Hoop van de heer J. Boelen. Het belangrijkst waren echter de betrekkingen met Indonesië. In 1840 kreeg hij een mooie zending uit Batavia (Djakarta), waarbij tevens kisten uit Japan met 23 levende Cupania Javanica waren gevoegd. Ook in de volgende drie jaar zien we zendingen uit Indonesië. Het transport van planten uit tropische gewesten was altijd een moeizame aangelegenheid geweest. Zo kostte een reis van Java naar Nederland al gauw vier tot vijf maanden. De kisten stonden maandenlang aan dek, onder zeer wisselende temperaturen en bij ruw weer over spoeld met zout water. Geen wonder dat hele zendingen die in patria aankwamen op de composthoop geworpen konden worden. In Engeland werd in de jaren twintig van de negentiende eeuw druk geëxperimenteerd met betere transportmethoden. In 1829 kwam dr. N. B. Ward (1791-1868) met een bruikbare oplossing. Ward kwam er bij toeval achter dat een luchtdicht afgesloten kist de overlevingskans van de planten enorm verbeterde. Een zending uit Sydney kwam na een reis van een paar maanden later 'in de meest wenschelijke toestand' aan. Loddiges Sons vervoerde vanaf dat moment zijn buitenlandse zendingen uitsluitend in 'Wardse kisten'. Het resultaat was dat het aanbod van exotische planten op de Engelse markt in korte tijd spectaculair toenam. Ook in Nederland begon men te experimenteren. De Vriese gaf in 1840, heet van de naald, een gedetailleerd ooggetuigenverslag. In mei 1840 arriveerden kort na elkaar twee schepen uit Batavia, na een reis van vijf maanden, de Flevo en de Prins Frederik. De Flevo had drie kisten bestemd voor Van der Hoop aan boord en een kist voor de Amsterdamse hortus, de Prins Frederik twee kisten voor de hortus. De kisten voor Van der Hoop werden door de tuinbaas van Spaarn-Berg, onmiddellijk na het binnenloopen van de Flevo, aan het Nieuwe Diep afgehaald, deels per barge, deels per as overgebragt naar gemelde hofstede en aldaar in de warme kassen nederge zet. Op een der eerste dagen van Junij, was ik, met den heer van der Hoop, bij de opening der kisten tegenwoor dig. Uit dezelve zijn verkregen een veertigtal planten, welke voor het grootste gedeelte in een toestand verkeerden, die niets te wenschen overliet. Hierbij waren vier exemplaren van den echten muscaatboom (Myristi- ca fragrans), die, zoverre ik heb kunnen navorschen nimmer in de Hollandsche, en misschien ook niet in andere Europese tuinen geweest is, en alzoo tot de aller grootste zeldzaamheden behoort. Deze planten zijn op Spaarnberg allen eerst in een matigen, en daarna trapsgewijs, van dag tot dag, aan hoogeren graad van warmte en licht blootgesteld, en groeijen thans uitne mend.' De Vriese besluit met de voorspelling: 'Java, het schoonste land ter wereld, zal ons, met eenige inspan ning, ook in dit opzigt, de grootste rijkdommen opleve ren' ,49 In 1848 werden uit de hortus twee kiemplantjes van de oliepalm, die uit West-Afrika afkomstig waren, verstuurd naar Batavia. Ze kwamen in goede staat aan en een halve eeuw later zouden deze twee plantjes aan de wieg staan van de oliepalmplantages op Sumatra die de grondstoffen leverden aan de margarine-industrie.50 DE AMATEURBOTANICUS Als men de schitterend uitgevoerde werken in zijn biblio theek ziet, zou men kunnen veronderstellen dat dit louter statussymbolen zijn van de gefortuneerde Amster dammer. Niets is minder waar, voor Van der Hoop was het een werkbibliotheek om de planten die hij bezat te identificeren. In zijn in memoriam Van der Hoop schrijft De Vriese: 'Het was hem niet mogelijk te rusten, voor dat hij den naam had gevonden van een plant, die zonder naam was en die hij dus niet kende. Zoodanige plant moest, zoo heete het "gedoopt worden". En in dat "doopen" slaagde hij vaak op een gelukkige wijze, zonder iemands hulp, door middel van zijn prachtige biblio theek, die zich bevond in een kabinet, 't welk geplaatst 38 was nabij een der conservatoriën.' De Vriese gaat voort: 'Dat bestemmen en benoemen had niet altijd plaats naar afbeeldingen, maar ook vaak naar beschrijvin- ge nKennelijk had Van der Hoop zich ontwikkeld tot een ware amateur-botanicus. Dit blijkt ook als men de handexemplaren van de twee catalogi van de Hortus Spaarnbergensis doorbladert. Talrijk zijn de eigenhandige aantekeningen bij zijn nieuwe aanwinsten, die verwijzen naar Andrew's Heaths, naar Les Liliacées van Redouté, naar Robert Sweets flora van gewassen uit Australië en de tijdschriften in zijn bezit, van