(1843-1845, Helena( 1844-1846, in 1846 Johannes Petrus, die overleed 26-jarige leeftijd, in 1848 Johanna en als laatste in 1851 Gerardus Theodorus, die overleed op 21-jarige leeftijd. Alleen Hendricus Franciscus en Johanna overleefden dus hun vader. Hendrik Immers heeft twee personeelsleden in dienst gehad: de knecht Jan van Leeuwen uit Velsen en Maria Cornelia Reijgers- berg geboren in Stompwijk en wonende in Haarlem. Deze laatste werkte bij de familie vanaf 1873. Zij was in 1872 getrouwd met Petrus Wilhelmus de Meijer en eerder weduwe van Johannes Willemse.14 Van één naar twee boerderijen In 1861 ging Hendricus over tot de stichting van een nieuwe boerderij ten oosten van de bestaande boerderij. De bestaande boerderij kreeg de naam Nooitgedacht en de nieuwe boerderij de naam Werk en Rust. In 1863 breidde Hendricus zijn bezit uit door de aankoop van de woning die ten zuiden tegen zijn boerderij was aan gebouwd. Hij kocht deze woning op een veiling die gehouden werd in het logement de Blauwe Druif van Jan Schneiders tegenover zijn boerderij. De verkopers waren de erfgenamen van Petrus Daniels en Petronella van der Putten. De zuidelijke woning had nog steeds een geza menlijke goot met zijn boerderij en stond kadastraal bekend als sectie F perceel nummer 429. Hendricus betaalde 1.740 gulden voor de woning.15 Hendricus werd in 1877 getroffen door het overlijden van zijn vrouw. Hij hertrouwde met Maria Cornelia Reijgersberg die bij hem in dienst was en intussen weduwe was geworden van Petrus Wilhelmus de Meijer. Zijn dochter Johanna trouwde met Theodorus Paulus Korstenbroek. Zij ver kochten in 1882 aan hun vader het gerechte derde deel in het bezit van de boerderij Nooitgedacht en de naast liggende woning. Het geheel werd omschreven als een gebouw bestaande uit twee woningen met koe en paar denstallen, hooiberg, wagenloods en verdere getimmer ten. Een werf, erf, en twee percelen weiland, sectie F de percelen 429, 435, 796, 1246, 1247 en 1337. Zij ontvin gen hiervoor 3.000 gulden.16 Zie voor situering afb. F blz.31. Hendricus overleed in 1899 op 76-jarige leeftijd. Zijn bezit komt in vruchtgebruik toe aan zijn weduwe Maria Cornelia Reijgersberg. Voor zover is op te maken uit de notariële akten van na die tijd eisten haar stiefkinderen hun deel in de erfenis op. In 1889 werd besloten tot verkoop van het bezit om te komen tot verdeling van de boedel uit de erfenis van hun vader. Aan Arnoidus Koen uit Bloemendaal werd een weiland verkocht dat lag achter de spoorweg aan de Kerklaan (Schoterkerkpad), sectie F perceel 796. Deze verkoop bracht 1.830 gulden op. De overige bezittingen werden uiteindelijk niet ver kocht, maar in 1890 toebedeeld aan de kinderen. Hun stiefmoeder Maria Cornelia vertrok in dat jaar naar Heemskerk. Aan Hendrikus Franciscus werd toebedeeld een huis ingericht tot twee woningen genaamd Nooitge dacht met een koestal, hooiberg, wagenhuis, varkenshok, schuurtje, werf en erf. Kadastraal bekend als sectie F, de percelen 429, 1246 en 1247.Hierbij behoorde een stukje grond van het perceel bekend als sectie F nr. 1393.De waarde van het toebedeelde werd geschat op 3560 gulden. Aan Johanna, die getrouwd was met Theodorus Paules Korstenbroek werd toebedeeld het huis Werk en Rust met hooiberg, koe en paardenstal, wagenschuur en tuin. Het geheel lag ten noorden en oosten van Nooitge dacht en was kadastraal bekend als sectie F de perceel 796. Hierbij behoorde nog een perceel weiland bekend als sectie F nr. 1393. Dit lag ten oosten van Werk en Rust. Naar Stalhouderij Hierna volgde een geldelijke vereffening in de erfenis op basis van de geschatte waarde van het toegedeelde.17 Theodorus Paulus Korstenbroek was timmerman en zal niet geïnteresseerd zijn geweest in het