s
Langerak (ten westen van het Vogelmeer). De duinak
kertjes, vroeger beteeld met aardappels, zijn nog te her
kennen als rechthoekige structuren met een vlakke bo
dem, omgeven door een rondom opgeworpen wal. Deze
akkertjes zijn als volgt ontstaan. In de 19c eeuw, toen de
■S.
V*
scrags
Akkertjes bij Duinpieperpad in NPZK. Foto A. Molenaar.
Aardappelveld bij Noordduinen in NPZK. Foto A. Molenaar
aardappelteelt in de duinen succesvol was gebleken,
werden er op grote schaal delen van het duingebied ont
gonnen. Op de meest geschikte plaatsen in de duinval
leien werden de struiken verwijderd, werd de bodem ge
ëgaliseerd, en eventueel afgegraven. Het afgraven was
vaak nodig om dicht bij
het grondwater te komen.
Het zand dat hierbij vrij
kwam werd in de vorm
van wallen rondom de ak
kertjes gedeponeerd. Het
resultaat was een duinland
schap met een groot aantal
akkertjes omgeven door
zandruggen. De grote op
bloei van de aardappelteelt
in de duinen trad pas in na
het uitbreken van de aard
appelziekte in 1845 (zie
kader: 'Historie van de
aardappel'). De vroeger
weinig bemeste duinzan
den bleken voor deze ziek
te minder vatbaar en de
duinaardappels werden bo
vendien om hun goede
smaak gewaardeerd.
ginds 1898 werd door de
waterleiding van de Ge
meente Haarlem water ont
trokken aan de duinen.
Naarmate de uitdroging
door de wateronttrekking
ten behoeve van de drink
watervoorziening toenam,
werd de aardappelcultuur
verdrongen, vooral sinds
1906. De reeds bij de op
gravingen genoemde vlak
te Groot Olmen werd voor
de periode van de water
onttrekking gebruikt als
weiland. Door de uitdro
ging was de vlakte voor dit
doel waardeloos gewor
den.
Op 7 juli 1952 werd de
Zandvoortse Aardappel
telers Vereniging opge
richt. In het Zeeveld nabij
het Duinpieperpad worden
nog elk jaar door leden van
de Vereniging aardappels
van diverse rassen geteeld.
Sinds 2000 zijn onder lei
ding van PWN duinakkers
in de omgeving van Zand-
voort opgehoogd met be
hulp van zand dat elders in
34
Historie van de aardappel
De aardappel is van oorsprong afkomstig uit
Zuid-Amerika. De eerste bewijzen dat de Inca's aard
appels verbouwden, stammen uit de 2e eeuw vóór
Christus. In 1536 maakten de Spaanse conquistadores
kennis met de aardappel tijdens hun opmars door Chili
en Peru. In 1565 werd de aardappel voor de eerste keer
geplant in Europa in de hoftuinen van Philips II. In
1590 werd de aardappel voor de eerste keer verbouwd
in Ierland. In 1593 werden de eerste aardappels gepoot
in de Leidse Hortus Botanicus (niet als voedingsplant,
maar als plant met geneeskrachtige mogelijkheden).
Rond 1800 was de aardappel als volksvoedsel in Ne
derland geheel ingeburgerd. De consumptie van dit
voedingsmiddel was toen al gedurende enkele tiental
len jaren krachtig gestimuleerd door stijging van de
graanprijzen. In 1845 brak in Europa de aardappelziek
te uit, een infectie met de Oömyceet Phytophthora in-
festans (Oömyceta werden vroeger gerekend tot het
schimmelrijk, tegenwoordig worden ze ondergebracht
in het rijk der Protista, ééncelligen met celkern). Aan
gezien de aardappel juist rond die tijd het volksvoedsel
bij uitstek was geworden, waren de gevolgen rampza
lig. In Ierland stierven ongeveer één miljoen mensen
van de honger. Miljoenen Ieren emigreerden naar
Engeland, maar vooral naar de Verenigde Staten.
de duinen werd afgegraven ten behoeve van natuuront
wikkeling. De reden was dat de duinakkers te vochtig
werden voor de aardappelteelt nadat de drinkwaterwin
ning was stopgezet. In verband met het voorkómen van
aardappelmoeheid (een plantenziekte die veroorzaakt
wordt door een nematode, het aardappel-cystenaaltje)
heeft men bij de Vereniging bepaald dat om de vier jaar
weer op hetzelfde veldje aardappels geteeld kunnen
worden.
