ft en de Jan Gijzenvaart bij Schoten zouden worden gevoegd. De pastoor van de kerk van Overveen-Bloemen daal (Gertenscheidt) - waaronder de buurtschap Jan Gij zenvaart viel - vond dit een onzalig idee: de buurtschap Jan Gijzen was redelijk welgesteld door de blekerij - en wasserijactiviteiten. Door de voorgenomen verschuiving dreigde de pastoor wel 100 parochianen "in goeden doen" te verliezen en dus tevens waardevolle bijdragen aan kerk en armen kwijt te raken. Krachtige protesten van de pastoor en het kerkbestuur mochten niet baten en Overveen-Bloemendaal moest een kostbare veer laten. In 1844 werd door de landsregering verlof gegeven voor het bouwen van een nieuwe kerk. De parochie had een grote oppervlakte en liep ruwweg van de parochie grenzen van Haarlem (ten noorden van de Schotersin gel), Overveen (ongeveer vanaf Sinnevelt), Velsen-Drie- huis en Haarlemmerliede (Spaarne). De verwachting van de eerste nieuwe pastoor in Schoten, Nic. van Gastel (1844 -1853) was, dat Jan Gijzen stevig zou bijdragen als er een nieuwe kerk gebouwd moest worden. Bestuurlijk hield men al snel rekening met de belangen van de twee dorpskernen: In 1853 werd Van Gastel bij gestaan door vier kerkmeesters, twee uit Schoten, de heren P. van Schie en Fr. Pieterse en twee uit Jan Gijzen, H. ter Burg en J. van Hooff. Er werd door de parochie druk geld ingezameld om de benodigde 45.000 gulden voor de bouw en aankleding van kerk en pastorie te financieren. In 1854 maakte pastoor Roekes bijzondere melding dat met name de jeugd van Jan Gijzenvaart zich sterk beijverde om geld in te zamelen voor de aankoop van altaarsieraden. In maart 1856 kocht het kerkbestuur een stuk land aan van de erven Lans, gelegen aan de Schoterweg, voor de bouw van de nieuwe kerk. Door de keuze van deze locatie zou de kerk dus verplaatst worden van het Schoter voetpad en - meer oostelijk - aan de Schoterweg of Straat weg (later de Rijksstraatweg) komen te liggen. Dit be tekende voor de inwoners van Jan Gijzen dat de nieuwe kerk (wat) verder weg zou komen te liggen dan de huidige kerklocatie (aan het Schoter voetpad). Hoewel de keuze voor de nieuwe kerklocatie heel plausibel was (niet midden in het boerenland, dicht naast de hoofd weg), hadden de inwoners van de Jan Gijzen liever gezien dat de kerk meer naar het westen zou worden gebouwd. Daarbij zal ook het principe "wie betaalt, bepaalt" meege speeld hebben. De kerkmeesters van de buurtschap Jan Gijzen H. ter Burg en J. van Hooff hebben zich herhaal delijk tegen de verplaatsing van de kerk verzet en zelfs twee dagen voor de aanbesteding legden zij opnieuw de verklaring af, dat zij onmogelijk hun stem konden geven aan deze verplaatsing. Uiteindelijk waren zij bereid zich neer te leggen bij het door de geestelijke overheid genomen besluit. In Schoten is deze kwestie dus alsnog in goede harmonie opgelost, wat ook blijkt uit de wijze waarop de parochianen van de Jan Gijzenvaart hebben bijgedragen aan de bouw van de nieuwe kerk. Tevens trad in 1856 de derde pastoor aan welke als bouwpastoor zou optreden en die 34 jaar pastoor van Schoten zou zijn (tot 1890), Antonius Schuurkamp. Op basis van het ontwerp van architect Molkenboer uit Leiden i.s.m. de heer Veneman uit Den Bosch werd het nieuwbouwproject ter goedkeuring voorgelegd aan de Commissaris van de Provincie Noord-Holland. Naast de bisschop had de provincie het laatste woord (nb. vanaf 1853 was