tische planten en vogue geweest in de Republiek. De
stadhouderkoning en zijn hofhouding wedijverden om
de merkwaardigste voortbrengselen der natuur in hun
tuinen te kweken. Hier werd de levende wereld binnen
handbereik gebracht. Ook de Amsterdamse elite liet zich
niet onbetuigd. Bekend is het verhaal van Agnes Block
(1629-1704) die op Vijverhof aan de Vecht een ananas
tot bloei bracht. Ze liet een zilveren penning slaan om dit
wapenfeit te memoreren. Op het schilderij van Jan
Weenix (1642-1719) in het Amsterdams Historisch
Museum staat zij pontificaal geportretteerd, met man,
kinderen en de ananas.24
Ook in de achttiende eeuw hielden tal van buitenplaats-
bezitters zich onledig met het kweken van gewassen uit
verre streken. Vele buitenplaatsen bezaten op zijn minst
een oranjerie om overblijvende uitheemse planten tegen
de winterkou te beschermen. De beroemdste verzamelaar
uit deze periode was de Amsterdamse bankier George
Clifford (168 5-1760) die op zijn buiten, de
Hartekamp bij Heemstede, een verbazingwekkende col
lectie bezat. Linnaeus, die door de hypochondrische
Clifford in dienst werd genomen als privéarts, kreeg op
de Hartekamp de gelegenheid om zijn ideeën over de
plantensystematiek te ontwikkelen. Op kosten van de
eigenaar maakte hij een catalogus van de planten op de
Hartekamp, de Hortus Cliffortianus (1737). Voor de illus
traties van het boek werd de beroemdste plantentekenaar
van zijn tijd, Georg Dionysius Ehret (1708-1770), aange
trokken, die het merendeel van de 36 illustraties voor zijn
rekening nam; de overige waren van Jan Wandelaar
(1690-1759) die ook verantwoordelijk was voor het
graveerwerk. Het boek werd
niet in de handel gebracht,
maar uitsluitend door Clif
ford weggeschonken aan
vrienden en belangstellen
den.25 Was de tuin van Clif
ford de inspiratiebron voor
Van der Hoop om exotische
planten te verzamelen? Zijn
zwager, Jan Clifford, met
wie hij in zijn jonge jaren op goede voet stond, was een
nazaat van George.26 Van der Hoop bezat een heel bij
zonder exemplaar van de Hortus Cliffortianus. De meeste
exemplaren hebben afbeeldingen in zwart en wit, maar
in Van der Hoop's exemplaar zijn de prenten eigentijds
handgekleurd. Degene die dit boek van George Clifford
kreeg, moet wel een zeer bijzondere relatie met hem
hebben gehad. Bleef het in de familie en kwam het zo bij
Van der Hoop terecht? Het faillissement in 1795 van de
VOC, die zo lang de plantenexport uit haar overzeese
bezittingen had gemonopoliseerd en de daarop volgende
Franse tijd met de blokkade van het scheepvaartverkeer
en de tiërcering van de staatsschuld brachten moeilijke
tijden voor de Nederlandse liefhebbers van exotische
gewassen. Al in de achttiende eeuw had men in Frankrijk
en Engeland, met hun gecentraliseerde staatsapparaat,
tal van expedities uitgerust om de rijkdommen van de
wereld in kaart te brengen en vaak was ook een botani
cus aan boord. Een van de resultaten hiervan was dat
een stroom van nieuwe exotische planten naar Europa
op gang kwam. Londen werd het onbetwiste centrum
van de exotenkwekers. Nadat de Engelsen vaste voet aan
de Kaap de Goede Hoop kregen, stroomden de nieuwe
erica's (heide-soorten) binnen. Henry C. Andrews die in
1794 begon aan zijn vierdelige standaardwerk over de
