r .- Astern.- «■asr ■- ->«& «v. r 'Oostenrijkse den bij Doornengat in NPZK. Foto A. Molenaar. plant. Tn de tweede helft van de 20° eeuw zijn veel dennen verloren gegaan door houtbeheer (dunningen door houtkap) en enkele stormen. Een hevige storm in no vember 1972 veroorzaakte ernstige schade in het op gaande hout. Totaal sneuvelden rond 1.800 dennen. Met het opruimingswerk werd direct begonnen: de normale dunning werd gestaakt. Op 2 en 3 april 1973 werden als gevolg van een zeer hevige storm circa 4.200 dennen ontworteld. Jn de 20e eeuw is met name de periode van 1930 tot 1935 interessant, toen clustersgewijs zwarte den (meestal de Corsicaanse en soms de Oostenrijkse vari ëteit) werden aangeplant op de in de richting van zuid west naar noordoost gerichte duintoppen - en ruggen in het open duinlandschap. Met name zijn deze bossen te vinden ten oosten van het Vogelmeer, ten oosten van het Cremermeer en in het Fazantenbos in Duin- en Kruid- berg. Jac. P. Thijsse (zie kader) heeft zich ingezet voor accentuering van de duintoppen d.m.v. de aanplant van zwarte den. Hij achtte bebossing van het duin in lagere gedeelten in strijd met het karakter en het reliëf van de duinen. Deze bossen zijn vanwege de veronderstelde aanplanthistorie 'Thijsse's bossen' gaan heten. Omdat deze manier van aanplant kenmerkend is voor het NPZK, is het behoud van deze bossen uit cultuurhisto risch oogpunt van belang. Beheerstrategie voor dennenaanplant [j)e historisch-geograaf J. Renes heeft nagedacht over de vraag naar de waarde en toekomst van de bossen, aangeplant tussen 1800 en 1940. Hij noemt dit de 'jonge bossen'. Volgens hem zijn de naaldhoutproductiebossen niet oud, niet zeldzaam, ze zijn niet mooi, in ecologisch opzicht zijn ze hoogstens interessant aan het wórden en hout leveren ze ook al niet zoveel. Bovendien blijkt naaldbos veel meer water te verdampen dan loofbos en bij te dragen aan de verdrogingsproblemen op de zand gronden. Volgens Renes hebben landschapselementen, 36 net als gebouwde objecten, een soort levenscyclus. In de eerste fase van de cyclus, in dit geval de periode tot ongeveer 1940, vormen ze het beste antwoord op een bepaalde vraag; ze zijn functioneel. In de tweede fase functioneren deze elementen nog wel, maar gelden ze niet meer als het beste antwoord op de vraag. We noe men ze dan archaïsch. In industriële termen kunnen we zeggen dat ze economisch verouderd zijn, maar tech nisch nog niet. Hierna volgt een derde fase, waarin de langzame teruggang van de vorige fase sterk versnelt. De bossen uit de periode 1800 - 1940 konden nu wel eens in deze derde fase zijn aangekomen. Er gaan steeds meer stemmen op om de donkere en saaie naaldbomen- plantages om te vormen tot meer natuurlijke bossen. Voor bebouwing heeft dit al geleid tot een landelijke in ventarisatie van waardevolle gebouwen en gebieden uit de periode 1850 - 1940, het zg. Monumenteninventari- satieproject (MIP). Uit de verzamelde gegevens is een selectie gemaakt, waarmee een representatief deel van de bebouwing veilig wordt gesteld. Renes denkt, dat we dat ook voor landschappen zouden moeten doen, en dat we daarbij de bossen niet moeten vergeten. "Penslotte wordt een cultuurhistorische waardering toe gepast op de in het NPZK aangeplante dennenbossen. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart heeft de provin cie Noord-Holland de dennenbossen in het NPZK niet beoordeeld als 'van waarde'. De grootschalige aanplant van productiebossen op de Kamperberg en in Konings hof is niet kenmerkend voor het NPZK en niet zeldzaam binnen de regio of in Nederland. Daarom zijn deze bos sen historisch-geografisch gezien niet ingedeeld in de categorie 'van waarde'. Er zijn m.i. twee categorieën dennenbossen die vanuit cultuurhistorisch oogpunt wél 'van waarde' zijn. Dit zijn de 'sporen van 19c-eeuwse dennenaanplant' - uit oogpunt van zeldzaamheid - en de 20c-eeuwse zo genoemde 'Thijsse's bossen', vanwege de kenmerkendheid voor het NPZK en de samenhang van de aanplant met de duintoppen en -ruggen. Het verdient dan ook aanbeveling om enkele voorbeelden van deze bossen te behouden. Zelf sporen zoeken gr wordt van februari tot en met oktober 2008 een inte- Thijsse Dr. Jac. P. Jac. P. Thijsse werd op 25 juli 1865 te Maastricht gebo ren. Zijn vader was beroepsmilitair, dus werd er nogal eens verhuisd. Eerst naar Grave, toen Woerden, dan Amsterdam. In Amsterdam leerde Thijsse voor onder wijzer, 'stond' voor de klas bij diverse lagere scholen, haalde allerlei acten. Zo kon hij in 1889 (hij moest toen nog 24 worden) hoofd worden van de 'Franse school' op Texel. Maar na z'n huwelijk in 1891 wilde hij toch weer terug naar de vaste wal. Dat lukt. Per september 1892 werd hij hoofd van de lagere school aan de Pas- seerdersgracht in Amsterdam. Hij kon toen meer con tacten leggen met andere geïnteresseerden in de natuur. Zo leerde hij de heren E. Heimans en H.W. Heinsius kennen, met wie hij de bekende geïllustreerde flora schreef. Hij hielp mee om het tijdschrift 'De Levende Natuur' te gaan uitgeven, maar ook was hij actief om het Naardermeer te behouden. Amsterdam wilde daar een vuilnisbelt van maken. Dankzij Thijsse ging dat niet door. Toen werd de 'Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland' mede door hem op gericht. Veel heeft Thijsse geschreven. Tientallen Ver kade-albums, de reeds genoemde tlora, kleine boekjes over de natuur en honderden artikelen in kranten en tijdschriften. Sedert 1902 woonde Thijsse in Bloemen- daal, vanwaar hij forensde op Amsterdam, waar hij bio logieleraar was geworden aan de Kweekschool voor onderwijzers/onderwijzeressen. Tot 1921, want toen werd hij, tot zijn pensionering in 1930, leraar biologie aan het Kennemer lyceum te Overveen. Op 18 septem ber 1922 werd Thijsse benoemd tot eredoctor van de Universiteit van Amsterdam. In 1925, toen hij 60 jaar werd, kreeg hij de naar hem genoemde Thijsse's Hof te Bloemendaal aangeboden. Al in 1941 had Jac. P. Thijs se ideeën over de oprichting van een Nationaal Park in het duingebied van Zuid-Kennemerland. Bijna 80 jaar oud, op 8 januari 1945, is hij overleden. Beeld in Thijsse 's Hof 37

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2008 | | pagina 20