Oorlogsherinneringen van Jaab Poel Jaab Poel Van de heer Jacques Poel, oud-plaatsgenoot, ontving onze redactie een lange brief, mede naar aanleiding van het artikel over 'Mellonain het vorige nummer van 'De Zandpoort"Zijn relaas geeft een goed beeld van persoonlijke wederwaardigheden in de oorlogsjaren 1940-1945. Hieronder doen wij een greep uit zijn herin neringen en laten hemzelf daarbij aan het woord. ]-Jet begin van de Tweede Wereldoorlog was tevens het einde van mijn schooltijd op de Hartenlust-MULO in Bloemendaal. Op voorspraak van mijn grootvader Jacob Poel, oprichter van een textielzaak in Assendelft en later in Ede, begon ik in juli 1940 bij mijn eerste werkgever. Dat was de heer C. de Jong van de woning- en textielin- richting Nederland in IJmuiden-Oost. Na twee jaar kwam aan de werkzaamheid daar een einde, toen het winkelpand met een groot deel van de wijk op last van de Duitsers werd afgebroken voor het verkrijgen van een schootsveld voor de Vesting IJmuiden. In die tijd had ik nog steeds contact met mijn oude schoolvriend Joop de Meza, de zoon van de grote honingfabrikant. Via hem raakte ik steeds meer betrokken bij een door de heer De Meza sr. geleide hulporganisatie. Deze probeer de, eerst openlijk en later ondergronds, hulp te bieden in natura en in de vorm van voedselbonnen aan onderdui kers, die aan tewerkstelling in Duitsland trachtten te ont komen, en aan vervolgde Joodse medeburgers. Mij werd gevraagd om pakjes met 'honingproducten'af te leveren op adressen in Amsterdam. Qegin 1943 werd het dragen van een persoonsbewijs (Ausweis) door de Duitsers verplicht gesteld. Ik be sloot onder te duiken om tewerkstelling In Duitsland te ontlopen. Mijn werkgever C. de Jong zorgde voor een valse Ausweis. Deze bleek later niets te helpen, want de bezetters waren onverbiddelijk met hun afvoer naar Duitsland. ]-|et onderduiken bij mijn grootvader in Ede bleek aan vankelijk niet moeilijk. Mijn valse persoonsbewijs was echt genoeg om er voedsel- en kledingbonnen mee te krijgen en om er af en toe mee te reizen. Voor het verzet in Santpoort kon ik toen niets meer doen en in Ede was ik te onbekend om dit soort werk voort te zet ten. En Opa was oud en al angstig genoeg. Qe verveling sloeg echter toe en begin september 1944 waagde ik het erop om met vakantie terug te gaan naar Santpoort. Vanwege mijn toen magere en kleine postuur werd ik nooit op leeftijd gecontroleerd. Maar goed ook, want boven de zestien moest je naar Duits land en gesnapt worden betekende toch op transport en straf voor het zich onttrekken aan de 'Arbeitseinsatz'. Op 7 september 1944 kwamen de luchtlanding bij Arnhem en de Spoorwegstaking en werd terugkeer naar Ede onmogelijk. Ik meldde mij weer bij de verzets beweging die naar de hulp aan onderduikers "OD' werd genoemd. Na de afbraak van IJmuiden-Oost werd voor de verplichte arbeid in de staalfabrieken in Vel- sen-Noord en IJmuiden woonruimte gevorderd in de omgeving, waardoor de zittende bewoners moesten verdwijnen. Ook mijn ouders en zusje moesten zo ver huizen naar een bovenhuisje aan de Westkolk in Spaam- dam. De fabrieksinstallaties van Mellona werden in dit stadi um van de oorlog gebruikt als Centrale Keuken voor de voedselvoorziening van de nieuwe bewoners (en on derduikers). Omdat meerdere onderduikers, waaronder ikzelf, niet thuis konden blijven wonen, trokken wij in bij de Mellona-fabriek, waar tussen de emballage op zolder een schuilhut werd gebouwd met matrassen, de kens, wat persoonlijke zaken en voedsel. Als tegenpres tatie bedienden wij de honingketels in de centrale keu ken. Op zondagen, als het werk stillag, hielden we in de kantoorruimte op de kokosvloerbedekking dansfeestjes met meisjes uit de buurt, die er geen idee van hadden wie wij waren. rpot dan toe had ik het leven luchtig opgenomen, maar dit werd anders, toen in november 1944 door de be zetters razzia's werden georganiseerd om dwangarbei ders voor de Duitse wapenindustrie te verzamelen. De Duitsers kwamen ook meermalen bij Mellona. Wij ver borgen ons dan op zolder, terwijl oudere buurtbewoners in de ketels roerden. De houten vloeren maakten elke beweging riskant. Het is wel gebeurd, dat de spanning één van onze medeonderduikers teveel werd en hij wil de uitbreken. We konden dat alleen voorkomen door bo venop hem te gaan liggen. ^/[ijn zuster Riet was een actief hockeyspeelster bij Strawberries dat ook in de oorlog zoveel mogelijk de wedstrijden voortzette. Er waren ook feestjes die soms tot vroeg in de ochtend duurden vanwege de heersende Spertijd (8 uur 's-avonds tot 6 uur 's morgens. Op één van die feestjes leerde ik in Beverwijk mijn latere vrouw Christa Pluis kennen. Haar ouders hadden een oudere joodse onderduikster, tante Jo, in huis; zij hielden haar twee jaar verborgen tot aan de bevrijding. Toen ook zij moesten verhuizen trokken ze per fiets en bakfiets met tante Jo dwars door Amsterdam naar familie in Bussum. Zij werden niet gesnapt! [yjaar het ging niet altijd goed. Toen ik