Stinsenplanten In het jaar van de buitenplaatsen past een woord over stinsenplanten, planten van buitenplaatsen bij uitstek Hun verschijnen is kort en krachtig. Wees er vroeg bij! De namen sneeuwklokje en winterakoniet zeggen het al: wij hebben de verwarming nog hoog staan, als zij hun kans al grijpen. Eén warme dag in koude tijden is genoeg om de bloempjes te openen en een eerste hommel of bij te ontvangen. Stinsenplanten zijn een groep van voor namelijk bol- en knolgewassen uit zuide lijker streken. Ze werden al vroeg ge waardeerd om hun kleuren en aansprekende vormen. De eerste aan plant was wellicht al rond 1500. Het massale voorkomen zoals we dat nu ken nen is echter een gevolg van grootschali ger aanplant vanaf 1760. Vanaf die tijd gaat de formele tuinstijl, met zijn perken en geschoren hagen, over in de Engelse landschapsstijl. Dan mag de natuur zijn gang gaan, nog wel onder regie van de mens. Een soort als het sneeuwklokje werd in de formele stijlperiode in inten sief onderhouden perken getoond. Met de landschapsstijl kreeg hij de ruimte en was het gewenste beeld meer natuurlijk ogend. Dat sneeuwklokje en krokus in onze omgeving langs de binnenduinrand vrijelijk groeien, is het resultaat van tuinieren in het verleden. Stinsenplanten danken hun naam aan hun gezamenlijk voorkomen op oude stinsen. 'Stins' is Fries voor stenen huis. In de middeleeuwen begon men in Fries land bouwwerken van steen te maken, stevige torens waar men zich bij gevaar kon terugtrekken. Deze bouwwerken werden in de loop der tijd uitgebreid met fraaie huizen, tot een meer landgoed achtig geheel. Hier werden onder andere bolgewasjes geplant ter verfraaiing van de tuinen. De oude stinsen (state) zijn nu rijke groeiplaatsen van bijvoorbeeld winterakoniet of bostulp. Het gezamen lijk voorkomen van deze groep van planten in een door de mens gecreëerd milieu, werd voor het eerst beschreven naar aanleiding van het voorkomen ervan in Friesland, vandaar de naam stinsenplanten. Later bleken ze ook op vele andere plaat sen voor te komen, waaronder rijkelijk in de omgeving van Haarlem. Hier ligt de oorsprong bij de buitenplaatsen in de streek. Vlakbij Thijsse's Hof is een grote groeiplaats van de bostulp, aan de oever van een water dat ooit de buitenplaats Saxenburg omzoomde. Als buitenplaats bestaat Saxenburg allang niet meer, maar de bostulp staat er met duizenden. Bloeien doen ze bijna niet - de stand plaats is ongunstig - boeien doet hun aanwezigheid wel. Jac. P. Thijsse schreef ook over deze soorten, en sprak van voor- jaarsbloeiers van kloosters en kastelen en oude buitens. De term stinsenplanten was bij hem nog onbekend. Hun natuurlijk milieu hebben stinsen planten in bossen en bosranden op een losse, humus- en kalkrijke grond: vanaf Zuid-Limburg naar het zuiden en naar het oosten, het centrale deel van Europa. Daarbuiten zijn groeiplaatsen gevonden rond "kloosters, kastelen en oude buitens" (Thijsse, 1915). Het bemesten van grond met mest en afval, samen met het verhogen van de grond met puin, gaf dezelfde omstandigheden als op hun natuurlijke standplaatsen. Voor het ver fraaien van de om-geving van het huis of voor het nut ervan zullen vele planten gebruikt zijn. Veel daarvan verdween weer met de teloorgang van een vesti ging, of de komst van een andere mode. Zonder de zorg van de hovenier kon bij voorbeeld een lelie of een keizerskroon niet overleven. Echter, onder gunstige omstandigheden waren er onder de planten ook blijvers. De sneeuwklokjes