48 Hans Arnout Swart (1961- Lieke Baron Hans Arnout Swart, geboren in Dieren in 1961, verhuist op 8-jarige leeftijd naar Santpoort. Op zijn 17e gaat hij naar de Gerrit Rietveldacademie. Hij houdt zich vooral bezig met schilderen en grafiek. Hij werkt vanaf 1974 bij boer Markerink op Middenduin en woont in het boshutje bij de familie Overbeek aan de Duin- en Kruidbergerweg. Van 1984 tot 1988 woont en werkt hij op Sinneveld. Na enkele jaren op Terschelling keert hij in 1992 terug naar Santpoort en gaat aan de Voorplaats wonen. In 1998 vertrekt hij naar Friesland. Tussendoor gaat hij naar Frankrijk en maakt twee rei zen naar Sri Lanka. Hij exposeert in Santpoort, Haarlem, Amsterdam, Terschelling, Noorwegen en in Colombo, de hoofdstad van Sri Lanka. Op dit moment is hij bezig met de bouw van een nieuw atelier. Hij heeft heel vaak Santpoort en omgeving afgebeeld en bij veel Santpoorters hangen zijn werken. Bloembollenvelden Jeder voorjaar kunnen we in de kuststreek van Noord-Holland genieten van bloeiende bollenvel den. In ons land, dat hiermee internationale bekendheid heeft verworven, zijn in de loop van de eeuwen tienduizenden variëteiten gekweekt van tulpen, hyacinten, krokussen, narcissen en amaryl lissen en vele andere bolgewassen. Alleen al van de tulp zijn meer dan 5500 soorten beschreven. Haarlem en omgeving wordt als de bakermat van de Hollandse bloembollencultuur beschouwd. Vanaf de 17c eeuw tot 1920 waren er op de geestgronden vlak achter de duinen grote concentra ties van bollenkwekers. Geestgrond is namelijk ideaal voor de bollenteelt: doorlatende zandgrond, vrij van storende klei-of veenlagen, een kalkrijkc toplaag en een goed regelbaar waterpeil. Na 1850 verhuisden de kwekers vanwege stadsuitbreidingen, industrialisatie en wegenaanleg vanuit de zuid kant van Haarlem naar Schoten (Haarlem-Noord), Heemstede-Bennebroek, Hillegom en Lisse. In Santpoort (-Noord) en Jan Gijzenvaart (-Zuid) ruilden veel blekers en warmoezeniers hun nering in voor de lucratievere bollenteelt; het hoogtepunt lag rond 1900. Tussen de Bloemendaalse straat weg en de Vinkenbaan lag één grote bloemenweelde, in Santpoort-Dorp lagen er velden rondom de molen, westelijk van de Kerkweg, rondom de Dreef en in De Biezen. In De Biezen staat nog de zwarte bollenschuur (monument), ook aan de Kerkweg is er nog een. Van oorsprong komen de bolgewassen als wilde planten voor in Centraal-Azië, Iran en Turkije. In het Ottomaanse Rijk worden zij al in de 16c eeuw op grote schaal gekweekt. Vanaf 1550 maakt de tulp zijn entree in Oostenrijk, Duitsland en de Zuidelijke Nederlanden. Hij is meegestuurd door Ogier de Busbecq, de ambassadeur van de Habsburgse keizer Ferdinand I aan het hof van sultan Süleyman de Prachtlievende. De Zuid-Nederlander Carolus Clusius (1526-1609) werkt dan aan het hof van Wenen als hoofd van de medicinale kruidentuin en ontvangt deze bijzondere zendingen planten, bolgewassen en zaden. Vanwege godsdiensttwisten vertrekt hij uit Wenen. Hij vestigt zich in Leiden waar hij de beroemde Hortus medicus mag inrichten. Vanuit deze tuin en door de intensieve handel die vanuit Turkije op gang is gekomen, worden de bolgewassen -tulpen, hyacinten, ranonkels, narcissen, enz.- verder verspreid, gewild en ongewild: er worden ook wel tulpen gestolen en doorverkocht. In de 17e eeuw is er namelijk sprake van een ware tulpenmanie: de tulp is zo gewild, dat een bol per gewicht wordt verkocht en soms de waarde heeft van een heel grachtenpand. Velen raken door speculatie hun hele vermogen kwijt. Door af spraken van beroepstelers komt een einde aan de gekte en kan de normale handel, nog altijd alleen binnenlands, worden hervat. Deze vindt plaats tijdens zg. "groene" of "droge" veilingen. Bij een groene veiling in het voorjaar zijn de bloemen zichtbaar, in het najaar koopje de droge bollen. Het gaat dus om vertrouwen: Of je krijgt watje kocht is niet goed meer te achterhalen. In Santpoort werden eind 19c eeuw ook stukken grond aangeboden voor bollenteelt. Zo werd aan de Jan Gijzenvaart in 1892 een hectare bollenland met woning en stalling aangeboden voor fl. 12.350,—. De meeste kwekers echter beginnen bescheiden, kopen of huren een stuk grond, repareren oude schuren en gebruiken soms ook wel hun zolder of een kamertje als droogruimte en ze maken lange werkdagen. Bekende namen waren o.a. Groenewegen, Nijssen en Thoolen. Groenewegen was be kend door de gladiolenteelt. Telgen van de familie P. Nijssen hebben bijzondere tulpenvariëteiten ontwikkeld. Uiteindelijk is ook in Santpoort veel bollenland ingenomen door woningbouw en we genaanleg. Kwekerij Papenburg is er nog, maar de rest van de bollenteelt is naar elders verplaatst. Nog op enkele plaatsen zien we in Santpoort in het voorjaar iets van de vroegere bollenpracht. Het schilderij van Swart spettert van de kleurigheid die de bollenvelden dan ten toon spreiden. 49

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2011 | | pagina 25