w illem liet in het begin van 1774 zijn testament
opmaken, kort daarna overleed hij. Monsieur Jan Ruij,
landmeter en meester timmerman die woonde aan de
Jan Gijsenvaart en monsieur Pieter Janz uit Landsmeer
werden door hem aangesteld als de executeurs van zijn
testament. Namens zijn weduwe, Willemtje Gerrits werd
het huis door de executeurs in april 1774 verkocht aan
Gerrit Hagens, ook woonachtig aan de Jan Gijsenvaart.
De verkoopwaarde is inmiddels gestegen naar 1320
gulden. Het zuidelijke huis werd toen bewoond door de
weduwe van de inmiddels ook overleden Jan van Dijk.
Het huis werd toen uitgebreid omschreven als een huis
met erf, werf en tuin dat stond aan de Jan Gijsenvaart bij
de brug. Tussen de vaart en het huis lag een vrije notweg
waarlangs bomen stonden. Een vrije notweg was een weg
waarover men zonder vergoeding over het land van
derden naar een eigen perceel kan gaan (gratis recht van
overpad).Deze notweg was een restant van de voormalige
Stuijvesantlaan, vernoemd naar de hofstede die hier
eerder lag. Tegen het achterste deel van het huis stond
een houten loods of afdak ooit als paardenstal gebruikt.
In de tuin stond nög een houten loods of afdak tegen een
afscheiding, die bestond uit een schutting. In deze schut
ting zat een deur die de verkoopster mocht gebruiken,
maar waarvan de koper het recht had hem af te sluiten.
Tussen het noordelijke en zuidelijke huis lag op de
gemeenschappelijke muur een loden zakgoot. De erven
van de beide huizen werden gescheiden door een ge
zamenlijke schutting.6 In de paardenstal stalde Jan van
Dijk de paarden,die hij mogelijk gebruikte voor het
trekken van de schuiten die door de Jan Gijsenvaart
voeren. De Jan Gijsenvaart had een zogenaamd jaagpad
over één zijde waarlangs de paarden de schuiten voort
trokken. Het huis van Jan lag uitermate gunstig voor dit
werk en zal genoeg inkomsten opgeleverd hebben gezien
het aantal blekerijen langs de vaart. Deze blekerijen
regelden veel van het vervoer van de bleekgoederen per
boot. Marijtje Klaas, de weduwe van Jan van Dijk was
vóór juli 1776 overleden. In die maand verdelen haar erf
genamen de boedel van hun ouders. Er zijn zeven erfge
namen waartussen een regeling werd getroffen, die er toe
leidde dat het zuidelijk huis toekwam aan de dochter van
300 gulden bij de voornoemde voogd, waarbij het huis
als onderpand diende.4 In 1742 verkocht Frederik het
huis door aan Willem van Dijk voor 600 gulden. Moge
lijk was Frederik een broer van Willem. Volgens de opge
geven begrenzingen woonde Jan van Dijk nog steeds in
het zuidelijke huis.5
Zie afb. 2. in artikel De Witte Valck op blz. 35 Helemaal
links ziet u een deel van huis nr. 58.
Trijntje van Dijk. Zij was getrouwd met Jan Ruij, de
eerder genoemde landmeter en meester timmerman.
Waarschijnlijk was hij de enige van de zeven erfgena
men, die financieel in staat was de overige zes uit te
kopen. Het ging om een bedrag van 1121 gulden en twee
stuivers; dit zal samenhangen met de geschatte waarde
van het huis.7 Gerrit Hagens, de eigenaar van het noor
delijk huis was getrouwd met Aaltje van Amerongen.
Verder was hij eigenaar van de winkel en herberg, die
tegenover het huis aan de andere kant van de Heeren-
wech stonden. Dit huis heette van oudsher de Witte
Valck, later werd dat de Blauwe Druif. Na het overlijden
van Gerrit Hagens verkocht zijn weduwe in 1798 het
noordelijke huis aan Albertus Hodson, die in Amsterdam
woonde. In de transportakte werd vastgelegd dat de
koper van het huis nr. 58 hierin geen winkel of herberg
mocht beginnen zolang de verkoopster of haar erven in
de winkel en herberg er tegenover woonden. Zij wilde
uiteraard geen concurrentie van haar overburen. Voor
het huis werd 2100 gulden betaald.8
Van dubbel woonhuis tot boerenbedrijf
Albertus Hodson was koopman in lijnwaden en werd in
1761 eigenaar van de hofstede Klein Berkenrode. Deze
hofstede lag aan de Jan Gijsenvaart ten oosten van de
Delft in het voormalige Schoten. Hij veranderde de naam
Klein Berkenrode in Spaar en Hoven ook geschreven als
Spaarnhoven. Bij deze hofstede behoorde de hofstede
Druivestein, die in gebruik was als boerenbedrijf.
