oP het erf stonden nog twee gebouwen: een tuinmans
woning bij de ingang en achterin een koetshuis incl.
twee woningen voor tuinmannen. Het erf grenst aan de
spoorlijn tussen Haarlem en IJmuiden op enige afstand
ten zuiden van het station Driehuis-Westerveld.
dacht aan studie moesten besteden. Elly werd als 15-
jarige toch op de lagere school in Driehuis in de 6e klas
geplaatst tussen leerlingen van 12 jaar. Eigenlijk was dat
niet leuk, maar zowel de onderwijzeres als klasgenootjes
waren lief voor haar.
Bij de hoofdingang van het landgoed Duin en Kruidberg
was links een klein gebouwencomplex. Dit had de naam
Nova Zembla. Mevrouw Janssen-Cremer (eigenaresse
van Kennemergaarde) verbleef hier, als ze er behoefte
aan had. Hier was ook een garage waarin de ambulance
stond, die door het Rode Kruis ter beschikking gesteld
voor de gerepatrieerden. Ook chauffeur Donselaar
woonde er. De bewoners van Duin en Kruidberg werden
op verzoek door Donselaar zo nodig naar hun bestem
ming gereden: heel prettig vanwege het tekort en de
gebrekkige staat van de vervoersmiddelen in die tijd. In
de bollentijd maakten we met de ambulance ook een
tocht door de bollenvelden. Het gebeurde zelfs een keer
op een zomerse dag dat wij met een groepje naar het
strand werden gebracht en weer terug.Eveneens werden
we per ambulance gebracht naar de eerste 5 mei herden
kingsplechtigheid in Haarlem. We waren toen teleurge
steld, omdat daar met geen woord gerept werd over de
Japanse onderdrukking in Indië. Een algemene klacht
van de gerepatrieerden was trouwens dat de Nederlan
ders veel vertelden over het ondergrondse verzet, de hon
gerwinter en andere ellende van "hun" bezettingstijd,
maar helaas geen oor hadden voor onze ervaringen
onder de Jappen.
Het eten op Duin en Kruidberg was goed maar eentonig
(elke woensdag gehakt, elke vrijdag vis, enz.) De lagere-
schooljeugd mocht na school in de keuken in het souter
rain een boterham met pindakaas komen eten.
Dat vonden wij fijn en gezellig. Maar wij moesten soms
ook meehelpen: bijvoorbeeld met het pellen van tuinbo
nen. Van het distributiekantoor ontvingen wij als gerepa
trieerden dubbele voedingsbonnen. Hierover werd door
Nederlanders gemord. Deze voedingsbonnen moesten
echter ingeleverd worden bij het pension (in ons geval
het Cremerhuis). Voor de andere distributiewaren,
kleding, tabak, etc. ontvingen we gewoon enkele
bonnen.
We verbleven enige maanden in het Cremer
huis en genoten bijzonder van de goede verzor
ging en de rust en van ontspannende wande
lingen in de duinen. Boven op een vrij steile
duin direct achter het huis hadden de Duitsers
een houten uitkijktoren gebouwd. Van hieruit
was, bij helder weer, de zee te zien. Niet ver van
de toren was een pompinstallatie waarmee
duinwater naar boven werd gepompt t.b.v. de
watervoorziening in het landhuis. De families
Cremer en Janssen (dochter van Cremer)
waren vóór de Duitse bezetting uitgeweken
naar de USA en kwamen na de Duitse capitulatie terug.
Fons leerde Herbert Janssen, een kleinzoon van Cremer,
kennen en tenniste met hem op de banen van het Cre
merhuis en bezocht o.a. met hem een bioscoop in
Haarlem. Herbert moet toen ca. 14 jaar zijn geweest. Hij
was een prettige, bescheiden persoon en maakte een
sympathieke indruk.
