De Velser kers en bruine bonen
Middelen van bestaan rond 1752
Wim Veenendaal
Wat ziel word niet vervrolijkt, hoe vermoeit,
Die zien mag hoe de karsplantagie bloeit,
Die hier byna een uur in 't rond geplant is,
De schoonste die in ons geheele land is
|-[et produceren van het dagelijks voedsel was in de
achttiende eeuw voor velen een harde noodzaak
Mensen die zich daarmee bezighielden (en dat was een
groot gedeelte van de bevolking) waren de kunst van le
zen en schrijven niet machtig. De aanwezige kennis
werd doorgaans van vader op zoon mondeling overge
dragen. Er werd dus maar heel weinig opgeschreven.
In 1991 heeft er een onderzoek plaatsgevonden in de
beerput bij het huis van Daatje op de buitenplaats Wa
terland. Aan de hand van in deze put gevonden zaden
kunnen we ons in ieder geval een voorstelling maken
van wat er in die tijd op een buitenplaats geconsumeerd
werd: onder meer vlier, pruim, kers, rode en zwarte bes
sen, druif, abrikoos en perzik. Ook komkommer en me
loen werden aangetroffen. Dit is opvallend omdat voor
de teelt van deze gewassen veel warmte nodig is. Daar
naast werden de zaden van hennep werden gevonden.
Vermoedelijk werd hennep o.m. gezaaid voor de vor-
AJbeelding van een vinker. In de boom hangt een kooitje
met een lokvogel. In de mand zitten lokfluitjes voor de
verschillende soorten vogels. In 1747 verdiende de vin
ker van Groeneveen 18 stuivers per dag. Er zijn ook vo
gelvangers, die voor zichzelf werken. In het deel van de
houtvesterij Holland, waartoe ook Santpoort behoort,
mag een vinker zonder vergunning zijn netten uitleggen
op eigen of andermans grond, tenzij de grondeigenaar
dit uitdrukkelijk heeft verboden. Nachtegalen mocht
men niet vangen vanwege hun zang en ooievaars niet,
omdat de mensen geloofden, dat zij het gebouw waarop
ze nestelen beschermen tegen brand en blikseminslag.
Een vogelhaan met hut rond 1752. Op de buitenplaat
sen bouwt men vaak een vinkenhut of een -huis. Dat is
comfortabel voor zichzelf en voor de gasten die men
graag ontvangt en de vogels worden niet afgeschrikt
door beweging of stemgeluid
ming van windkeringen. In geval van grootschalige teelt
werden de vezels van deze plant benut om touw van te
maken. Het gebruik van hennep zoals in onze moderne
tijd kende men in vroeger eeuwen nog niet. Ook veldsla
en postelein mogen niet ongenoemd blijven. Verder
werden in kleine hoeveelheden onkruidzaden gevonden
Al deze vondsten geven een dus een indruk van de ge
wassen die in het midden van de achttiende eeuw be
kend waren en ook gebruikt werden.
In diezelfde periode werd in ieder geval door de betere
stand veel aandacht geschonken aan fruit. Het telen van
fruit werd op de buitenplaatsen tot een ware hoveniers
kunst verheven. De eigenaren konden tegen elkaar
pronken met de vakbekwaamheid van hun hovenier.
Men had er veel plezier om de fruitbomen in mooie vor
men te snoeien. Men teelde fruit aan bomen die solitair
in het veld geplant waren. Denk daarbij bijvoorbeeld
aan appels, peren, pruimen en kersen. Maar de mooiste
snoeivormen konden we vinden aan de fruitmuren. Deze
muren gebruikte men voor de teelt van warmteminnende
soorten zoals perziken, abrikozen, druiven en peren.
De fruitmuren werden zo gunstig mogelijk ten opzichte
van de zon geplaatst en aan beide zijde beplant. Eén
kant stond altijd minder gunstig op de zon gericht. Dat
was nauwelijks een bezwaar want doordat deze vruchten
later rijp waren, kreeg men een spreiding van de oogst.
De verworven kennis in die tijd van het snoeien van
fruitbomen wordt heden ten dage nog in de moderne
fruitteelt gebruikt.
De streek rond Velsen stond in die tijd vooral bekend
om zijn voortreffelijke kersen. Deze waren veel beter
36
van kwaliteit dan de kersen uit de Betuwe en onder
meer in Amsterdam werd de Velserkers zeer gewaar
deerd. Daaraan moet worden toegevoegd dat de Velser
kers als sóórt nooit is teruggevonden. Hoogstwaar
schijnlijk heeft hij als zodanig zelfs nooit bestaan. Het
waren gewoon de kersen uit Velsen die zo goed waren.
