kreeg de naam Vita Nuova (Het nieuwe leven), naar
het boek van de Florentijnse dichter Dante Alighieri,
samengesteld in 1292 en 1293. Op het perceel liet hij in
1925 twee kassen bouwen. Er werden naast vaste planten
en heesters ook veel dahlia's gekweekt. Regelmatig won
hij daarmee prijzen op speciale dahliatentoonstellingen.
In 1926 verkocht Gozeling een stuk van de kwekerij
als bouwgrond aan Pieter Rensen, een veehouder uit
Santpoort die er een boerderij liet bouwen. Dit perceel
lag aan de Hofgeesterweg. In hetzelfde jaar verkocht
hij nog een stuk van de kwekerij aan Jacob Rensen, een
landbouwer uit Santpoort. Deze liet op het perceel een
huis bouwen aan de Rijksstraatweg. Voor de verbreding
van de Rijksstraatweg verkocht Gozeling in 1927 een
strook grond langs de Rijksstraatweg. In 1929 kreeg hij
vergunning van de gemeente Velsen om drie dubbele
villa's te bouwen op een deel van zijn kwekerij. In
hetzelfde jaar bood hij het bouwterrein met de verleende
bouwvergunning te koop aan. Uiteindelijk werden er
twee huizen gebouwd en in 1930 verkocht aan Jacob
Smit, een machinist uit Amsterdam. Vervolgens verkocht
hij een deel van de kwekerij in 1931 aan Fredericus
Wilhelmus Gijsbertus Gerardus Zalm, een fotograaf
uit Amsterdam. Die realiseerde hier de bouw van 6
huizen. Aan de Hofgeesterweg verkocht hij in 1933
een deel van de kwekerij aan Jan Gerrit Graas die er
een boerderij liet bouwen. In hetzelfde jaar verkocht
hij aan de Hofgeesterweg nog een deel aan Catharina
Suzanna Graas als bouwterrein. Weer een ander deel
aan de Hofgeesterweg verkocht hij in hetzelfde jaar aan
Hendricus Johannes Hoenderdos, die hier een boerderij
stichtte. In 1934 volgt de verkoop van een deel van de
kwekerij langs de Rijksstraatweg aan Hendrik de Back,
een bouwondernemer uit IJmuiden. Deze liet hier twee
huizen bouwen. Met de verkoop en de bouw aan de
Rijksstraatweg gaf Wilhelmus Gozeling zo een eerste
aanzet tot de bouw van de buurtschap Rozenstein, ook
wel geschreven als Roosenstein.
AAfegens gevorderde leeftijd droeg Wilhelmus Bonifacius
de leiding van de kwekerij over aan zijn zoon Petrus
Franciscus. In die tijd had deze een bloemenmagazijn
aan de Zeeweg 395 in Driehuis, dit was een zelfstandig
bedrijf. Dit gedeelte van de Zeeweg heet nu Valeriuslaan.
Vóór de overdracht had Petrus Franciscus wisselend met
zijn vader samengewerkt. Ook had hij grond in huur aan
het Kerkpad tussen Santpoort en Driehuis. Geertruida
Johanna, de vrouw van Wilhelmus Bonifacius, overleed
in 1937 op 70-jarige leeftijd. Het jaar daarop besloot de
familie Gozeling de kwekerij te verkopen, uitgezonderd de
kleine kas van 16 bij 3,5 meter en de daarbij bijhorende
stookput. De verkoper had het recht om deze voor 1
april van dat jaar te verwijderen. Wilhelmus Bonifacius
overleed in 1946 in zijn toenmalige woning aan het
Kerkpad 90.3 De naam Vita Nuova ging over naar het
bloemenmagazijn van Petrus Franciscus. Later werd door
Petrus Franciscus een nieuwe kwekerij gesticht aan de
Biezenweg, ook weer onder de naam Vita Nuova. Deze
kwekerij hadden ze aanvankelijk in huur, later kregen zij
deze in eigendom. De familie Gozeling heeft de kwekerij
tot op heden in bezit, nu drijven ze hier een tuincentrum
van de Welkoopketen.
Afb.2 De kwekerij van
Pieter Dekker rond 1939.
