Blekerij Garenvreugd (no. 64)
Jan Morren
30
afbeelding 1
31
Inleiding
blekerij Garenvreugd was één van de middelgrote bleke-
rijen aan de Jan Gijsenvaart. Uit de naam is al op te maken
dat het om een garenblekerij ging. De blekerij lag in de 17e
eeuw maar met een kleinpuntje in de banne van Velsen, de
rest (dus bijna de gehele blekerij) lag in de banne van Ael-
bertsberg (Bloemendaal). Ondanks dit feit werd de verponding
(een soort belasting) via het bestuur van de banne van Velsen
geïnd. En zoals het geval is met alle blekerijen aan de Jan Gij
senvaart waren de opstallen in eigendom van de bleker en de
grond waarop de blekerij stond was aanvankelijk pachtgrond.
Verder kan vermeld worden dat van deze blekerij nog een
klein gedeelte van de bebouwing is opgenomen in een be
drijfspand dat staat aan een zijweg van de Bloemendaalse-
straatweg, net over de gemeentegrens van Velsen, in Bloe
mendaal. Hierop komen we terug in het laatste hoofdstuk.
De stichting en belast met schuld
J)e geschiedenis van de blekerij vangt aan kort voor 1658. In
dit jaar is de stichter van de blekerij, Andries Cambij, een
losrente schuldig van 18 gulden per jaar aan de edele Margrie-
ta ende Jeanne Bordens tot Amsterdam wegens een geleende
som geld. Als onderpand dient zijn nieuw getimmerd huis met
zijn aankleven die liggen aan de Jan Gijsenvaart. We mogen
aannemen dat het om een recent nieuw gestichte garenblekerij
gaat, omdat het vermeld wordt als een nieuw getimmerte en
Andries in die tijd nog niet eerder vermeld wordt als pachter
van grond van de eigenaren van de zandafgraverij aan de Jan
Gijsenvaart. Als begrenzende eigenaar wordt vermeld Jaques
Verschuijre die hier de blekerij Watervloed bezit. Later wordt
het aangrenzende deel van Watervloed afgesplitst en omge
vormd tot de blekerij In de Bogt. In het westen ligt de Wilder
nis van Brederode, nu het gebied waar onder andere de Johan
Verhulstweg en de Schapenduinen liggen.' Andries Cambij
komt voor 1667 te overlijden. In februari van dat jaar verko
pen de voogden over de onmondige kinderen van Andries
Cambij de blekerij aan Gillis Van Eecken. Met wie Andries
getrouwd was wordt niet vermeld. Op de blekerij staat dan een
huis, wagenhuis en andere bouwsels. In het noorden ligt de
blekerij Watervloed die dan in bezit is van Maerten Pieterse.
In het koopcontract wordt de voor de blekerijen belangrijke
waterhuishouding geregeld. Vastgelegd wordt, dat de koper
moet gedogen dat de dam in de zuiderringsloot geopend wordt
met een pomp van twee voeten wijd. Met een pomp wordt in
dit geval een duiker bedoeld. De onderste drempel in de pomp
moet liggen ter hoogte van het zomerpeil van water dat uit de
Wildernis welt, dit ter keuze van de eigenaar van de grond.
Ook zal de koper moeten gedogen, dat Maerten Pieterse uit
zijn ringsloot bekwaam (goed of schoon) water mag betrekken
tot spijziging (tot nut) van zijn blekerij. Het houtgewas buiten
de ringsloot komt ten behoeve van de koper. Het gaat hier om
het houtgewas dat aan de rand van de wildernis is geplant, om
te voorkomen dat het stuifzand uit de wildernis over de bleek
velden van de blekerij waait. Dat dit houtgewas ten behoeve
van de koper komt, zal inhouden dat hij dit houtgewas mag
uitdunnen voor brandhout om zijn loogketels warm te stoken.