J)e Provincie Noord-Holland heeft in 2000 een Cul
tuurhistorische Waardenkaart opgesteld. De contou
ren van het gebied waar kleine duinontginningen liggen,
zijn op deze kaart aangegeven. Deze zijn voornamelijk
gelegen in de gemeente Zandvoort. Een klein deel van
het gebied ligt in de gemeente Bloemendaal. Het voor
komen van kleine duinontginningen is volgens de Pro
vincie kenmerkend voor het duingebied van Kennemer-
land. Dit soort kleinschalige duinontginningen is zowel
provinciaal als nationaal gezien zeldzaam. Daarom wor
den ze aangeduid als historisch-geografisch 'van waar
de'.
Sporen van 19'-eeuwse dennenaanplant
"yanaf halverwege de 19° eeuw zijn stuivende duinen
vastgelegd door middel van de aanplant van dennen.
Er wordt begonnen met kleinschalige experimenten om
uit te zoeken welke soorten dennen het meest bestand
zijn de zeewind. Van de experimentele dennenaanplant
in de 19c eeuw zijn nog steeds sporen aanwezig. De Bre-
derodeberg, westelijk van de ruïne van Brederode gele
gen, is één van de hoogste duintoppen van het NPZK.
Aan het begin van de 19e eeuw lag deze duintop er nog
grotendeels onbegroeid bij. Aan de oostzijde werden de
zo genoemde 'Blauwe Trappen' aangelegd. Het beklim
men van de 'Blauwe Trappen' en het genieten van het
wijdse panorama dat zich bovenop de Brederodeberg
ontvouwde, was een geliefd toeristisch uitstapje in die
dagen. Om verstuiving van het gebied ten oosten van de
Brederodeberg tegen te gaan, begon men met matten op
de oostelijke helling neer te leggen. Later heeft men de
Brederodeberg beplant met dennen. Sindsdien is er van
het uitzicht niet veel meer over. De Brederodeberg is te
genwoordig beperkt toegankelijk.
W^el is het interessant dat er nog steeds enkele solitaire
zeedennen (Pinus pinaster) en een bosje grove den
(Pinus sylvestris) te vinden zijn. De zeeden is een zeld
zaamheid in het NPZK en historisch interessant. Het
idee om duinen vast te leggen door middel van de aan
plant van dennen is vormgegeven in Gascogne in Frank
rijk. Daar werden al vanaf de tweede helft van de 18e
eeuw experimentele pogingen gedaan om dennen te
planten. De duinen zijn daar in de 19e eeuw over grote
oppervlakte met zeeden bebost. Daarop is men in Ne
derland ook begonnen om zeeden aan te planten in de
duinen. De zeeden bleek in de Nederlandse duinen te
vatbaar voor bevriezing. Behalve op de Brederodeberg
is deze dennensoort te vinden in de Duinen van Velsen
(ten zuiden van IJmuiden). De grove den is vooral aang
eplant om zandgronden in het oosten en zuiden van Ne
derland vast te leggen. De grove den blijkt namelijk niet
goed tegen de zeewind bestand. Behalve op de Bredero
deberg is deze dennensoort hier en daar te vinden in
Duin en Kruidberg. 19e-eeuwse aanplant van zeeden en
grove den is binnen de regio Zuid-Kennemerland zeld
zaam geworden en is daarom vanuit cultuurhistorisch
oogpunt het behouden waard.
Dennenaanplant in de 20° eeuw
]sja de experimentele fase in de 19e eeuw volgde tot de
jaren '20 van de 20e eeuw grootschalige aanplant van
dennenbomen ten behoeve van de schachten in de
Staatsmijnen in Limburg. Voorbeelden van zulke den
nenaanplant zijn te vinden op de Kamperberg en in Ko
ningshof in het zuiden van het NPZK.
Jn de periode van 1930 tot 1935 is zwarte den (Pinus
nigra) veelvuldig aangeplant in samenhang met het
duinreliëf. Zwarte dennen blijken de kracht van de zee
wind te kunnen breken. De Corsikaanse variëteit van de
zwarte den (Pinus nigra, var. maritima) is het meest
aangeplant; de Oostenrijkse variëteit (Pinus nigra, var.
nigra) bleek teveel te lijden te hebben van konijnenvraat
en is daarom minder vaak aangeplant. In het duingebied
ten westen van Santpoort zijn Corsikaanse dennen te
vinden in Duin en Kruidberg en in de Kennemerduinen.
Tot na de Tweede Wereldoorlog zijn in de Kennemer
duinen nog dennenbosjes aangeplant, bijvoorbeeld in
het Snoekebos (noordoostelijk van de Oosterpias). Op
een enkel dennenbosje na (o.a. in 1986 oostelijk van
Zandvoort) zijn er sindsdien geen dennen meer aange-
35