Ludwiq Willem Reijmert Wenckebach (1860 - 1937)
Pirn Boer
Wenckebach was kunstschilder, boekbandontwerper en graficus. Hij heeft veel pentekeningen ge
maakt van landschappen, rivier- en stadsgezichten. Hij gaf les aan de Kunstnijverheidsschool te
Haarlem. Wenckebach tekende en schilderde in de trant van de Haagse School. Dit is een stroming
in de schilderkunst tussen I860 en 1890, dus in de tijd van het Franse impressionisme, van schil
ders in Den Haag die vooral landschappen opvallend realistisch weergaven, met invloeden van het
impressionisme. Belangrijke vertegenwoordigers waren o.a. Jozef Israels, H.W.Mesdag en Jacob
Maris.
Wenckebach schilderde veel in de Hollandse duinen. Het meest bekend is hij gebleven door zijn
pentekeningen en boekbandontwerpen voor de negen albums en de aquarellen voor de inplakplaat-
jes van de Verkade-albums, die hij op zijn tochten samen met Jac. P. Thijsse maakte. Wenckebach
woonde op de Bloemendaalsestraatweg 13 te Santpoort en is begraven op de Algemene Begraaf
plaats in Bloemendaal.
Vinkenbaan op Jaqtlust
[)e Vinkenbaan, tot 1910 een zandpad, lopend van de Duinweg naar de Duinlustparkweg, is door
de hoogteverschillen een van de meest schilderachtige lanen van Santpoort, waar overigens nooit
een vinkenbaan gelegen heeft. De vinkenbaan op de tekening van Wenckebach heeft op Jagtlust
gelegen, een buitenplaats langs de Velserenderlaan en de Duin- en Kruidbergerweg. De toegangs
weg is de nog zichtbare eikenlaan in de bocht van de Velserenderlaan diep het duingebied in.
Achter de hockeyvelden van Bloemendaal. aan het eind van het voetpad bij het clubhuis, is een res
tant van het vinkenhuis van de hofsteden Veen en Duin en Wildhoef te zien. Een bord vermeldt de
vogelvangsten.
De jacht op vogels op speciaal daarvoor ingerichte locaties (vogelhanen) was al bekend bij de Ro
meinen, die deze techniek mogelijk hebben overgenomen van de Egyptenaren.
Het vangen van vogels, dat op velerlei manieren gebeurde, speelde een rol in de voedselvoorzie
ning van de armere delen van de bevolking, de beter gesitueerden zagen het vinken vooral als een
spannende en sociale bezigheid.
Deze vorm van vermaak voor welgestelden werd vanaf de achttiende eeuw ook in Haarlem en om
streken druk beoefend. Nergens in Holland trokken in vroeger eeuwen in het najaar zoveel kleine
trekvogels naar het zuiden als langs de betrekkelijk smalle landstrook van de binnenduinen gelegen
tussen Velsen en Loosduinen. Aan de ene kant lag de zee en aan de andere kant het toen nog haast
aaneengesloten meren- en plassengebied van Holland.
Het openbare leven lag in de herfst geruime tijd stil om naar de vinkenbanen op de buitenplaatsen
te gaan. Een eigenaar van een buitenplaats van enige omvang kon het zich bijna niet permitteren
geen vinkenbaan te hebben. Er waren meestal twee banen, ter weerszijden van het vinkenhuis, ge
richt op het noorden, waarop men vanuit een huisje door gluurraampjes kon uitkijken. De ligging
op het noorden houdt verband met de vogeltrek. De vogels die in de nazomer uit het noorden kwa
men, trokken tegen de wind in en kwamen met een zuid- of zuidwestenwind aanvliegen. Op de
beide banen waren slagnetten uitgespreid die met het vinkentouw vanuit de hut konden worden
dichtgeslagen. De overvliegende vogels werden gelokt door speciaal hiervoor gefokte vinken. Ze
waren met kettinkjes vastgemaakt en werden door de vinker met een lijn in beweging gebracht:
deze vogeltjes "zitten op de wip". De vinker zat in de hut "op het vinkentouw" en moest op het
juiste moment "zijn slag slaan". Als hij dat goed deed, waren de vogels "erin gevlogen". Deze lok
vogels werden "gemuit", langdurig in het donker gehouden om hun voorjaarszang uit te stellen tot
het najaar. Bij blinde vinken waren de oogleden dichtgeschroeid.
Was deze jacht voor de rijken een vermaak, voor de minder bedeelden lag dat anders: een schaars
artikel in hun dagelijkse voeding betrof eiwit, een belangrijke voedingsstof die o.a. in vlees zit. Op
een vinkenbaan kon men op grote schaal vogels vangen voor de consumptie. De kopjes werden
ingedrukt, tussen gespleten wilgentakjes geklemd en geroosterd.
De dichter Willem Bilderdijk hekelde medio 19e eeuw de vinkenjacht: "En brengt de bloedroof
t'huis, in knip en vinkenbanen wredaartig buitgemaakt op 't vliegend zangrenchoor."
Pas in 1913 werd dit barbaarse gebruik verboden.
21