met een vriend een keer bij een bakker in de Dorpsstraat in Sant poort-Dorp brood wilde halen, werden we bij het passe ren van een café door een naar buiten stormende Duitse soldaat aangehouden en naar binnen gebracht. Daar wachtten tientallen mannen op transport. We moesten onze Ausweise inleveren voor controle en wachten. Die 30 van mijn vriend was niet geldig en hij zag kans te vluchten via de onbewaakte tuindeuren; hij klom over de schutting en verdween. De Duitsers waren woedend en mishandelden twee jongens bij de tuindeuren. Toen ze op het punt stonden mij na een woordenwisseling ook te grijpen, werd het bevel tot vertrek gegeven. Wij moesten via Santpoort-Zuid naar Haarlem lopen, en werden per trein naar de Surinamekade in Amsterdam vervoerd. Daar moesten we in een koude, holle loods wachten met nog een paar duizend andere opgepakte mannen en jongens. Qnderweg lopend door Santpoort-Zuid passeerden we mijn ouderlijk huis, de slagerij van G.Poel v/h J.Va der aan de Bloemendaalsestraatweg 150. Daar stond mijn inmiddels gewaarschuwde vader te kijken en je kunt je voorstellen wat dit voor indruk op hem maakte. Gelukkig was hij nog in staat mij een donkere deken en wat spek toe te gooien, wat de begeleidende Duitse be wakers mij toestonden te houden. De heer Poel beschrijft verder, hoe na een verblijf on der barre omstandigheden alle gevangenen in een rijn aak werden geladen met 150 man per ruim en hoe men met slecht weer op weg ging richting Duitsland. Zonder dat de mannen in het ruim het merkten, gaf men echter na enge tijd uit angst voor het slechte weer de vaarpo- ging op en keerde terug naar Amsterdam. Daarvandaan ging het transport nu per personentrein op weg naar het Oosten, omdat er niet op vervoer per goederentrein was gerekend. J^ij het naderen van de spoorbrug bij Diemen verlaagde de al langzaam rijdende trein de snelheid nog verder, en besloten acht man, waaronder ikzelf, uit de wagon te springen. De bewakers zaten doodmoe in een apart rij tuig en bewaakten ons nog niet. Vanuit een geopende deur sprongen we één voor één, de voorbij suizende pa len langs de spoorbaan ontwijkend naar beneden langs de spoordijk. We duikelden over de kop en bleven doodstil liggen. Maar niemand van de bewaking had onze verdwijning opgemerkt. We wachtten tot het einde van de Spertijd; daarna liepen we terug op weg naar huis. Thuisgekomen in Spaamdam was de familie bij zonder blij om de verloren zoon weer in de armen te kunnen sluiten. Degin december 1944 was het opnieuw raak. Mijn va der en ik waren per fiets met gekloofd hout op weg naar Spaamdam, toen wij ter hoogte van de Hervormde Kerk in Santpoort-Dorp door een mof werden gesom meerd te stoppen. Mijn vader kon nog een zijstraat in vluchten, maar ik besloot om na een waarschuwings schot langs mijn oor te stoppen. Ik wilde niet, dat we al lebei zouden worden gegrepen en mijn moeder en zus alleen zouden achterblijven. D^ze keer kwam ik in Haarlem terecht op een zolder van de Ripperda-kazeme, samen met honderden an dere mannen en jongens. We stookten de parketvloer op in een houtkacheltje. Op bepaalde uren was bezoek toe gestaan; mijn vader bracht weer een deken en wat spek voor onderweg. Enkele vrouwen wisten een jongen in vrouwenkleding naar buiten te smokkelen, waarbij hij veinsde onbedaarlijk te huilen. De volgende dag werden we, nu per goederentrein, weer naar Amsterdam ge bracht en opnieuw naar dezelfde loods aan de Suriname kade. Na enkele dagen vertrokken we, dicht opeenge drongen, weer in de goederentrein naar Duitsland. Ge lukkig kon de schuifdeur door de strenge vorst niet op slot en bleef een klein beetje open staan. Je begrijpt, dat we in de rij stonden om te springen in de sneeuw, die buiten alles helder verlichtte. Ik sprong als een van de eersten samen met een tijdelijke kameraad Gelukkig werd er weer niet op ons geschoten. Enkele mensen hadden ons vanuit hun ramen zien springen en riepen ons toe binnen te komen. Via een hoog hek met prikkel draad lukte het ons het huis te bereiken. De bewoners waren hogelijk verbaasd ons te hebben zien ontsnappen. Zij zagen wel meer transporten passeren, maar nooit lukte het daar iemand om te vluchten. Ik kon een honge rende jongen in het huis helpen met wat spek uit mijn plunjezak. De volgende dag bracht een kennis van deze mensen ons met een vrachtwagen naar Haarlem, van waar we weer naar huis liepen. Aan het eind van de oorlog was Jaab Poel lid van de Binnenlandse Strijdkrachten in Ijmuiden. Daar maakte hij ook de overgave van de Duitsers mee. Voordien had hij al meegedaan aan illegale schietoefeningen en aan het binnensmokkelen van wapens in de Festung IJmui den, waarbij een koerierster de wachtpost bij de door gang Driehuis-Westerveld afleidde. Na zes weken dienst vanaf de bevrijding werd hem op zijn verzoek eervol ontslag verleend onder dankzegging voor alle bewezen diensten, waarbij hij een oorkonde ontving. 31

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2007 | | pagina 17