Het achterterrein met drie barakken, waar het personeel kon slapen. Ook was er een schuur voor de opslag van kle
ding en een waterput.
Het personeel
Qp "De Lichthoeve" was personeel aanwezig voor de
verschillende functies:
- (kraam)verpleegster
- kinderverzorgster
- huishoudster
- keukenhulp
- dienstbode
- timmerman
- tuinman
"Voor de gezondheid van de kinderen kwamen regelma
tig artsen langs (huisarts Dr. de Groot en kinderarts
Dr. Naessens) en een tandarts (Dr. Milatz).
's Avonds als de kinderen op bed lagen, werden door
het personeel nog allerlei klussen gedaan (sokken stop
pen, kleding herstellen etc.).
Gedurende de nacht waakten enkele wachtzusters over
de kinderen.
J7 lk kind dat op "De Lichthoeve" kwam, moest voor
korte of langere tijd zijn of haar vader en moeder mis
sen. Naast de verzorging was daarom ook liefde en aan
dacht zeer belangrijk voor de kinderen. De betrokken
heid van het personeel (de "tantes") met de kinderen
was erg groot en mede daardoor groeiden veel kinderen
gezond en gelukkig op.
Ook gebeurden er soms tragedies op "De Lichthoeve",
bijvoorbeeld als een ziek kind kwam te overlijden. Zr.
Kuyck geeft daar in onderstaand verhaal een beeld van.
Het einde van den strijd.
Toen kleine Emmie bij ons gebracht werd, was de strijd al vele maanden aan den gang, ja eigenlijk, hoewel
niet in zoo erge mate, streden ze al net zoo lang als Emmie leefde. Maar hoewel de strijd juist om haar ging,
had Emmie er tot op dat oogenblik nooit iets van gemerkt.
Ik kan me voorstellen hoe haar groote, donkere oogen rond van verbazing geworden waren op dien dag,
toen moeder haar op schoot trok om het haar te vertellen, dat Vader en Moeder nu in het vervolg ieder alleen
in een huis gingen wonen bij vreemde menschen en dat zij, kleine Emmie, dan ging logeeren bij een heele-
boel kindertjes.
12
"Met Moeder?" "Nee, kleintje, alleen." "Ook niet met Vader!" "Nee, heelemaal alleen bij lieve tante's en een
heele massa kinderen". "Waarom?" "Omdat Vader in een huis gaat wonen waar ze niet op je passen kunnen
en moeder in een huis, waar ze heel hard moet werken." "Waarom blijfjelie dan niet gezellig bij elkaar, zoo
met z'n drietjes?" "Dat kan niet."Waarom niet?" "Daarom niet, je moet niet vragen, maar een flinke groote
meid zijn.
De flinke groote meid, van zes heele jaren oud, vroeg niet verder, vroeg ook 's avonds aan Vader niets, toen
ze op zijn knie plaatjes zat te kijken. Zoo ongedwongen was ze, dat hij het onderwerp ook niet aan durfde ra
ken en even opgewekt grapjes terug bleef maken. Pas toen ze naar bed was, vroeg hij: "Weet ze het al?"
Ja. ze weet het hoor."Wat zei ze?" "Ze vroeg alleen waarom."En?" "Nu, ik zei dat jij in een huis ging wonen,
waar ze niet op haar konden passen, en dat ik het te druk kreeg om voor haar te zorgen,"Geloofde ze dat?"
,.Nee, maar ik kon toch moeilijk tegen haar zeggen, dat ze niet bij ons kon blijven, omdat wij te veel over haar
kibbelden.
Heel kort daarna bracht haar Moeder haar bij ons, de vader had onverwachts een noodzakelijke reis te ma
ken en kwam twee dagen later haar opzoeken. Het afscheid was heel kalm, de moeder huilde even, maar
kleine Emmie hield zich flink. Ze ging zoet mee naar de speelzaal en liet zich gedwee aanhalen door de
grootere meisies.
Toen twee dagen later haar vader kwam, was ze al ingeburgerd en vertelde hem, dat het fijn was bij ons en
dat ze heusch niet huilde. Ze was zoo klein en teer, ze had zulke groote, donkere oogen en zulke snoezige,
zwarte krulletjes en ze was zoo aanhalig, ze werd onwillekeurig een beetje verwend door de grootere kinde
ren en door de tante's. Ze wende dan ook gauw en gemakkelijk.
