Jacob Adriaensz. Matham (1571-1631)
Jos Diekstra
Jacob Matham was van oorsprong Haarlemmer en kopersnijder van beroep. In 1597 trouwde Hen-
drick Goltzius met de moeder van Jacob, waardoor hij zijn stiefvader werd. Jacob werd een van
de leerlingen van Goltzius, een van de grootste graveurs uit de Noordelijke Nederlanden.
Op 22-jarige leeftijd vertrok Jacob voor een culturele reis naar Italië, wat niet ongebruikelijk was in
die tijd. Na vijfjaar keerde hij terug en werd lid van het Sint-Lucasgilde.
Hij wordt wel tot de groep van Rubensgraveurs gerekend, hoewel hij slechts één prent naar Rubens
graveerde. Het best kan Jacob Matham geplaatst worden in de groep van Hollandse plaatsnijders
die naar originelen van meesters werkten.
Hofstede Huis te Loo en brouwerij De Drie Leliën
Qit schilderij is in feite een compilatie van gebouwen op diverse locaties. Allereerst rechts een ge
zicht op brouwerij De Drie Leliën in Haarlem. De pakhuizen, gelegen aan het Spaarne, zijn hier
goed te zien. Biervaten staan tegen de gevels opgestapeld. Boten liggen klaar in afwachting van
hun vracht. In de zestiende eeuw was het bierbrouwen een van de grootste pijlers van de Haarlemse
economie. Op haar hoogtepunt telde de stad ca. 100 brouwerijen.
Links is de hofstede Velserend te zien met op de achtergrond het huidige Brederodeduin. In het
midden kunnen we een blik werpen op de Ruïne van Brederode.
Jacob Matham zal, waarschijnlijk uit compositorische overwegingen, de werkelijke ligging van de
ruïne enigszins veranderd hebben.
Waarom al deze locaties op één schilderij? Het antwoord ligt bij de opdrachtgever Jan Claesz. Loo.
Hij is burgemeester van Haarlem, waar hij ook twee brouwerijen heeft: Het Scheepje en De Drie
Leliën. In 1624 koopt Jan Claesz. Loo de hofstede Velserend en verandert de naam in Huis te Loo,
niet alleen toepasselijk wat achternaam betreft, maar ook qua ligging bij duin en bos (loo=bos).
Deze burgemeester wilde zijn bezit laten schilderen en gaf Jacob Matham de opdracht.
De eenvoudige hofstede is hier voorzien van een symmetrische tuin naar Italiaans model.
Linksboven: het wapen van Haarlem van welke stad Loo burgemeester was.
Bij dit schilderij hoort een gedicht in gemoedelijke rijmkunst, dat de diverse locaties naadloos tot
één plek doet samensmelten:
Dit's "Huijs en "t Hof van Loo, het Huijs staet op het Sparen,
In 'beste van de stad, daer onse schepen varen.
De hofsteê wel bekend op synen naem van Loo
Leyt aen der duynen kant, bij 't Huijs te Bredero.
Daer is syn brouwerij, sijn arbeid en sijn nering,
Daer wacht hij van den Heer sijn segen en sijn tering.
Hier is sijn Lust-vertreck, hier is sijn speel-prieel,
Dit is sijn last en lust, dit is sijns levens-deel.
Is 't brouwen niet een angst, en een bekommerd woelen?
Dit is voorwaer genoeg te mercken en te voelen:
Hoe billick is het dan dat hij wat spelens heeft
En dat hij sich te met op 'land tot rust begeeft.
Indien wij nu en dan ons niet wat wils en geven.
En breken onse sorg en swaren kommer af,
Totdat men rusten sal by Got en in het graf.
7