En dat had weer alles te maken met de korte reis-/vaar-
tijd van Santpoort of Velsen over het Wijkermeer naar
Amsterdam: het product kwam altijd vers op de markt.
Ret telen van fruit was niet alleen voorbehouden aan
de 'hogere stand', ook de gewone man had in zijn
tuin wel een fruitboom. Immers, als je dan toch een
boom plant dan liefst eentje die eetbare waar oplevert en
waar wat mee te verdienen viel. Fruit was bovendien
rijk aan vitaminen en daaraan was 'normaal' gesproken
een groot gebrek. Een ander schaars artikel in de dage
lijkse voeding betrof eiwit, een belangrijke voedingsstof
die wordt aangetroffen in melk, vlees, vis en eieren.
Allemaal producten die voor de meeste mensen niet da
gelijks voor handen waren, dat was voor hen simpelweg
onbetaalbaar. Gelukkig was er een alternatief in de vorm
van peulvruchten, die dan ook naast granen veel geteeld
werden.
Aanvulling op het eiwitrantsoen werd verkregen door te
jagen, te vissen (het Wijkermeer was vlakbij) en door de
aanleg van vinkenbanen. Tijdens het vogeltrekseizoen
werden op zo'n vinkenbaan met behulp van netten op
grote schaal vogels gevangen voor de consumptie. Een
vorm van jacht die al lang niet meer toegestaan is. Ten
slotte kan gemeld worden dat mensen die beschikten
over een stukje grond, in hun melkbehoefte kon voor
zien door het houden van een koe of een geitje.
Jos Abbing
J)e buitenplaatsen in het gebied Velsen en ook Sant
poort zorgden voor veel werkgelegenheid. Je kunt
zonder meer stellen dat veel mensen afhankelijk waren
van de buitenverblijven van de rijken. Het werken voor
een gefortuneerd persoon verschafte hen economische
zekerheid. Had de baas de wind in de zeilen, dan ging
het ook met hen ook goed. Er ontstond vaak een zodani
ge vertrouwensrelatie, dat de eigenaren hun bezit maan
denlang - bijvoorbeeld in de winter- aan hun personeel
konden overlaten.
Een andere bron van inkomsten voor de bewoners van
Santpoort en omstreken was de gunstige omstandigheid
dat zij dicht bij Haarlem en Amsterdam woonden. Be
woners van steden hebben weinig grond terwijl voor het
produceren van voedsel juist veel grond nodig is. En dat
hadden de Santpoorters. De plaats was toen een echte
plattelandsgemeenschap d.w.z. de meeste inwoners had
den de beschikking over een stuk grond dat groot ge
noeg was om voedsel te produceren voor zichzelf én
voor anderen. En dus ontwikkelde zich een belangrijk
ambacht: dat van tuinder. De klanten van die tuinder
woonden in Haarlem maar ook in Amsterdam.
n 1752 was Santpoort dus een welvarende plattelands
gemeenschap geworden met tijd. geld en paarden om
een harddraverij te organiseren. Het nut van een hard
draverij moet niet onderschat worden. Paarden waren
een belangrijk middel van vervoer en onontbeerlijke ar
beidskrachten op het land. Presteerde een paard goed op
harddraverijen (die overigens op veel plaatsen in Neder
land gehouden werden) dan steeg niet alleen zijn eigen
waarde, maar ook die van zijn nakomelingen. Mogelijk
werd er al bewust gefokt. Als dat zo is, dan hebben de
eigenaren van de buitenplaatsen daar beslist een grote
rol in gespeeld.
"Gezicht door de Lindelaan naar het terras in de Lust
plaats Velzer-Hooft".
J7en andere belangrijke invloed, die de buitenplaatsen
/landgoederen op hun omgeving hadden, was de ont
wikkeling van land- en tuinbouw in hun directe omge
ving. De landheren hadden geld om mensen met kennis
aan te trekken. Deze lieden kregen ruim de gelegenheid
om te experimenteren. De verzamelde kennis werd on
getwijfeld overgedragen aan ondergeschikten, die het
thuis verder vertelden. Een voorbeeld van deze ontwik
keling was het verwerven van de kennis om ananas (een
tropische plant) te telen. De kennis van deze teelt is op
onze Nederlandse landgoederen ontwikkeld en werd la
ter ook overgebracht naar Engeland. Zo is het bekend
dat het op Velserbeek lukte om een oogst van 80 rijpe
37