en de krokussen hielden stand, vermeer derden zich en werden weer opgegraven en herplant. We zien ze nu op veel plaat sen staan. De vele bermen, bosjes en plantsoentjes van Santpoort bieden nog steeds mogelijkheden voor vestiging. Als aan hun verschillende eisen wordt voldaan, kan een verdere uitbreiding volgen. Want een duurzaam standhou den vraagt nogal wat. Stinsenplanten hebben een interessante boodschappenlijst. De grond moet luchtig, los en humusrijk zijn en ook moet er wat kalk in de grond zitten. Stinsenplanten zijn in hoofdzaak soorten van bossen, bosranden en beschaduwd grasland. De zomer is voor hen te droog en warm, dus overzomeren ze als bol of knol onder de grond. En daarvoor is de koele en vochtige bodem onder bomen een goede plek. Hiermee is hun wensen lijst nog niet compleet; een sneeuwklokje bijvoorbeeld moet groeien, bloeien, vruchtzetten en zijn bol voeden voor volgend jaar, en dat in een zeer korte tijd. Hij start ergens in december, bloeit in januari, februari en maart, en voor er blad aan de bomen zit moet de cyclus rond zijn. Voor deze haastklus werkt hij samen met bodemschimmels. Schimmels vormen met hun fijne draden een netwerk in de bodem van bossen: het Wood-Wide Web. Dit netwerk van schimmeldraden reikt veel verder dan tot waar een plantenwortel kan komen. Met dit netwerk weten schimmels veel vocht en voedingsstoffen te vinden. De schimmeldraden groeien ook tot in de wortels van onze stinsenplanten. Daar worden vocht en voedingsstoffen uitge ruild tegen suikers, die schimmels niet zelf kunnen maken. Dit samen functio neren levert de stinsenplant efficiënt het nodige voor zijn snelle ontwikkeling. Zonder dit samengaan kunnen stinsen planten niet duurzaam standhouden. Zo zien we een onderlinge samenhang tussen bodem, bomen, schimmels en 28 onze stinsen-planten. De boodschappenlijst is nog niet hele maal compleet. Thijsse schrijft in het Verkadealbum Bloemen in onze tuin uit 1926: "In één van mijn dagboeken vind ik: de sneeuwroem is in vier dagen van nog geheel onzichtbaar tot vollen bloei gekomen. Ze maken mooie bol ronde zaaddozen. De vruchtstengels groeien lang uit en leggen zich dan neer; daardoor komt de vruchtdoos alvast anderhalve decimeter ver van de plant af te liggen. Als nu de vrucht openspringt in drie kleppen, rollen de donkere zaden er uit. Ze hebben een wit vettig aanhang sel, Waar de mieren ver-zot op zijn en die sleepen nu de zaden her en der. Zoodoende kan je tuin vol sneeuwroem komen, wat erg prettig is." In zijn Hof is ooit de bosmier uitgezet, een soort die in onze omgeving niet echt voorkomt. We vinden ze in Thijsse's Hof eerder in het veld dan in het bos. Opval lend is dat de sneeuwklokjes bij het beeld van Erik, waar de bosmieren een groot nest hebben, zeer verspreid voorkomen. Een gevolg van de verspreiding van zaden door mieren? Want ook de zaden van sneeuwklokjes hebben dat aanhangsel, het mierenbroodje. Ver van de nesten, in een door beuken gedomineerd stuk van de Hof, staan de sneeuwklokjes strikt in grote pollen. Hier vermeerdert het sneeuwklokje zich eerder door rond zijn bol steeds nieuwe bolletjes te vormen. Zolang die pollen niet verstoord worden door enige activiteit van mens of dier (wilde zwijnen hebben we hier niet) blijven ze gestaag in omvang toenemen. Vaak heeft het regulier onderhoud van bos stinsenplanten geholpen. Van tijd tot tijd wegzagen van wat bomen zorgt er voor dat er voldoende licht op de bodem blijft vallen. Door (gedeeltelijk) afvoeren