Het woord is aan Thuis in Nederland? Vlak na de oorlog ging de opvang van de repatrianten niet van een leien dakje. Allereerst hadden veel van hen in Nederland geen familie. Daarnaast heerste er aan het begin van de wederopbouw woningnood, die door de instroom van de repatrianten alleen maar groter werd. Gelukkig waren door het ontbreken van toerisme veel hotels en pensions onderbezet of stonden leeg. Door bemiddeling van de overheid werden zij ondergebracht bij particulieren of in zogenaamde contractpensions. De houding t.o.v. de repatrianten was tweeledig. Ener zijds was er begrip voor hun situatie, wat zich uitte in bereidheid hen van huisvesting en een baan te voorzien. Anderzijds heerste er ook een mate van cultureel onbe grip en namen veel Nederlanders een paternalistische houding aan die soms zelfs licht discriminerend was (Indo werd als scheldwoord ervaren). Men wenste een net gezin met een westerse huishouding. Dat zorgde er voor dat de repatrianten zich flink moesten aanpassen en de Indische cultuur in mindere mate aan de daarop volgende generatie doorgaven. Reactie Opmerkelijk is, dat de tweede generatie juist wel met haar rijke culturele Indische achtergrond naar buiten durfde te treden in m.n. de muziek. De Blue Diamonds en de Tielman Brothers waren hier voorbeelden van. Zelfs de nog steeds optredende regionale band The Bintangs is van oorsprong een Indo-rockformatie. Verder raakten de pasar malam en de koempoelan (gezel ligheidsbijeenkomst) langzaamaan ingeburgerd. Vanaf de Tweede Wereldoorlog zijn uiteindelijk een kleine 300.000 repatrianten vanuit voormalig Neder- lands-Indië naar Nederland gekomen. Met dank aan Jos Diekstra. 14 Alexander Postma werd op 29 oktober 1929 geboren in Batavia (Jakarta) uit volbloed Nederland se ouders. Zijn vader was procuratiehou der van De Neder landen van 1845 (nu ING) in Batavia, later direc teur van de vestiging in Surabaya. Aa n mijn fantasti sche en elitaire jeugd in de koloniale bovenklasse van ongeveer 300.000 (Indo-)Nederlanders, te midden van meer dan 50 miljoen Indonesiërs, kwam abrupt een einde door de landing van het Japanse Keizerlijke Leger op Java en de capitulatie van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) op 8 maart 1942. Ik was toen 12 jaar. Mijn vader werd weggevoerd met onbekende bestemming en mijn moeder, mijn broers en ik kwamen in diverse interneringskampen terecht tot eind augustus 1945. Toen volgde de Bersiap-periode, de Indonesische opstand tegen de terugkeer van het Nederlandse bewind. Deze duurde tot ongeveer midden 1946 en ging over in de zogenaamde politionele acties van een Nederlands expe ditionair leger van ongeveer 130.000 man. Wij bemachtigden een plaats op het stoomschip Johan van Oldebarnevelt en kwamen eind augustus in Amster dam aan. Van daar ging het naar Santpoort-Dorp, Terras- weg 53, bij de familie Bijtelaar, oom Bab en tante Betsie (zuster van mijn moeder), met kinderen Hans en Mies. Het oergezellige huisje was te klein om blijvend 5 extra bewoners te huisvesten. Oom Bab, vertegenwoordiger voor Omo van Unilever, had een uitgebreid netwerk. Mijn vader was ternauwernood levend uit de Jappen kampen gekomen; na een jaar was hij nog steeds vel over been. Door zijn breekbare gezondheid en de connecties van oom Bab mochten wij met zijn vijven intrekken en bijkomen van de oorlog op het Landgoed Duin en Kruid- berg. Het landgoed was door de Duitse - en later Canadese - legerleiding erg uitgewoond. De eigenaar, de heer Jacob Cremer, president van de Deli Atjeh Tabaks maatschappij en later minister van Koloniën, was tijdens de oorlog naar de Verenigde Staten uitgeweken en stelde het landgoed in 1946 ter beschikking aan het Nederland se Rode Kruis voor de opvang van repatrianten, met voorrang voor gegadigden met een minder goede gezond heid. Zo kwam ons vijfkoppige gezin eind september terecht op Duin en Kruidberg. Wij kregen twee kamers toegewezen in de rechtertoren (bij vooraanzicht) die met elkaar verbonden waren door een vernauwde doorgang. In de voorste kamer thans kamer 204 van het hotelsliepen mijn twee broers en ik, in de achterste kamer mijn ouders. De voorramen keken uit over de vijver, waarop in de ijskoude winter van 1946 1947 talloze Santpoorters kwamen schaatsen. Op het naast het huis gelegen hoge duin hadden de Duitsers een uitkijkpost gebouwd, die over de boomtop pen heen uitzicht bood tot aan zee. In de winter klommen drommen Santpoortse kinderen langs het duin omhoog naar de top om van daaraf met hun slee naar beneden te roetsjen. Eenmaal bij de voet aangeko men herhaalde het ritueel zich. 15 -jg? 7 wr fflfn r Afb.2 Aankomst na een lange afmattende reis ,7 Met dank aan: Jan Morren (amateurhistoricus) voor zijn hulp in het archief, Willem Metselaar voor het beschikbaar stellen van foto's, Caroline van den Bemt voor het beschikbaar stellen van informatie en foto's, Lex Postma, Fons en Elly van Eick (repatrianten) voor het op schrift stellen van hun herinneringen. Afb.l. In de "witte" zaal van het Cremerhuis (1947). Tweede van links: Lex Postma (foto: F. van Eick)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2013 | | pagina 8