De schatkamer van Spaarnberg i De aankondiging van een tentoonstelling in het Amster dams Historisch Museum gewijd aan Adriaan van der Hoop en zijn indrukwekkende verzameling schilderijen gaf de aansporing om in de Universiteitsbibliotheek een ander aspect van zijn verzamelactiviteit te tonen zijn geestdrift voor planten uit alle windstreken die hij op Spaarnberg, zijn buitenplaats in Santpoort, bijeenbracht en de weerslag daarvan in de boekerij die hij daar aan legde. Van de exotische planten, bloemen, struiken en bomen die eens Spaarnberg sierden is heden ten dage nauwelijks iets terug te vinden; alleen de boeken getui gen nog van de plantenweelde die daar ooit bestond. Toen kort na 1850 de hoogleraar in de botanie Friedrich Miquel (1811-1871) een nieuwe catalogus van de planten in de Hortus Botanicus van Amsterdam voor bereidde, moest hij vaststellen dat de bibliotheek van de hortus niet meer bij de tijd was. Wat de oudere werken betreft was de bibliotheek naar zijn mening 'uitmun tend', maar voor het maken van een tuincatalogus onvoldoende. Miquel moest daarvoor voornamelijk zijn eigen bibliotheek gebruiken. Naast het determineren en catalogiseren van de planten nam hij ook de bibliotheek onder handen.1 Een van de uitvloeisels hiervan was dat de boeken die voor het wetenschappelijke werk in de hortus niet meer nodig waren, werden overgebracht naar de Stadsbibliotheek, die eveneens uit een lange winter slaap ontwaakt was.2 De geschiedenis herhaalde zich honderdtwintig jaar later. Bij een inbraak in de hortus werden enige zeldzame oude boeken ontvreemd. Toen dit kort daarop nog eens gebeurde, besloot men dat het onverantwoord was om het oude bezit nog maar een dag langer in de hortus te houden. Halsoverkop werden in 1983 de kostbare boeken uit de hortus overgebracht naar de Universiteits bibliotheek, de opvolger van de Stadsbibliotheek. Het onbedoelde resultaat van deze actie was dat de hele zeventiende-en achttiende-eeuwse bibliotheek van deze vermaarde Amsterdamse instelling weer op één plaats bij elkaar kwam-3 Onder de boeken die in 1983 uit de hortus kwamen, zat ook een aantal vroeg negentiende-eeuwse prachtwerken. Hoe waren die hoogtepunten van de botanische boek illustratie in de armlastige hortus terechtgekomen?4 Van wie stamden de meesterwerken van Pierre Joseph Redouté (1759-1840), op de top van zijn artistieke kunnen in Les Liliacées en les Roses.5 Oorspronkelijke uit gaven waren het, uniform gebonden in elf banden van rood saffiaan, met goud bestempeld. Wie kocht het glo rieuze boek van John Bateman (1811-1897), het fraaiste boek dat ooit over orchideeën werd gemaakt?6 Wie gaf de opdracht om het Sertum Botani-cum van Pierre Corneille van Geel (1796-1836) te laten binden in vier kostelijke banden door Abraham van Rossum (1785-1866), een van de beste Amsterdamse binders uit de eerste helft van de negentiende eeuw?2 Hoe kwam de hortus aan de vol ledige set van het Botanical cabinet in contemporaine banden?8 De voortreffelijke geschiedenis van de hortus van Wijnands, Zevenhuizen en Heniger, Een Sieraad voor de Stad (1994) lichtte een tipje van de sluier op. In 1924 had de hortus de boekencollectie van het land goed Spaarnberg in Santpoort ontvangen. 'De Hortus had in het begin van de negentiende eeuw nauwe contacten met Spaarnberg gehad, toen het huis bewoond werd door de Amster damse bankier Adriaan van der Hoop. Het echtpaar Wüste-Von Gotsch dat Spaarnberg in het begin van de twintigste eeuw bewoonde, vermaakte de botanische werken in hun bibliotheek, meest daterend uit de eerste helft van de negentiende eeuw, testamentair aan de Hortus. De Amsterdamse tuin kreeg bovendien een collectie prijspenningen behaald door Van der Hoop op tuinbouwkundige tentoonstellingen, alsmede een portefeuille met geschilderde afbeeldingen van zeldzame planten op Spaarnberg. Artis ontving alle zoölogische werken en alle aanwezige boeken van Linnaeus.'9 Lag hier de oplossing van het raadsel? Waren al die prachtige boeken van de bankier afkomstig? Zijn beroep kon de kostbare uitvoering van sommige boeken in ieder geval verklaren. Toen de Universiteit eind jaren tachtig de banden met de hortus verbrak, verhuisden de botanici naar de Kruislaan. In de bibliotheek van het Botanisch Centrum aan de Kruislaan berust een archiefje over de schenking uit 1924, met een volledig overzicht van de boeken die men had gekregen en, nog grotere verrassing, een catalogus van de