In het Cremerhuis was het een komen en gaan van
gezinnen. Men werd er na aankomst in Nederland opge
vangen om na bepaalde tijd elders een eigen woning te
krijgen. Het Bureau Voor Oorlogsslachtoffers (BVO), dat
de gerepatrieerden begeleidde, had voor ons gezin gere
geld, dat wij in begin augustus een eigen woning konden
krijgen. Dus weer een zelfstandig gezinseenheid konden
worden. Zo kreeg ons gezin in augustus 1946 een stukje
woning in Kennemergaarde, het landhuis aan de over
kant van Duin en Kruidberg. Dit huis was het geschenk
van Cremer aan zijn dochter bij haar huwelijk met ene
Janssen (ook een plantagebezitter in Indië) en was even
eens ter beschikking gesteld aan repatrianten om er per
gezin een eigen huishouding te beginnen. In de bezet
tingstijd had het Duitse leger Kennemergaarde als onder
komen gebruikt en daarna de Canadezen. Het was totaal
uitgewoond en uitgekleed. Het BVO had het provisorisch
ingericht, zodat het minimaal bewoonbaar was.
18
Op de eerste verdieping van het hoofdgebouw kreeg ons
gezin als woning: een grote ex-slaapkamer, die onze huis
kamer werd en tevens slaapkamer voor de ouders en een
klein kamertje, waarin twee stapelbedden stonden voor
de vier jongens. In een tussenkamertje (meer overloop)
stond een bed voor mij. Dan was er nog een tot
keukentje omgebouwde badkamer: een badkuip zonder
kranen aan de ene zijde en een van hout getimmerde
aanrecht met zinken afwasbak aan de andere kant. Een
groot blik met warm water werd geplaatst in de badkuip.
Gehurkt in de badkuip kon je zo "mandiën", (water over
je heen scheppen). Aangrenzend aan deze "bad- en kook
gelegenheid" bevond zich een toilet.
Op de benedenverdieping woonden drie gezinnen,
waarvan één gezin nog een slaapkamer aan de voorkant
op de eerste verdieping had. De serre van het huis werd
ook bewoond door een gezin. Wij konden het goed met
elkaar vinden en zo nodig hulp bieden. We lieten echter
elkaar de vrijheid.
Op de vloer lag nergens bedekking. Het waren dus kale
planken waardoor je wel eens een splinter kon oplopen.
Als gordijnen hingen er grijze paardendekens aan spij
kers. De stichting "Nederland helpt Indië" zorgde verder
voor dekens en keukengerei.
De strenge winter van 1946-1947 was voor ons bewo
ners van Kennemergaarde een en al ellende: bevroren lei
dingen, slecht functionerende potkachel, verstopte wc,
wateroverlast door lekkages, enz.
In het najaar bleek de cv kapot te zijn. Tuinman Timmer
regelde voor ons een potkachel. We kregen voor het
stoken kolenbonnen. Alles was toen nog op de bon (dis
tributie). De winter '46 - '47 werd een van de strengste
winters met drie vorstperiodes met temperaturen tot -12
°C. en doorlopend een sterke noordoostenwind.
Alleen onze huiskamer was verwarmd. Door hun ligging
aan de noordzijde waren onze andere vertrekken con
stant bevroren. Op de ruiten verschenen eerst mooie ijs
bloemen, die geleidelijk aangroeiden tot een dikke
ijslaag. De waterleidingen en afvoer bevroren een paar
keer en moesten door een loodgieter worden ontdooid.
In bed bevroor de uitgeademde waterdamp tot ijskorrels:
onze "vuur"doop. Regelmatig gingen wij kinderen in de
huiskamer bij onze ouders slapen, liggend op matrassen
19
Fam. van Eick met medebewoners op de schaats op de vijver voor het Cremer-
huis (1947) (foto: F. van Eick)
Bewoners v.h. Cremerhuis op de trappen voor de serre
(voorjaar 1947) (foto: F. van Eick)
Familie van Eick voor de hoofdingang van
Kennemergaarde, ca. feb. 1947
(foto: F. van Eick)