erica's in Engelse tuinen, moest de opzet van zijn boek
veranderen om de stortvloed de baas te blijven.27 Hij zou
uiteindelijk vierhonderd soorten en variëteiten van het
genus Erica beschrijven. Van der Hoop, die een bijzonde
re belangstelling voor Kaapse planten aan de dag legde
en een fraai exemplaar van de Heaths in zijn bibliotheek
had, kon in de Hortus Spaarnbergensis van 1839 al 120
erica's laten beschrijven.28
1\A^anneer Van der Hoop zich ging toeleggen op het ver
zamelen van bijzondere planten is niet precies bekend,
maar in 1824 krijgt hij al twee zilveren medailles op plan-
tententoonstellingen. Nu was men op dergelijke tentoon
stellingen in de negentiende eeuw nogal scheutig met het
uitreiken van medailles, maar de tweeëndertig prijzen die
Van der Hoop in de wacht sleepte tussen 1824 en 1853,
tonen hem als een ware olympiër.29 Volgens de botanicus
W. H. de Vriese (1806-1862), die de eerste catalogus
maakte van de Hortus Spaarnbergensis, sloeg Van der
Hoop zijn eerste grote slag bij de verkoping van de
planten van de Amsterdamse koopman en assuradeur
Jan Jacob de Faesch (17 5 5-1831 )30, die in 1828 zijn bui
tenplaats Westermeer van de hand deed. Twintig jaar
later beleefde Van der Hoop nog plezier aan een van de
aankopen bij De Faesch, een zogenaamde 'grijze cyca'.
Het verhaal wordt in geuren en kleuren verteld door
Doornik, de auteur van de tweede catalogus van de
planten op Spaarnberg: 'Nooit had hij in Europa
gebloeid, en de bloeiwijze was alleen bekend uit de
beschrijving van Roxburgh en een exemplaar van de
gedroogde stengel in de Parijse Hortus bewaard, overge
bracht uit de Botanische Tuin van Calcutta. De eerste
van alle Cyca's echter die in Europa tot bloei kwam was
ons exemplaar op de hofstede Spaarnberg, dat we
Rumphii Miq. noemen Hij bloeide in 1847 en was
makkelijk te herkennen als een exemplaar zoals dat van
Roxburgh en niet van de gedroogde stengel te Parijs uit
Calcutta,31
DE WARMWATERKAS
Westermeer werd afgebroken om plaats te maken voor
een begraafplaats en Van der Hoop kon van De Faesch
ook een stookkas overnemen. Stookkassen kwamen op
de buitenplaatsen veel minder voor dan oranjerieën.
Ze waren voorbehouden aan de zeer rijken, omdat men
bergen turf nodig had om de kas te verwarmen, de
planten eisten veel verzorging en de tuinman moest ook
nog als stoker optreden. Van der Hoop bezat zelf al een
stookkas, maar met het materiaal van de kas van De
Afb, 4 Maquette van Spaarnberg
door J.Morren. Centtaai de Orange-
rie, ook wel conservatoire of
"wintertuin" genoemd
34
TpiIi.II
ritiMijilir.V'd.-i Jusfinii L.iim4L
Afb. 6. Adriaan van der Hoop won met zijn exotische planten
talrijke prijzen op planten- en tuinbouwkundige tentoonstel
lingen. Deze zilveren medaille, vervaardigd door Van der
Keilen werd uitgereikt op een tentoonstelling in juli 1849.
Bibliotheek Biologisch Centrum, Universiteit van Amsterdam
Afb. 5. Elisabeth Johanna Koning, "Theophrasta Jussieui Lindl."Uit W.H.
de Vriese, Hortus Spaarnbergensis, 1839. De Haarlemse bloemenschilderes
Elisabeth Johanna Koning, tekende op Spaarnberg voor Van der Hoop bij
zondere planten die in de bestaande literatuur niet of gebrekkig waren
afgebeeld. Haar tekening uit 1835 werd door Anton Weiss op steen gezet
en gelithografeerd door Desguerrois Co. in Amsterdam.