bibliotheek op Spaarnberg zoals die er omstreeks 1880 uitzag. Ook de prijspenningen -keurig beschreven- zaten in het archief, maar van geschilderde afbeeldingen was geen spoor meer.10 Een onderzoek van de boeken wees uit dat de hele bibliotheek van Spaarn berg gevormd was door Adriaan van der Hoop.11 Er zat zelfs een exemplaar bij van een gedrukte catalogus van de planten op Spaarnberg uit 1849, doorschoten met blanco bladen papier met zijn eigenhandige aantekenin gen over de aanwinsten van planten uit de jaren 1849 1854. In het boek zat nog de brief waarin de auteur van de catalogus, J.J. Merkus Doornik, het exemplaar aan bood aan Van der Hoop, met de verontschuldiging dat het wat later was gekomen omdat hij net in het huwelijk was getreden. Op een vloeiblaadje dat kennelijk gebruikt was om de aantekeningen in inkt te drogen, stond de handtekening van Van der Hoop in spiegelschrift. Het boek was kennelijk na 1854, het jaar van Van der Hoops overlijden, nauwelijks beroerd. Los ingevoegd zaten twee gedrukte catalogi van Duitse kwekers uit dezelfde tijd, zaadlijsten van de Amsterdamse hortus, de catalogus van een plantenveiling die in Utrecht was gehouden in 1853, en enkele handgeschreven catalogi met aanbiedingen van Nederlandse kwekers. Van der Hoop zelf schreef nooit zijn naam in de boeken, maar op de vergulde snede van het exemplaar van Nathanael Wallichs Plantae Asia- ticae rariores12 had de binder de naam van de eigenaar, A. van der Hoop, onder het goud, in grote letters gekalli grafeerd. De bankier De bankier Adriaan van der Hoop werd op 28 april 1778 in Amsterdam geboren. Zijn vader, mr. Joan Cornelis van der Hoop (1742-1825), was secretaris van de Sociëteit van Suriname en werd, toen Arie drie jaar oud was, raad en advocaatfiscaal van de Admiraliteit.13 De Van der Hoops waren uitgesproken orangisten, maar hadden ook een voet in het Amsterdamse regenten patriciaat. Arie's grootvader was gehuwd met een Dedel en zijn vader trouwde Agnes Dedel (1753-1800). De huwelijken in zijn eigen generatie versterkten de banden met de Amsterdamse elite. Zijn zuster, Agnes Maria trouwde met mr. J. Clifford (1768-1823) en een andere zus met Albertus Hodshon (1766-1825). Adriaan zelf, de enige zoon, trad in 1800 in het huwelijk met Antonia Emmernentia Weveringh (1775-1832), eveneens dochter uit een regentengeslacht.14 De Bataafse Republiek bracht de nodige moeilijkheden voor de Oranjegezinde Van der Hoops. Arie ging niet in Leiden studeren, maar verkoos het verre Groningen om vervolgens zelfs voor een korte periode de Republiek te verlaten. In 1795 schreef hij zich in aan de universiteit van Kiel dat toen onder Denemarken viel. Een meester titel of doctorsbul leverde dit verblijf hem niet op, maar wel het Deense staatsburgerschap en een Deens paspoort dat hem, teruggekeerd in de Republiek, goed van pas kwam. In 1799 werkte hij op het kantoor van de heer Hovy in Amsterdam en maakte hij als Deen reizen naar Duitsland en Engeland. Met de financiële hulp van zijn zwagers Clifford en Hodshon werd hij in 1800 firmant in het bankiersbedrijf Weduwe Eduard Croese Co. en opnieuw zien we hem reizen maken, naar Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk en Spanje. In 1811 was hij associé van het beroemde Amsterdamse bankiersbedrijf Hope Co., dat dan in feite in liquidatie is; de Hope's zelf waren al in 1795 naar Londen gevlucht. Met de stichting van het koninkrijk en de kroning van Willem I begon de ster van de Van der Hoops te stijgen. Dankzij een krachtige financiële injectie van Alexander Baring werd Hope Co. in Amsterdam weer nieuw leven ingeblazen en in 1814 werd Adriaan van der Hoop deel genoot in de firma. De betrekkingen met het Oranjehuis waren allerhartelijkst. Adriaans vader werd minister van Marine en zou dat tot zijn dood in 1825 blijven. Adriaan werd benoemd tot lid van de stedelijke raad van Amsterdam, waarvan hij tot 1851 deel uitmaakte. 31 Afb 1. James Bateman's The orchidaceae of Mexico and Guate mala London 1837-1843) is hoogstwaarschijnlijk het mooiste en zeker het grootste boek dat ooit over orchideeën verscheen. Wegens zijn omvang staat het boek bekend als de "librarian's night mare". George Cruikshank's vignet dat in het boek is opgenomenmaakt duidelijk waarom. Het boek verscheen in een oplage van slechts 125 exemplaren. Adriaan van der Hoop was één van de intekenaars. 30

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2012 | | pagina 16