Curtis' Botanical Maga zine tot Loddige sBotanical Cabinet. Hij ging hiermee door tot op hoge leeftijd en bleef de nieuwe tijdschriften volgen. Zo vinden we bij de identificatie van een aan koop uit 1852 een verwijzing naar het deel van de Flore des jardins dat een jaar eerder verscheen. Klinkt er een lichte jaloezie door als De Vriese schrijft: 'Dit zoeken gaf soms aanleiding tot rectificatie van slechte namen in andere verzamelingen, waar men zulke dure boekwerken niet altijd kan raadplegen'? Zo verwijst Van der Hoop bij zijn identificaties regelmatig naar Blume's Rumphia (1835-1848), een werk dat toen nieuw f. 290,-kostte en in 1853 nog niet in de Amsterdamse hortus aanwezig was, toen Miquel daar aan een nieuwe planten catalogus werkte.52 Van Van der Hoop zelf hebben we slechts één publicatie ontdekt. Het is het verslag van een lezing uit 1844 voor het Genootschap voor landbouw en kruidkunde te Utrecht, waarvan hij erelid was. Naast twee botanische waarnemingen zijn het pragmatische mededelingen. Over een nieuwe manier om camelia's te bemesten, door hem gevonden in een Engels tijdschrift en door zijn tuinbaas met succes toegepast. Een goede methode om magnolia's in open grond in de wintermaanden te beschermen vond hij in The Botanical Magazine. Het uit voerigst echter was hij over de uitvinding van een nieuwe wekkerthermometer, die de tuinman waarschuwde als de temperatuur in de warme kas te laag werd. Het apparaat was globaal beschreven in de Journal d'agriculture prati que van 1840, maar een Amsterdamse instrumentmaker had het voor hem kunnen maken. Hij presenteerde zijn medeleden tevens een gedetailleerde werktekening van het apparaat. Het kenschetst de man die de internationa le literatuur volgt en open staat voor alle mogelijke inno vaties.53 DE ERFENIS VAN VAN DER HOOP Toen Van der Hoop in maart 1854 kinderloos overleed, ging Spaarnberg naar zijn tweede vrouw, Dieuwke Fontein (1800-1879). Het echtpaar was niet in gemeen schap van goederen getrouwd, maar het testament gaf haar het recht om voor f. 30.000,- het huis, de tuin en alles wat er los en vast aan zat te kopen. Het was een schijntje, alleen al aan huis en park had Van der Hoop meer dan vier ton besteed. Dieuwke betaalde contant. Zo kwam ook de bibliotheek in haar bezit, die expliciet in het testament werd genoemd. Uit de catalogus van de bibliotheek, opgemaakt bij haar overlijden in 1880, blijkt dat er na het overlijden van haar echtgenoot vrijwel niets meer met de bibliotheek is gebeurd. Van der Hoop was een van de eerste intekenaren geweest op de Tuinbouw- flora van Nederland en zijne overzeesche bezittingen, uit gegeven door W. Hde Vriese 18 5 5 -' 5 6H ij zal niet ver wacht hebben dat het een aardig in memoriam zou bevatten, geschreven door zijn vriend De Vriese. De weduwe. Van der Hoop zette haar naam in het boek.54 Na haar dood kreeg Olga Wüste-von Gotsch (1848 1924) Spaarnberg in bezit. Zij was de enige kleindochter van Dieuwke Fontein uit haar eerste huwelijk. Toen Ol ga in 1924 kinderloos overleed, bleek het haar uitdrukke lijke wens te zijn dat de Amsterdamse hortus een keuze uit de botanische bibliotheek zou maken. 55 Theo Stomps (1885-1973), de toenmalige hoogleraar in de botanie en zelf een bibliofiel, onderkende de betekenis van deze historische collectie en liet een afzonderlijke kast maken, zodat het kostbare geheel voor het nage slacht bijeen zou blijven en niet verspreid zou raken tussen de andere boeken.56 De Spaarnbergkast staat nog steeds in het Hortus gebouw aan de Plantage Middenlaan, de boeken hebben een veilige bergplaats gevonden in de Bijzondere Collec ties van de Universiteitsbibliotheek. Met Spaarnberg liep het minder goed af. Het huis werd in 1950 gesloopt. Nu staat er een reusachtig appartementencomplex ontspro ten aan het brein van een projectontwikkelaar. Het chalet is er nog en er is nu een restaurant in gehuis vest. De varenbeuk uit de tijd van Zocher die er naast stond, werd in 1985 omgehakt, maar in de oude over plaats, nu Burgemeester Rijkenspark, moeten nog treur bomen staan, die herinneren aan de tijd van Van der Hoop en zijn bijzondere planten. Kees Gnirrep Afb. 7. De Wardse kist voor het transporteren van tropische planten. Gete kend door A.J. Wendel, lithografie door P.W.M. Trap. Uit W.H. de Vriese, "Over dusgenaamde Wardse toestellen"in Tuinbouw Flora, dl. 1,1855 39

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2012 | | pagina 20