Tevens wordt afgesproken dat de pomp in de dam naar het
huis en die ten noorden van het huis, die beide liggen tussen
hun wederzijdse blekerijen, verwijderd moet worden. Dit zal
verband houden met een betere regulering van de waterhuis
houding tussen de beide blekerijen. Tevens moet de koper
voor zijn rekening nemen vijf jaar huur en een kapitaal van
400 gulden waarop juffrouw Bordens uit Amsterdam nog
recht heeft. Dit houdt in dat Andries Cambij tijdens zijn leven
een achterstand in de betaling van huur heeft opgelopen en dat
hij de geleende som niet geheel heeft kunnen aflossen. Dit al
les wordt nu ten laste van de koper gebracht. De koper, Gillis
van Eecken moet nogal belangstelling voor de blekerij hebben
gehad, want voor de opstallen betaalt hij nog eens 3200 gul
den. In die tijd een behoorlijk som geld voor enkel de opstal
len. De blekerij staat op de grond van de weduwe van Josep-
hus Coijmans, de vrouwe van Alblasserdam, zij zal recht heb
ben op de nog te betalen achterstallig huur.2 Gillis kan niet
lang profiteren van zijn blekerij, want hij komt voor oktober
1669 te overlijden. Zijn weduwe Lijsbeth Teunes verkoopt dan
de blekerij aan Hendrick Hendricse van Eecken. Het is niet be
kend of dit een zoon of een broer is van Gillis. De blekerij
wordt verkocht voor 950 gulden. Met de exploitatie van de
blekerij zal het soms niet goed gaan, want Hendrick moet
twee maal geld lenen. In 1682 leent hij 384 gulden en 6 stui
vers van Hendrick Hendrickzoon, de zoon van Bastiaan van
Aalst en Catharina Bussen. In 1689 volgt een lening van 300
gulden, die hij afsluit bij de erfgenamen van de hiervoor ge
noemde vrouwe van Alblasserdam, Dorathea van Berck.3
j-Jendrick verkoopt de blekerij in 1690 aan Jan Willemsen
Leerbergen voor 900 gulden en een custingsbrief met een
waarde van 770 gulden. Een custingsbrief kan een rente verte
genwoordigen die gevestigd is op onroerend goed of een beta
lingstermijn van een koopsom. De koper neemt tot zijn last
een som van 300 gulden, die betaald moet worden aan de erf
genamen van de vrouwe van Alblasserdam. De blekerij is dus
opnieuw bij de verkoop niet schuldenvrij. Intussen is bij de
blekerij een droogberg in gebruik genomen, die ligt in de wil
dernis. Hiervoor moet een erfpacht betaald worden van 1 gul
den en 10 stuivers per jaar, die betaald moet worden aan de ei
genaren van de wildernis, de Graaflijkheid van Brederode. De
grond van de blekerij is in bezit gekomen van de stad Haar
lem. Aan de stad moet een huur worden betaald van 90 gulden
per jaar.4 Jan Willemsen komt voor 1704 te overlijden, hierna
gaat de blekerij over naar zijn erfgenamen en uiteindelijk naar
zijn weduwe. In 1734 wordt de blekerij in het verpondingre-
gister beschreven als een opstal van een garenblekerij met stal
ling en wagenhuis. Aan verponding moet worden betaald 12
gulden en 15 stuivers. Hiervan moet de weduwe voor de op
stallen 3 gulden, 3 stuivers en 6 penningen betalen, de rest
wordt betaald door de stad Haarlem die voor de grond 9 gul
den, 11 stuivers en 10 penningen betaalt. De weduwe van Jan
Willemsen Leerbergen, waarvan we de naam niet weten, heeft
schijnbaar geen moeite met de financiële exploitatie van de
V/ iL»CCfniS v i a 6reaero4c
oj* ac U o Lerv 4«.i AC*l
CmCk J V/ene*
De blekerij aangegeven met de letter F is de blekerij Garenvreugd in 1715. J. Morren, naar de kaart van Antony van Velsen. Ori
gineel Noord-Hollands Archief, Kennemer Atlas, Haarlem.
blekerij. Van haar worden in de archieven geen leningen ver
meld.
De blekerij in de 18e eeuw
dochter van de weduwe, Heijltje Leerbergen, trouwt met
Pieter van Eeken. Na het overlijden van de weduwe gaat zij
samen met haar man de blekerij runnen. Pieter overlijdt in of
voor 1754, waarna Heijltje de blekerij voortzet. In 1754 leent
Heijltje 1000 gulden van monsieur Willem Sijgelaar uit Haar
lem. De geleende som is een voor die tijd behoorlijk grote som
geld. De som moet binnen 10 jaar afgelost worden met een be
drag van 200 gulden per jaar. Aan interest (rente) moet zij per
geleende 100 gulden, 4 gulden per jaar betalen. Als onderpand
dient de opstal van de blekerij met alle garen blekersgereed-
schappen, paarden, wagens en chaise (rijtuig). Het lukt haar
niet om de geleende som binnen 10 jaar af te lossen, pas in
1767 wordt de laatste aflossing betaald. Heijltje is niet bang
om geld te lenen. Ondanks dat de vorige lening niet is afbe
taald, leent zij in 1757 de som van 500 gulden. Zij leent die
van Harman Henrik van de Poll, hij is oud burgemeester van
de stad Amsterdam en eigenaar van de hofstede Beekvliet aan
de Hofgeesterweg. Zij leent dit geld om hiermee de helft van
de aankoopsom te betalen voor een stuk weiland dat voorheen
een gedeelte is geweest van een lijnwaatblekerij, die door Har
man Henrik aan haar wordt verkocht. Het weiland is groot 4
morgen 3 hond en 50 roeden. Aan interest moet zij per jaar 3
gulden per geleende 100 gulden betalen. Zij voldoet deze
schuld in 1761. Het weiland ligt ten noorden van de blekerij
Uitvlugt van Willem Govertszoon en was oorspronkelijk de
meest noordelijke blekerij aan de Jan Gijsenvaart die in 1735
is opgeheven. Deze blekerij lag achter de huidige DEKA
markt aan de Bloemendaalsestraatweg. Zij zal dit weiland ge
kocht hebben voor het houden van koeien, die de melk lever
den voor het bleekproces. In tegenstelling tot de andere ble
kers koopt Heijltje in 1755 niet de grond van de blekerij van
de stad Haarlem. De edele groot achtbare heren Burgemeesters
en regeerders van de stad Haarlem verkopen de grond in dit
jaar voor 1920 gulden aan Salomon Focke, die woont in
Haarlem. Bij de blekerij behoort dan nog steeds een droog
berg, die zal liggen in de Wildernis of de Molenduinen ten
zuid westen van de blekerij.8 Het zal gaan om een deel van het