4 Het Bleekersmeisje (fragment) Een meisje, zedig en vol deugd Zat op het veld haar wasch te bleeken Een heertje in den bloei der jeugd, Kwam daar met haar een woordje spreken. Hij groette haar, zij dankte hem Haar jeugdig harte dat was in de klem, Het meisje ach! verschrikte zeer, Want zie, hij zet zich naast haar neer. Hij sprak mijn kind! Verschrikt toch niet Gij zijt zoo schoon zoo lief zoo aardig En ik ben ook zoo als gij ziet, Niet leelijk, doch beminnenswaardig, Kom geef een kusje mij terstond Al van uw lieven rozenmond. Beschaamd sprak zij ga heen Mijnheer Ga heen en verg mij dit niet meer. Kom met mij kind! Al naar de stad. Daar zal ik geld en goed u geven Daar zullen wij, o lieve schat Genoegelijk en vrolijk leven! Armoedig leeft gij hier op het land Ik zal u verheffen tot in hooger stand, Zij sprak mijnheer ik ben niet mal Die veel belooft doet niet met al. Neen, zegt hij: allerliefst meid! Denkt niet dat ik uw zal misleiden 'k Heb u mijn trouwe min gewijd en zal geen ander meisje vrijen uw schoonheid heeft mijn hart bekoord en mij tot liefde aangespoord, 'k Verlaat u nooit o schoone maagd die aan mij jeugdig hart behaagt. Het blekersmeisje heeft vertrouwen in de oprechtheid van de man en gaat met hem mee. Aan het eind van de Jan Gijzenvaart waren minstens negen blekerijen gevestigd. Tot in de 19e eeuw bleef Santpoort een uitgesproken blekersgemeenschap, vooral het huidige Santpoort-Zuid. Duinrellen zorgden voor de aanvoer van helder water waarmee linnengoed besprenkeld werd dat op de grasvelden uitgespreid lag. De zon bleekte het textiel. Tijdens het zware en soms eentonige werk werden vaak liederen gezongen. Jan Morren heeft in een aantal jaargangen van De Zandpoort gepubliceerd over blekerijen in Santpoort. 5 Frederik Willem van Eeden, botanicus en schrijver F.W. van Eeden (Haarlem 1829 -1901, vader van de schrijver Frederik van Eeden) was een bekend amateur- plantkundige. Vanaf 1871 was hij directeur van het Koloniaal Museum in Haarlem, voorloper van het Koninklijk Instituut voor de Tropen, dat op zijn initiatief in 1864 was opgericht. Toen hij het bollenbedrijf dat hij van zijn vader had overgenomen, verkocht had, kreeg hij alle tijd als natuurvorser op pad te gaan. Hij schreef in verschillende bladen over plantkunde. Verslagen van wandelingen met de natuur als leidend onderwerp was in die tijd onbekend. Hij is degene die van wandelen natuurwetenschap maakte. Jac. P. Thijsse en E. Heimans zijn door hem geïnspireerd bij het maken van hun gepopulariseerde artikelen over de natuur. Als botanicus vertegenwoordigde hij als een der eersten de nieuwe richting die "zelf aanschouwen" als uitgangspunt had. Zijn boek Onkruid (Haarlem, 1886) droeg hij op "aan allen, die met hem onkruid zochten, en die, gelijk hij, aan de studie van onkruid een groot deel van hunne vorming en hun levensgeluk te danken hebben." "En zo leeren we eindelijk dat onkruid ook bij die beschouwing niet vergaat, maar te midden van den meest bezwarenden ernst des levens onzen kinderlijken zin tot het einde onzer jaren blijft ontwikkelen." Van Eeden hield in 1870 een pleidooi om bepaalde vogels wettelijk te beschermen. En dat in een tijd waarin zelfs natuurliefhebbers niet met het oog onderzoek deden, maar vogels uit de lucht schoten om ze daarna in opgezette vorm te bestuderen. Dat vond hij "wreedaardig" en "verderfelijk voor de jeugd" omdat het opleidt "tot onbarmhartigheid en ruwe zeden", (a) In 