Dan liet ik ze in de voorkamer, riep mijn vader en deed de schuifdeuren en de gordijnen dicht, zodat er on gestoord gepraat kon worden. Mijn vader reed in die tijd, nadat hij daarvoor steeds door Arend Reijm met zijn taxi overal heen was gereden, een dienstmotor met zijspan, waarin de hond trots en bezitterig zat rond te kijken. Een heel enkele keer bracht mijn vader me met de motor naar school. Een feest voor mij, maar Bela vond het minder leuk. Zijn plek! Hij probeerde zich dan ook zo breed mogelijk te maken en duwde tegen me aan, zodat ik dan maar op de rand ging zitten. Als we dan bij de School met de Bijbel aankwamen, ging er een gejuich op en kwamen mijn klasgenoten aangerend en drongen allemaal om ons heen. Wat een feest! En wat uniek! Met Maas Feith, de dorpsschoenmaker, maakte mijn vader graag een praatje; hij vond Maas een wijs en filosofisch man. De duinreep van IJmuiden tot Bloemendaal, w.o. Duin en Kruidberg, was een gebied waar mijn vader heel veel met de hond heeft 'gewerkt'. Doorgaans 's nachts en meestal zaken die te maken hadden met stropers, ont snapte patiënten uit het Provinciaal Ziekenhuis, etc. Bos wachter Driekus Doornbos hoefde maar te kikken en mijn vader en Bela stonden paraat. Dat vertelde ook Joop, de zoon van Driekus, die zelf in 1940 ondervond hoe goed Bela kon speuren. Joop, toen een kleuter, was zijn hondje Dolly gaan zoeken in de duinen, tot achter de Visserijschool, waar hij van vermoeidheid in slaap was gevallen. Gealarmeerd door Driekus zette mijn vader Bela op het spoor van Joop en tegen de morgen vond de hond de slaper. Zoals Joop het zelf vertelt: "Ik werd wakker van een natte hondensnuit!". Als 's nachts de telefoon rinkelde, de enige in de hele omtrek, wist de hond, die in onze tuin in een privékennel woonde, dat hij mee mocht en begon dan zacht te blaffen van blijd schap. Soms was het loos alarm en hoefde mijn vader alleen maar zachtjes vanuit de slaapkamer "gaat af' te zeggen en Bela ging dan weer rustig verder slapen. In 1942 werden Driehuis en de Hagelingerweg in Sant poort (waar wij woonden, toen nummer 165) tot aan de Cremerlaan tot spergebied verklaard door de Duitsers. Wij moesten evacueren naar de Hagelingerweg, toen nummer 125, het eerste huis voorbij de witte streep, die in het midden over de hele lengte van de Cremerlaan tot aan het Maranatha bos was getrokken en die de grens aangaf van het schootsveld. Alle huizen tot aan die streep zouden worden opgeblazen. Begin 1944 werd die grens verlegd naar de Kruidbergerweg, dus moesten we wéér evacueren, nu naar Frans Netscherlaan 15. Op 5 december 1944, tijdens de grote razzia, werd ook mijn vader opgepakt en in een goederentrein gestopt voor transport naar Duitsland, waaruit hij gelukkig wist te ontsnappen. Zijn onderduikadres was bij Jan Panne- koek, op begraafplaats "De Biezen". Daar heeft hij een poos verborgen gezeten. Regelmatig bezocht mijn moeder hem daar 's avonds en aangezien zij mij graag als steun tje mee wilde, wachtte ik dan op de begraafplaats in het donker, tot ze weer terugkwam. Soms werden we onder weg aangesproken door Duitse soldaten en gemaand 'nach Hause' te gaan, het was tenslotte spertijd. Maar het werd daar toch te gevaarlijk volgens de ondergrondse, dus het volgende onderduikadres werd de boerderij van Markerink aan de Midderduinerweg. Daar hoefde ik niet mee naartoe, want mijn vader kwam vaak 's avonds zélf naar huis, met een damesjas aan en een hoofddoek om. Mijn vader had er voor gezorgd dat ik bij een stal, op de hoek van de Hoofdstraat en de Johan van Beemlaan, regelmatig melk mocht komen halen. Daar was het zo heerlijk warm en gezellig, met die koeien die zo lekker roken naar melk en hooi. Ook bij een boer in de Hof- geest mocht ik melk komen halen. Op een keer, ik reed met mijn fietsje op die grote,brede Rijksstraatweg, zag ik in de verte vanuit het noorden een enorm groot vliegtuig heel laag op me afkomen, net alsof het ging landen. Er was verder niemand op die brede weg! Opeens zag ik vuurballen uit het vliegtuig komen, die op de weg ketsten en ik hoorde geknetter. Ik gooide mijn fiets op de grond en rende naar het dichtstbijzijnde huis (er stonden er maar een paar) en holde achterom. Ik was behoorlijk van streek en helemaal buiten adem. Ik zag daar een paar mannen en een paar varkens, maar had geen idee wat ze daar deden. De mannen waren erg bezorgd en niet alleen om mij, want, zoals later bleek, ze waren clandestien aan het slachten. Ze stelden me gerust, maar drukten me op het hart aan niemand iets te vertellen over wat ik had gezien, ook niet aan mijn ouders. Niemand! Heb ik ook niet gedaan. 12 Later besefte ik pas wat een gevaarlijke situatie het was voor mij, maar ook voor die mannen! Maar ze hebben me wél bescherming geboden. Ze lieten me pas weer gaan, toen alles weer veilig was en ik weg durfde. Ik ben zelfs alsnog naar de Hofgeest gegaan om mijn melkbus te laten vullen. Heel kort na de bevrijding konden we weer terug naar ons eigen huis, dat, in tegenstelling tot veel huizen in Driehuis, gelukkig nog net niet was opgebla zen. Wel misten er veel houten onderdelen: ze waren eruit gesloopt door mensen die er hun kachels mee hadden gestookt. Maar dat was snel verholpen. En zodra we er weer woonden, kwamen, net als in het begin van de oorlog, mensen om raad en hulp. Mijn vader stond altijd voor iedereen klaar. Ik ben heel trots op hem. Over de hond Arno, na Hertha de opvolger van Bela, stond in het blad "Vizier" van februari 1955 een prachtig artikel met foto's. Ook deze speurhond heeft grote 'zaken' aan het licht gebracht, o.a. het vinden van de tas met geld, die uit een PTT-auto was gestolen. Dat was toen groot nieuws. Als laatsten waren er nog de speur honden Jim en Turk. Toen begin 2007 het blad "De Hofgeest" een oproep deed om voor het pas aangelegde fietspad, dat de drie duinen nu met elkaar verbindt, een naam te bedenken, heb ik ook meegedaan omdat juist in dat gebied mijn vader zoveel met de honden gewerkt heeft. Wat was ik blij en trots toen me per telefoon verteld werd dat mijn inzen ding was gekozen: het "Drieduinenpad". Ook werd ik uit genodigd om aan de officiële onthulling deel te nemen. Ik ben blij dat het gebied waar mijn vader zoveel gewerkt heeft, nu een officiële naam heeft gekregen. Tiny Lam - de Groot In 1971 schreef mijn vader een boek over zijn werk met de honden, genaamd "Een 'Honde'-baan", waarin hij spannende en ook grappige, waargebeurde verhalen vertelt. 13

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2012 | | pagina 7