van dood hout krijgen bos-anemoon en boshyacint ruimte op de bodem. In de jaren tachtig en negentig kwam 'niets doen' in de mode. Dat was nuttig voor veel dieren en planten van bossen, maar voor boshyacint en anemoon was het geen zegen: ze hebben licht en ruimte nodig. Naast bosbeheer is een zorgvuldig omgaan met de bodem van belang: geen zware machines gebruiken bij werkzaam heden rond de groeiplaatsen van stinsen planten. De structuur van de bodem en daarmee het schimmelnetwerk herstelt zich moeizaam, zeker in grasland rond bomen. Ophogen van grond rond een solitaire beuk in grasland kan fataal zijn. Een beuk verdraagt het aanbrengen van een laag grond op zijn wortels niet en met het wegvallen van de boom verliest de stinsenplant zijn bescherming. Echter, enig graafwerk voor kabels en leidingen kan voor sommige soorten positief uit werken. "Roering des gronds", zei de tuin baas vroeger. De dan nieuwe balans tussen kalk en voeding kan bostulpen een opleving van de bloei geven. Ook de randen van paden zijn vaak extra rijk, doordat houtopslag daar verwijderd wordt en kalk als bestanddeel van pad verharding aanwezig is. Groeiplaatsen van stinsenplanten staan ook nu voortdurend onder druk. Door luchtverontreiniging met stikstofverbin dingen wordt de bodem overbemest. Dit speelt ruige jongens in de kaart. Zeven blad, brandnetels en klimop gedijen hier goed op. Klanten met een fijnere smaak komen niet meer aan bod. De soorten samenstelling blijft veranderen, planten van voedselarmere gronden worden steeds zeldzamer. In de beperking van de stikstofuitstoot ligt nog een uitdaging. Nieuwe aanplant kan ook een bedreiging vormen en dan niet voor de planten zelf, maar voor het beeld. Stinsenplanten zijn niet alleen fraai van kleur en vorm, maar laten ook geschiedenis zien. De planttijd voor bollen is in oktober, november, als niets te zien is van wat er al aan bol gewassen in de grond zit. Groendiensten houden daar niet altijd rekening mee. In het voorjaar komt dan in een histo risch mooie groeiplaats van de boeren- krokus een mengsel van grootbloemig paarse krokus op. Op de hoek van Wüstelaan en Velserhooftlaan groeit in een mooi veld boerenkrokus ook een grootbloemige soort. Gelukkig nog niet veel. Langs de Wüstelaan valt nog veel te zien en te genieten. Op de prachtige overgang van oude strandwal naar lage 'afge- geeste' afgegraven) gronden bloeien sneeuwklokjes en boerenkrokus. Tegen over het huis Bosch en Beek staat langs de Wüstelaan een mooie groeiplek van knikkende vogelmelk. Vlak bij de ingang naar Spaarnberg vinden we nog wat bosanemoon. Verder groeit in deze om geving vingerhelmbloem, grote sneeuw roem en wilde hyacint (Bluebell). De wilde hyacint die we hier zien, is een kruising van de echte wilde hyacint en de Spaanse hyacint. De variatie in grootte en bloemkleur is groot, hij kan zelfs wit of roze zijn. In Thijsse's Hof staan wat exemplaren van de echte wilde hyacint. De bloemkleur hiervan is intenser blauw en de top van de bloeiwijze hangt over. Het Thijsse's Hof toont op een klein oppervlak veel soorten en er altijd wel iemand aanwezig om eventuele vragen te beantwoorden. Jaarlijks wordt hier met het IVN ook de stinsenplantendag ge organiseerd, een dag met rondleidingen en uitleg door kenners. Wellicht een mooie start voor ontdekkingen in eigen omgeving. Roland Brakel Beheerder Thijsse's Hof 1 Wim Ozinga, Mycorrhizaschimmel, KNNV 2007 29

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2012 | | pagina 15