1879 wandelde Frederik Willem van Bloemendaal naar Santpoort: Wij zijn op het smalle pad dat schuins door het bosch, van het gesticht Meerenberg naar het station Santpoort loopt (1). Dat pad is met steenkolengruis geplaveid en hard gewandeld door tallooze voetgangers: een sombere zwarte streep door het vriendelijke bosch. Ook de rijweg (2), waarop dit pad uitloopt, draagt de kleur des doods. De plaats, waar deze rijweg vroeger op den Santpoortschen straatweg (3) uitkwam, aan de andere zijde van het station, bij het tolhek (4), heet vanouds de Duivelshoek en is gekenmerkt door een grooten blaauwen steen met het beeld van een langoorigen duivel en de geheimzinnige letters BEH (5). (Nu volgt een beschrijving van de Monotropa, een parasiet verwant aan de Erica.) We volgen het zwarte paadje tot bij het station, steken den rijweg over en dwalen het Neethof binnen - een doolhof van groene mossige laantjes tusschen jeugdig eiken hakhout, - in den zomer zonnig en warm. Een dezer lanen, van west naar oost loopende (6), heeft eene historische betekenis. Hier lag de oude heerweg van Brederode naer Santpoort, - en werkelijk zien wij aan het einde der laan de oude hoofdpoort van het kasteel aan de overzijde van het weiland, regt voor ons. De weg zelf is tot een smal voetpad vergroeid Over een kleine plank komen wij van het Neethof (7) over de Brederosche beek (8) op de oude hofstede Middenduin (9), waar onder schaduwrijke boomen eene hoogte ligt, naar men gist, een schans tot versterking of bestoking van het kasteel. Noordwaarts omstreeks Driehuis, ligt nog een dergelijke heuvel, de Spanjaardsberg (10) genoemd en aan het eind van het Neethof een zeer regelmatig opgeworpen hoogte, die aan drie zijden een uitgestrekte vierkante vlakte omgeeft en het terras (11) genoemd wordt. Velserhooft behoorde tot de grootste en fraaiste hofsteden in Velsen en besloeg een groot deel van het huidige Santpoort-Noord. Al in de 17e eeuw wordt deze hofstede vermeld. In de 18e eeuw is Velserhooft, net als andere buitenplaatsen, verfraaid en uitgebreid. De oppervlakte is wel acht keer zo groot geworden: steeds meer gronden werden aangekocht om extra bos- en parkpartijen aan te leggen. In de 19e eeuw werden veel buitenplaatsen gesloopt als gevolg van de economische recessie in Holland tijdens de Franse overheersing. Aan de hofstede Velserhooft kwam in 1807 een einde. Het door Van Eeden genoemde Terras is tijdens de Eerste Wereldoorlog nog steeds aanwezig. In de dertiger jaren van de vorige eeuw is de grond bouwrijp gemaakt voor nieuwbouw rond de Terrasweg en de Frans Netscherlaan. Bron: De Geldersche nachtegaal, anoniem P.A. Geurts, Nijmegen 1870 a) bron: Hans Marijnissen, Frederik Willem van Eeden, Vader van het natuurmonument, Trouw, 1 juli 2014 (Uit: Heruitgave van F.W. van Eeden, Onkruid - botanische wandelingen, Haarlem 1986, p. 217-221) (1) Van Eeden liep over de Brederodelaan in Bloemendaal naar de Duinweg, een oude verbinding tussen de Brederoodseweg en de oude Heerweg van Bloemendaal naar Santpoort. Meerenberg had toen een met kolen gestookte verwarming en het steenkolengruis werd als wegverharding gebruikt. (2) Bloemendaalsestraatweg (3) Bloemendaalsestraatweg, liep door naar wat later de Wüstelaan ging heten. (4) De tol met slagboom en tolhuisje stond bij de Afb. 4 De Neethof met eikenhakhoutbos (Beeldbank Noord-Hollands Archief). 9

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2014 | | pagina 6