Hodson werd in 1806 ook eigenaar van de hofstede
Stuijfsand, die ten zuiden lag van het huis aan de Jan
Gijsenvaart.
De hofstede was de voormalige hofstede Stuijvesant,ook
in gebruik als boerenhofstede.9 In die tijd kreeg het
huidige Schoterkerkpad volgens overlevering de naam
Hodsonlaan. Dit is niet verwonderlijk omdat de laan
langs het eigendom van Hodson liep. Deze hield de
bezittingen aan de Jan Gijsenvaart in bezit tot 1810.
Toen verkocht hij deze aan Christiaan Stumphius, een
makelaar uit Beverwijk. Bij deze verkoop wordt duidelijk
dat het verpondingsnummer van het huis veranderd was
naar 52. Voor de hofstede Stuijfsand en het huis werd
30.000 gulden betaald. Christiaan was getrouwd met
Margaretha Pluim en woonde aan de Breestraat in Bever
wijk. Stumphius had vele bezittingen in Beverwijk,
Velsen en in Schoten.10 Hij kwam ook in bezit van
Spaarnhoven en Druivestein. In 1817 verkocht hij de
hofstede Spaarnhoven en Druivestein in Schoten, diverse
percelen en het huis met het verpondingsnummer 52
aan de Jan Gijsenvaart voor 45.000 gulden aan Hieroni
mus Sillem. Hieronimus was bankier en woonde aan de
Heerengracht in Amsterdam, nabij de Nieuwe Spiegel
straat.11 Zie voor situering afb. E op blz. 31.
Hieronimus was afkomstig uit een Hamburgs koop
mansgeslacht en was medefirmant van de firma
Matthiesen Sillem Co en lid van de bankiers firma
Hope Co te Amsterdam. Hij was getrouwd met Wil-
helmine Büsch. Sillem liet in 1823 de tuin van Spaarn
hoven geheel in de Engelse landschapstijl inrichten naar
ontwerp van Jan David Zocher. Van het eindresultaat
kon hij niet lang genieten, want hij overleed in 1833.
Spaarnhoven en het huis aan de Jan Gijsenvaart bleven
in bezit van de familie Sillem tot 1859. Zij liet het huis
aan de Jan Gijsenvaart verbouwen tot boerderij. Spaarn
hoven en de boerderij aan de Jan Gijsenvaart werden in
1859 te koop aangeboden. Over het huidige Schoterkerk
pad, toen nog steeds de Hodsonlaan genaamd en toen
iets zuidelijker gelegen, gingen de bewoners van de Jan
Gijsenvaart naar de R.K. Kerk in Schoten. Door de aan
gekondigde verkoop was het kerkbestuur van de R.K.
Kerk bang dat de laan niet meer toegankelijk zou zijn
voor de parochianen, waardoor zij de kerk in Schoten
alleen konden bereiken via een enorme omweg. Dit kon
een terugval gaan betekenen in het kerkbezoek. Om dit
te voorkomen wisten zij uiteindelijk de grond waarover
de laan liep, aan te kopen voor 7.250 gulden. De naam
van de laan werd toen gewijzigd in Kerklaan.
De verkopers van Spaarnhoven en de boerderij waren
Francis Melvil en zijn vrouw Louise Sillem, dochter van
Hieronimus.
De familie Immers komt in beeld
De boerderij werd verkocht aan Hendricus Immers voor
1.740 gulden. Het geheel werd omschreven als een
boerenhofstede met een huismanswoning, stalling,
boomgaard, moestuin en het daarbij behorende hooi en
weiland. Het geheel lag aan de Bloemendaalschenstraat-
weg en de Jan Gijsenvaart en was kadastraal bekend als
sectie F met de perceel nummers 427, 430 en 435. Hend
ricus Immers was een landbouwer die al woonde aan de
Jan Gijsenvaart bij zijn ouders op de boerderij, die stond
op het terrein van de voormalige blekerij Berckenrode
tegenover het huis. Hij moest nog wachten tot december
1860 om de boerderij te betrekken, omdat die nog ver
huurd werd tot die maand voor 225 gulden per jaar.12
Voor de aankoop en waarschijnlijk ook om te investeren
in zijn nieuwe bezit, leende hij, want in 1860 had hij een
schuld van 4.000 gulden bij Johanna Maria Margaretha
Jager, de weduwe van Jacob Scholting.13 Henrikus
Immers is geboren in 1813 te Velsen als zoon van Jan
Immers en Anna van Winkel. In 1839 trouwde hij op 25-
jarige leeftijd met de 28 jaar oude Johanna van Diepen
beek. Zij kregen de kinderen, Johannes(1840-1842),
Hendricus Franciscus(1841)in 1843 Anna of Johanna
22
Afb. 2.
Het woonhuis van de boerderij Nooitgedacht opzij van de Jan Gijsenvaart.
Foto Noord- Hollands Archief, Haarlem, collectie Kennemerland.
23