Met de ouders werd een regeling getroffen, 's Woensdags kwam Moeder en 's Zaterdags Vader, en 's Zon
dags kwam de eene week Moeder, de andere week Vader. Ze genoten dan van het kind en het kind genoot
van hen.
In die tijd begon de eigenlijke strijd om haar bezit. Hadden ze al, al die jaren, gekibbeld over de opvoeding en
over honderd en een kleinigheidjes het kind betreffende, nu streden ze er om, wie haar krijgen zou. Toege
ven en weer samengaan wonen, dat kon onmogelijk, hij was onuitstaanbaar en zij was weer wat anders.
Nerveuze menschen van dezen tijd, zonder eenige zelfbeheersching, opgegroeid in een levensopvatting
van veel eischen en weinig plichtsbetrachting, kwam de gedachte aan een toegeven en zich zelf dan eens
aanpakken, zelfs niet bij hen op. Maar het kind wilden ze allebei hebben en heftig en onverbiddelijk streden
ze er om, alle kleine meeningsverschillen van voor de scheiding zonken in het niet bij deze groote vraag:
"aan wie zou Emmie tenslotte worden toegewezen."
Ze werden heftiger en dikwijls zelfs minderwaardig in hun beschuldigingen, alleen het kind zelf hielden ze er
buiten. Nooit kon ik aan Emmie merken, dat de ouders over elkaar gesproken hadden, en kleine Emmie, met
het scherpe instinct, dat heel teere kindertjes hebben, ontweek zorgvuldig ieder gesprek dat moeilijkheden
op kon leveren.
De zomer ging voorbij en de winter kwam, de winter met zijn eigen genoegens en zijn eigen bezwaren. Voor
Emmie leken de moeilijkheden wel zwaarder te wegen dan de vreugde. Toen de zonneschijn en het buiten
spelen zeldzaamheden werden, tierde ze niet meer. Ze was altijd tenger geweest, nu leek ze wel doorschij
nend, de oogen werden steeds grooter in het smalle gezichtje. Ze bleef echter opgewekt, vooral als haar Va
der of Moeder op bezoek kwamen.
"Ik vind, dat Emmie er slecht uitziet,had ik hun al eens gezegd. "Als er nu maar een uitspraak kwam, nam ik
het kind bij me. Emmie is altijd dol op me geweest, het zal wel wat heimwee ook hebben en tegen de kou kon
ze nooit,zei de vader.
"Als ik haar nu maar eindelijk toegewezen kreeg, nam ik haar dadelijk mee, een kind hoort bij de moeder, U
is goed en lief voor haar, dat niet, maar het kind hoort bij mij,vond de moeder. En ze streden nog eens zoo
heftig.
Toen het voorjaar kwam, begon Emmie over moezijn te klagen en over hoofdpijn. De dokter vond haar teer-
tjes, erg teertjes, maar iets vinden kon hij niet. Ik waarschuwde de ouders, ze verweten het elkaar, dat het
kind nu bij vreemden ziek moest worden, de weg terug konden ze echter niet vinden.
Toen kwam de dag, dat ik hun beiden schreef, dat ik Emmie heusch nog al erg ziek vond, dat ik graag had,
dat ze overkwamen.
Ze kwamen tegelijk. Voor het eerst sinds Emmie's komst bij ons waren ze samen bij haar. In haar kleine, wit
te bedje in de rustige ziekenkamer zat het kleine ding en keek met haar donkere kijkers van den een naar
den ander, toen, heel zachtjes, begon ze te schreien. Het waren alle opgespaarde tranen van een heel jaar,
die nu loskwamen en het kleine mondje had maar die eene klacht: "Ik wil weer bij jelie wonen, waarom mag
ik niet bij jelie wonen?"
Samen hadden ze bij het bedje gezeten, samen gingen ze weg en samen kwamen ze den volgenden mor
gen terug, Emmie halen. Ze hadden een paar kamers gehuurd, er stonden niet veel meubels in, maar ge
noeg om er een veilig nestje voor hun kind van te maken en samen namen ze het kind toen mee.
Emmie glimlachte tegen me toen ik haar in een deken gerold voorzichtig op haarmoeder's schoot in de auto
13