Haarlem weer een bisdom met een eigen bis schop). Hieronder volgt nog een aardig voorbeeld hoe de discussie gevoerd werd en hoe de verhoudingen lagen: De hoofdingenieur van de provincie adviseerde een groter kerkgebouw op te trekken i.v.m. de verwachte bevolkingstoename. De bisschop vroeg hierover advies aan de pastoor en het kerkbestuur. Het kerkbestuur liet weten dat het advies van de hoofdingenieur ongegrond was en dat een kerk voor 550 zielen, ook met toekomsti ge groei, groot genoeg zou zijn. De pastoor legde zich hierbij neer. Kort daarop verleende het bisdom toestem ming voor de bouw 'voor eigen rekening'. De openbare aanbesteding vond plaats in het Raadhuis van Schoten en de bouw werd gegund aan D. de Koff, wiens bod 2000 gulden onder de begroting (van 45.000 gulden) bleef. De bouw kon dus aanvangen. Direct daarna kwam de archi tect met het idee dat de kerk sierlijker zou zijn als het- kerkgebouw wat werd verlengd en nog een kolom en travee zouden worden bijgeplaatst. Het kerkbestuur was gauw voor deze visie gewonnen: én een mooiere kerk, én meer plaatsruimte plus het feit dat het gewijzigde bouw plan de begroting niet te boven zou gaan. Begin januari 1857 ging er een gewijzigd bouwplan naar de bisschop. Tegenwoordig zouden we zeggen: deze reageerde 'not amused'. Hij memoreerde dat hij het eerdere advies van de provincie reeds had voorgelegd en dat het kerkbestuur toen stellig had verkondigd dat een vergroting absoluut niet nodig was. Nu constateerde de bisschop "dat het kerkbestuur geheel van gevoelen veranderd is en een zekere onstandvastigheid aan den dag legt, die ik niet gaarne in een kerkbestuur zie". Toch was ook de bisschop niet ongevoelig voor een nog groter kerkgebouw en er werd toch maar gekozen voor het aangepaste plan. Kort daarop werd met de bouw begonnen en op 22 april 1857 was de eerste steenlegging. Op zondag 1 augustus 1858 vond door de bisschop van Haarlem de klokwijding plaats en op 25 augustus 1858 konden kerk en altaar 'plegtig' worden ingewijd. De kerk werd gewijd aan Sint Bavo (Bavo van Gent, geboren als Allowin op 1 oktober 654, christelijke heilige, ook wel Sint Baaf genoemd). In de buitenmuur van de kerk was een steen gemetseld die herinnerde aan de eerste steenlegging. In de steen staan de namen van pastoor Schuurkamp en de vier kerkmees ters. Deze steen is later overgeplaatst naar het nieuwe kerkgebouw en bevindt zich in de buitenmuur van het noord portaal van de huidige Mariakerk (gebouwd als de Onze Lieve Vrouw van zeven smarten). De bouwsom voor kerk en pastorie (zonder preekstoel, altaar en communiebank) bedroegen bijna 45.000 gulden. De aanneemsom bedroeg 36.200 gulden, het overige bedrag werd besteed aan bijkomende kosten. De financiering bestond uit een lening van 23.000 gulden, bijdragen van parochianen van 11.000 gulden, kasgeld 3.000 gulden en de verkoop van de oude kerk aan het Schoter voetpad van 7.000 gulden (aan de weduwe tj Afb. 3. Huis van de familie Ter Metz aan het Schoter voetpad in 1920, tot 1858 in gebruik als R.K. kerk. Bron: Privé collectie mevrouw J. ter Metz. 42 Afb. 4. De St. Bavokerk in Schoten vanaf de Straatweg, komend van Haarlem. Bron: Schoten, toen Haarlem-Noord nog Schoten was. Afb. 5 De Bavokerk en kosterswoning in 1910 gezien vanaf de Meerlenboschweg. Bron: Schoten, toen Haarlem-Noord nog Schoten was. 43

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2013 | | pagina 22