift uit te geven was de biblio fiele belangstelling van het uitgeversechtpaar. Naar hun idee immers, moest drukwerk er uitermate verzorgd en smaakvol uitzien. Nadat het enkele jaren bij uitgeverij De Hooge Brug was verschenen, kwam het blad in 1924 in handen van uitgeverij Mees. rijvende kracht achter het tijdschrift was H.Th. Wij develd (1885-1987), zelf ook een vermaard architect. Hij wilde met Wendingen een uitgave verzorgen die 'over heel Europa opkomende bloesems van het nieuwe zou opvangen, omschrijven en publiceren.'.17 Dat lukte, het tijdschrift was - en is - zeer gezocht. Toch heeft het de uitgeverij voornamelijk kopzorgen gekost, omdat het zo moeilijk en kostbaar te maken was. Dat kwam onder meer door de strenge eisen aan typografie en verzor ging, en de vaste partners die Architectura et Amicitia wilde inschakelen voor de afwerking. Uitgeverij C.A. Mees was veelvuldig in conflict met het genootschap over dit soort zaken, want praktisch en technisch waren de eisen van het genootschap vaak niet haalbaar. Een paradepaardje waren de zeven Frank Lloyd Wright nummers van het tijdschrift. Wright is architect van veel wolkenkrabbers in Chicago, en onder meer het Guggen heim Museum in New York. Het idee was om van de 7 nummers, geschreven door bekende architecten over het werk van hun toen nog vrij onbekende Amerikaanse Omslag van de uitgave Wendingen van mei/juni 1936 over meubels en interieurs door M. de Klerk met voor woord door H. TH. Wijdeveld. De litho voor de omslag is gemaakt door Fokko Mees. Collectie Universiteitsbi bliotheek van Universiteit van Amsterdam. collega, een boek te maken. Er werd een grote oplage aangemaakt, maar die raakte de uitgeverij pas kwijt toen Wright tot een internationale ster was uitgegroeid.18 De uitgeverij was zich al snel bewust van de waarde van Wendingennummers voor verzamelaars. Toen Fokko Mees een keer bij een boekhandelaar in de provincie een voorraad losse nummers had zien liggen, kreeg hij van zijn broer het verzoek die nummers op te kopen, voor een zacht prijsje door te zeggen dat er natuurlijk juist geen vraag naar was.' Hij mocht bieden tot 175,-, maar: Blijf echter zoo lang mogelijk aan de lage kant, want de winst is ons levensonderhoud waar we recht op heb ben.'" ]-[.Th. Wijdeveld heeft zelf ook een boek bij Mees ge publiceerd, dat was het boekje Naar een internatio nale werkgemeenschap een plan met 16 illustraties uit 1931, waarin hij een schets geeft van hoe een nieuw soort leefgemeenschap, een soort commune bijna, zou kunnen worden ontworpen voor het Nederlandse land schap. Niet een soort 'Walden' met rieten hutjes, moes tuintjes, maar veeleer een modem ogend campusmodel. In die plannen herkennen we iets van het vooroorlogse idealisme, dat ook Mea Verwey aanhing. ^et haar grote gezin en haar drukke baan als uitgeef ster, kon Mea Verwey wel wat hulp gebruiken. Ze had een dienstbode uit Drenthe. Kennelijk was op het Drentse platteland de vooruitgang wat achterop geraakt. Mea schrijft in elk geval aan een kennis: 'Toen ze pas bij ons was vroeg ze me of ik op de schrijfmachine nu Omslag van de Wendingen over beeldstatistiek van au gustus 1931 met daarin bijdragen uit binnen- en bui tenland. De litho op de voorkant is gemaakt naar een ontwerp van Peter Alma. Collectie Universiteitsbiblio theek van Universiteit van Amsterdam. boeken zat te drukken. Ze had zo'n instrument nog nooit gezien.'20. De schrijfmachine was in 1883 in Nederland geïntroduceerd. Door kantoren en ook enkele particu lieren werd het apparaat wel snel in gebruik genomen. Maar menigeen moest nog wat wennen aan dit apparaat, zoals blijkt uit een opmerkelijk boek dat in 1939 in een Nederlandse vertaling bij uitgeverij Mees verscheen. De grafologie van de schrijfmachine was een studie van Alfred Kring. 'Het eerste handboek van wetten, voor de geldige karakteruitleg van het tik-product' luidt de wat ongelukkig geformuleerde flaptekst van het boek. Wat het boek biedt, is een grondige uiteenzetting van alle ei genaardigheden in getypte tekst, die terug te voeren zijn op iemands persoonlijkheid. Het gaat er dus niet om de eigenaardigheden van verschillende schrijfmachines te herkennen - dat is tot op de dag van vandaag immers een onderwerp voor politieonderzoek - maar om het ge bruik ervan door afzonderlijke personen. Zo zal ieder mens een andere pagina-indeling kiezen, een harde of zachte manier van aanslaan hebben, veel of weinig lees tekens gebruiken, enzovoort. De redenering van Alfred Kring is dat het niet zoveel uitmaakt of een mens een pen of een schrijfmachine gebruikt, beiden zijn 'appara ten', en als verlengstuk van de arm te beschouwen. Hij wijst er op dat niet toevallig het woord 'karakters' ook voor letters wordt gebruikt. Mea Verwey vond het een boeiend en serieus onderwerp, zo blijkt uit de corres pondentie over dit boek met Kring. Ze liet ook haar ei gen tikschrift door hem analyseren. Dat had zij overi gens al eerder gedaan, want aan haar broer schreef ze: "Fraülein Sacher, die mijn handschrift eens heeft laten onderzoeken, vond daarin, behalve Intelligenz en eine grosse Güte en fdaar ben ik het meest mee in mijn 32 Dactylografologie O OOO 33

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2006 | | pagina 18