ï-s&rl Jkj En alle vogels slaan in 't loof Hun vrolyk uchtendlied. Uw gladde kolder is nog nieuw. Och! Ga niet heden uit!" De jonge Mienters ziet den dag, Met sneller harteklop. De jonge Mienters kust zijn ga, En springt van 't leger op. "Waarheen, Melief? Waarheen zoo vroeg? Het is pas dageraad!" "Neen, hoor de kwartel zwijgt alreê; De leeuwerik zingt en slaat. Ik zag nog gisteravond laat Een bok in 't Rumple-veld, En 'k heb zijn takken, zes aan zes, Op 't breed gewei geteld. Dien brenge ik, eer de woudkapel (3) Het uur van prime klept; Eer nog des tragen Meiers voet Zich door de duinen rept." "De schuur bergt nog een halve rhee; De schrijn den prijs der huid; "Melief! schiet ik den hertebok Ik schiet een Kenmerkroon." De "Velser vinker" (4), Wouter Quint, die het al lang op hem gemunt heeft, gaat vroeg op pad. Hij treft de stroper aan terwijl deze een dutje doet naast het neergeschoten hert. In het gevecht dat uitbreekt, brengen ze elkaar zulke zware verwondingen toe, dat ze beiden sterven. Zestien jaar later vindt de weduwe van de stroper het "karkas" van haar man in het struikgewas. Zy kuste 't bleeke doodshoofd nog, Met nokkend stemgeluid, En blies op 's jongen Mienters rif Den laatsten adem uit. 3 De Blauwe Trappen De huidige Brederodeberg is 45 meter hoog en heette vroeger de Blauwe Trappen. Van oudsher was dit een veel bezocht uitzichtpunt. Deze duintop wordt genoemd bij de verkoop van de nabijgelegen hofstede Jagtlust in 1821 Volgens overlevering heeft de naam te maken met de trap, gemaakt van blauw geschilderde balken, die tegen dit duin omhoog liep. Bovenop het duin stond een fraai gebouwtje van waaruit men een schitterend uitzicht had op de omliggende dorpen, de stad Haarlem en het Wijkermeer. Van dit gebouwtje en het uitzicht is een afbeelding uit 1792, van de Blauwe Trappen uit 1813 bewaard gebleven. Op beide aquarellen is te zien hoe open en kaal de duinen toen waren. (1) Jacobus Craandijk (2) beklom de Blauwe Trappen en schreef erover in Wandelingen door Nederland, Haarlem 1878. Wij' beklimmen het steile duinpad, dat ons aanvankelijk door het digte struikgewas later door de open duinhelling, naar boven voert. Wij zijn hier op de beroemde Blauwe trappen, te midden der woeste duinwereld. Hier golven de wilde heuvelklingen, door de zee opgeworpen. Hollands sterke muren tegen de magtige baren. Deels zijn zij naakt en kaal, met blinkend zand bedekt, deels zijn zij met kort, vaal mos begroeid, dat kraakt onder den voet, deel zijn zij met ineengewarde struiken bewassen. Stijgen wij hooger, dan verruimt zich het majestueuze landschap telkens meer. Verder en verder breidt zich regts en links de duinenreeks uit, heuvel naast heuvel, dal nevens dal. Daar beneden ons liggen de gebouwen van Meerenberg, Haarlems St. Bavo toont zijn hoog en glinsterend dak. Wat nader bij schemert het nederige torentje van Sandpoort, en nog digter bij ons de donkere ruïne van den Brederode in de weide. Hildebrand (pseudoniem voor Nicolaas Beets) (3) vertelde in zijn verhaal Een onaangenaam mens in de Haarlemmerhout, opgenomen de Camera Obscura (1839), dat hij met zijn Leidse studievriend over Velzerend naar Velzen wil wandelen en hij verzekert zijn vriend dat op de hoogte der Blauwe Trappen de wijngaardslakken over uw laarzen kruipen of 't zo niets is. Toen de dichter Hendrik Tollens (1780-1856) (4) in 1823 door zijn Haarlemse gastheer meegenomen werd naar een duintop in de buurt van Brederode, moet dat wel de Brederodeberg zijn geweest: daar aangekomen was hij zo ontroerd door het onvergelijkelijke vergezicht, dat hij (door ademnood?) eerst geen antwoord kon geven op de vraag of hij van het uitzicht genoot. Na enige tijd pas was zijn antwoord: "Laat mij met rust vent! Ik kan niet spreken. Wat is het hier heerlijk! En hoe gelukkig ben jij, datje hier elke week kunt ronddolen, terwijl ik als een arme drommel in de Wijnstraat (in Rotterdam) achter den lessenaar zitten moet. In Hoor mijn lied, Violetta van Louis Perron (1942 2005) (5) noemt de kankerende hoofpersoon Charles Rethel de Bergweg: de spookbaan tussen duinen en gekkenhuis. Stijginkjes die hij nog nét nemen kan, afdalingen die hem tot een merkwaardige huppelpas nopen. (6) KW. ■/■ir**S$ïr" Afb.2 De Vogelaar, door Jan of Caspar Luyken uit de serie Beroepenprenten van Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. Tussen de deuren van het net een kooitje met een lokvogel, lokvoedsel en voerderplanten. (1) een moerassige plaats tussen Santpoort en Haarlem (2) uitgestrekte duinvallei achter Brederode (3) verwoeste kapel van Sint Pancratius, gesticht door Jan van Brederode in 1399 (4) vinkenbanen zijn in deze streek algemeen bekend 6 Afb.3 De Blaauwe trappen, aquarel door P. Barbiers, 1813 De Zandpoort nr. 12). (1) Jan Morren, De Blauwe Trappen, De Zandpoort, nr. 12, 1995 (2) Over Jacobus Craandijk: zie het artikel Jacobus Craandijk wandelde naar Spaarnberg (3) over Nicolaas Beets: zie onder het artikel vermeld bij (2) (4) Hendrik Tollens werd in zijn tijd gezien als de grootste Nederlandse dichter. Zijn nationalistisch Wien Neêrlands bloed werd zelfs tot het Nederlands volkslied uitgeroepen. (5) Louis Ferron, dichter en prozaschrijver. Ontving in 2001 de Constantijn Huygensprijs. Hij woonde in Haarlem. (6) Wim Vogel, Het verrukkelijk gelegen Overveen en Bloemendaal, Literaire wandelingen Vogelperspectief, Haarlem 2009 7

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2014 | | pagina 5