boerenbedrijf. In het jaar van aankoop splitste hij de boerderij op in twee woningen die hij met land in 1892 verkocht aan Wille- brordus Hartog uit Santpoort voor 2.000 gulden. Hartog is koopman, winkelier en steenkolenhandelaar en woont in Santpoort. Werk en Rust werd omgevormd tot een brandstoffenhandel, waarvan het laatste deel tot 1959 in bezit bleef van de familie Hartog. In hun tijd werd de Kerklaan regelmatig verhard met onder meer kolengruis uit hun bedrijf; het is dan ook niet verwonderlijk dat het pad in de volksmond de naam kreeg van het Zwartepad. In 1955 werd Werk en Rust verkocht aan de gemeente Velsen en moest plaatsmaken voor de woningbouw aan de Van Dalenlaan. De schuren waarin de brandstoffen- handel was gevestigd, ondergingen in 1959 het zelfde lot.18 We gaan nu weer verder met de geschiedenis van Nooit gedacht. Hendrik Franciscus Immers zet de boerderij voort, maar begon ook een stalhouderij voor vervoer van personen en goederen. Hij was op 23-jarige leeftijd in 1864 te Wijk aan Zee en Duin getrouwd met de 22 jaar oude Petronella Hilbers. Uit hun huwelijk werden geboren in 1865 Hendrikus, in 1867 Johanna die Anna werd genoemd, in 1869 Quirina, in 1871 Bertha die overleed toen zij 19 maanden oud was, in 1873 Theodo rus Johannes, in 1875 Bertha, in 1880 een tweede Johanna en in 1882 Herman die overleed toen hij bijna 2 jaar oud was. Voor zover bekend heeft Hendrik Franciscus kort drie personeelsleden in dienst gehad. In 1897 kwam Johannes Frederik Roodenberg, een bierbot- telaar uit Alkmaar bij hem werken. De reden was de ont luikende liefde voor Johanna Schneiders, de dochter van Jacobus Schneiders van de herberg de Blauwe Druif aan de andere kant van de Heerenweg. In het zelfde jaar trad hij met haar in het huwelijk. In 1890 liet Hendrik Immers bij de boerderij een schuur bouwen voor de stalling van de wagens van zijn stal houderij. Financieel ging het hem niet voor de wind. Dit leidde er toe dat hij in 1894 door de Haarlemse recht bank failliet werd verklaard. Hij werd toen genoemd als een stalhouder en rijtuigverhuurder. Er zal een regeling getroffen zijn, want hij kon zijn bedrijf voortzetten. In 1902 werd hij getroffen door het overlijden van zijn vrouw Petronella. Hij was in gemeenschap van goederen getrouwd en hun bezit werd verdeeld over hem en zijn kinderen, dit zijn Bertha of Bernardina die getrouwd was met Willem Martinus van Deursen, een kantoorbedien de in Amsterdam, Hendrik Immers woonachtig in Amsterdam, Anna in Santpoort, Quirina, getrouwd met Albertus Faase, een bloemkweker in Overveen, Theodo rus Johannes, kastelein in Santpoort en als laatste Johanna die woonde in Santpoort. D e te verdelen boedel bestond uit een woonhuis, koets huis, paardenstal, schuur en erf aan de Jan Gijsenvaart, kadastraal bekend als sectie F perceel 1583. De boedel werd voor de helft in zes delen in waarde toebedeeld aan de kinderen. Hun vader behield dus het woonhuis en het bedrijf. Het boerenbedrijf was intussen opgeheven en er was geheel overgeschakeld naar de stalhouderij. Het vervoer van personen en het vrachtrijden werd uitge voerd met paard en wagen. Op een rekening uit 1909 werd vermeld dat het bedrijf van Hendrik Immers bestaat uit een stalhouderij met een uitspanning van luxe paarden en dat zij verhuizingen en transporten uit voerden. De rekening betrof een rit voor personen vervoer met een landauer getrokken door twee paarden, waarvoor tien gulden in rekening werd gebracht. Zie voor situering afb. H op blz. 32. Afb.3. De Bloemendaalsestraatweg in 1905. Rechts, achter de woningen, de schuur van het vrachtrijdersbedrijf Immers. Foto Noord-Hollands Archief, Haarlem, collectie Velsen 24 25

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2013 | | pagina 13