Duidelijk zijn de schuur,
de kas met stookhok en
de lage verwarmde kas
te onderscheiden. De
kwekerij is onderverdeeld
in vakken omringd door
beukenhagen om luwte te
geven aan de opgroeiende
dahlia's. Foto particuliere
collectie van de auteur.
Vita Nuova wordt een dahlia kwekerij
De kwekerij aan de Rijksweg werd verkocht aan Pieter
Dekker, een bloemist uit Nieuwe Niedorp voor 9.250
gulden. Hij verhuisde naar Velsen en ging wonen aan
de Rijksweg 221 in de buurtschap Rozenstein. Deze
buurtschap langs de Rijkstraatweg was inmiddels
volgroeid, het was een buurt geworden met riante
woningen. De buurtschap was vernoemd naar het
voormalige buitentje Roosenstein dat tegenover
de kwekerij had gelegen. Pieter begon hier een
dahliakwekerij en liet een verwarmde kas bouwen.
Hij was een autoriteit op het gebied van de kweek van
dahlia's en werd ondermeer uitgenodigd om in 1939
een lezing te houden over de cultuur van dahlia's in het
veilinggebouw "Centrum" te Beverwijk voor de leden van
de Tuinbouw-studieclub. Hierin vertelt hij dat dahlia's
in de 17e eeuw werden ingevoerd vanuit Mexico. Na
een periode van verval werden in de 19e eeuw pogingen
gedaan om de dahlia te veredelen. Dit slaagde en er
werden door de tijd heen steeds meer nieuwe soorten
gekweekt; vanaf 1900 liep dit op tot ca. 6000 soorten.
Verder ging hij in op het grote acclimatiseringsvermogen
van de dahlia, de zakelijke mogelijkheden en de verkoop
over de wereld. Als laatste gaf de spreker een overzicht
van de soorten die zich uitstekend voor perkbeplanting
lenen.
Zowel in de IJmuider Courant als in het Haarlems
Dagblad liet hij advertenties plaatsen voor het werven
van personeel. Hij vroeg een jongen van 14 of 15 jaar
die een liefhebber was van planten en een aankomend
bloemist/knecht. Mijn vader, Andries Morren, zal getipt
zijn om hierop te solliciteren, want hij werkte bij een
hovenier in Baarn en woonde daar nog bij zijn ouders.
Baarn was uitgegroeid tot een groot villadorp en rond
deze villa's lagen veelal grote tuinen. Hij werkte hier bij
de firma Bruidegom en werd van daaruit te werk gesteld
bij de bewoners van deze villa's voor het onderhoud
van de tuin. In 1939 verhuisde mijn vader naar Velsen
om bij Pieter Dekker in dienst te treden. Hij ging in de
kost bij Trijntje Rensen, die vlak bij de ingang van de
kwekerij woonde aan de Rijksstraatweg. In 1939 werd
Pieter getroffen door het overlijden van zijn echtgenote,
Kniertje Gouda.4
De kwekerij in de periode 1940-1945
In mei 1940 brak de Tweede Wereldoorlog uit, de
kwekerij werd ingeschakeld voor de voedselvoorziening.
Hierdoor kon mijn vader op de kwekerij blijven werken
en werd daarom niet te werk gesteld in Duitsland. Wel
moest hij enkele dagen per week meewerken aan de
bunkerbouw in de duinen. De collega waar hij mee
samenwerkte stelde zich beschikbaar om het werk van
mijn vader bij de bunkerbouw over te nemen. Hierdoor
kon hij de hele week op de kwekerij blijven werken. Wel
moest hij in loop van de oorlog op razzia's letten, want
hierbij pakte de Duitse bezetter tot een bepaalde leeftijd
iedereen op om te werken in Duitsland.
Zoals eerder gemeld was mijn vader in de kost bij
Trijntje Rensen. Zij was de weduwe van Jan Abraham
Afb.3 Een gedeelte
van de buurtschap
Rozenstein. In het
rechtse huis met kruisje
woonde Pieter Dekker.
Links van zijn huis bij
het bord de ingang van
de kwekerij. In het derde
huis van links met het
kruisje woonde Trijntje
Rensen. Foto particuliere
collectie van de auteur.
34
35