De Gemeentekwekerij ontwikkelde zich tot een goed lopende kwekerij die per jaar duizenden stuks plantgoed leverde voor de plantsoenen. Er was toen voldoende geld bij de gemeente in kas om de plantsoenen in te richten met fraaie bloemvlakken.6 Een dienstwoning met problemen In 1957 verliet R. Tomassen, een van de personeelsleden op de kwekerij die de boomkwekerij onder zijn beheer had, de gemeentedienst. Mijn vader kon toen terug keren naar de kwekerij als boomkweker, waarvoor hij een cursus had gevolgd. In 1957 werd de rijksweg verbreed tot een dubbelbaans snelweg met ter weerszijden een parallelweg. Hiervoor moest de gemeente Velsen een strook grond van de kwekerij afstaan aan Rijkswaterstaat. Op de kwekerij was behoefte aan en uitbreiding voor de verdere opkweek van de bomen. Er waren veel bomen nodig voor de aanleg van de plantsoenen en de aanplant langs de wegen in de nieuwbouwwijken. Maar ook in de bestaande wijken werden de plantsoenen opgeknapt en werd een deel van de wegen met bomen beplant. De gemeente kwam met de Rijkswaterstaat een grondruil overeen waarbij de gemeente extra grond ter beschikking kreeg. Aan de zuidkant werd de kwekerij uitgebreid tot aan het Hillegondswegje. Voor de verkregen extra grond moest de gemeente 9682 gulden betalen, waarvoor krediet werd aangevraagd bij de gemeenteraad. In 1958 werd dit door de raad goedgekeurd. Rond deze uitbreiding werd ook een beukenhaag geplant. Op de kwekerij werd ten behoeve van de trekkas en de broeibakken dienst gelopen in de weekeinden en op andere vrije dagen. Er moest dan gezorgd worden voor de verwarming, het luchten van de kas en de bakken en het afdekken met rietmatten van de kas en de bakken bij zonnig weer zodat het niet te heet werd voor het plantgoed. Dit moest met zorg gebeuren om het plantgoed niet verloren te laten gaan. Dit zou extra kosten met zich mee brengen en nadelig zijn voor de financiële exploitatie van de kwekerij. Er werd dan ook besloten om op de kwekerij een dienstwoning te bouwen voor één van de personeelsleden, die er werkten. Een architect kreeg opdracht om een dienstwoning te ontwerpen voor een gezin met kinderen. Het eerste ontwerp werd te duur, om kosten te besparen werd de ontworpen woning met ongeveer een meter verkleind. De bouw van de woning startte in 1956 en werd begroot op 21.506 gulden en 97 cent. In deze tijd was de bouw van de Velsertunnels in de afrondende fase. Hiervoor was een grootschalige grondwaterbemaling aangebracht, die tot in de wijde omtrek zorgde voor een verlaagde grondwaterstand. Mijn vader waarschuwde de gemeente ervoor dat binnen een jaar de grondwaterstand weer op zijn oude niveau zou terugkeren, en adviseerde om de woning op een terp te bouwen. Van gemeentezijde Afb.7 De dienstwoning van de kwekerij rond 1960. Foto particuliere collectie van de auteur. sloeg men echter dit advies in de wind, het zou wel meevallen, en bovendien kostte dit extra geld. Achteraf bleek dat ze dit zouden bezuren. Bij de bouw bleek dat de trap naar de bovenverdieping, die gemaakt was naar het oorspronkelijke ontwerp, niet paste in het herziene ontwerp. Met enige aanpassing lukte het om de trap te plaatsen, maar nu kwam hij half langs het WC raampje te lopen. Maar niet getreurd, het raampje gaf nog licht in de WC en het kon nog net open. Het huis werd afgedekt met een licht hellend dak bedekt met mastiek. Het geheel maakte een weinig imposante indruk en werd, gezien het model, al snel het Penhuisje genoemd. Mijn vader kreeg het aanbod om in deze woning te gaan wonen met zijn gezin. Hij nam dit aanbod aan, en zo verhuisden wij in 1956 van de Hyacintenstraat naar de dienstwoning aan de Rijksweg 243. Omdat de woning gebouwd werd op de plaats van de opgeblazen buurtschap Rozenstein had de gemeente het recht op een rijksbijdrage in het kader van de wet Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen. Van het rijk werd 11.285 gulden en 59 cent ontvangen. Uiteindelijk had de woning maar 10.221 gulden en 38 cent gekost. In die tijd werd echt nog op de centen gelet. 38 In 1957 maakten wij mee dat de Velsertunnels geopend werden. Op de eerste zondag na de opening maakten duizenden automobilisten gebruik van de tunnel om de nieuwe autotunnel te bewonderen. Op de nieuwe Rijksweg met een dubbele rijbaan ontstond een lange file, voor de woning vond bovendien nog een kettingbotsing plaats. Een gewonde werd bij ons in huis opgevangen. Een mopperende agent die in ons huis kwam om te horen hoe het met de gewonde ging, maakte de opmerking: "Waarom moeten zij vandaag allemaal door de tunnel, alsof hij morgen weer dichtgespijkerd wordt". De voorspelling van vader kwam uit. Binnen een jaar stond er een laag grondwater in de kruipruimte onder de woning, hierdoor was binnen twee jaar de vloer in de gang op sommige plaatsen verrot en moest deels vervangen worden. Tevens werden er maatregelen genomen om de grondwaterstand onder de woning te verlagen. Langs de Rijksweg lag nog geen riolering, zodat het riool van de woning aangesloten werd op een beerput met een overstort naar de langslopende sloot. Ook deze beerput ging problemen opleveren. Door de hoge grondwaterstand steeg ook de waterspiegel in de sloot voor het huis. Het gevolg was dat het water in de sloot via de overstort in de beerput liep. Hierdoor moest hij veel vaker geleegd worden dan oorspronkelijk de bedoeling was. Bovendien bleek dat de gemeente Velsen met de overstort in overtreding was, zij kregen de aanzegging van Rijkswaterstaat die de sloten langs de Rijksweg beheerde, dat de overstort verwijderd moest worden. Er mochten geen beerputten lozen op oppervlaktewater. Al eerder was er een zakput bij de beerput geplaatst, maar die gaf geen oplossing. Bij de gemeenteraad werd er krediet aangevraagd voor het plaatsen van een nieuwe gesloten betonnen beerput. In de kredietaanvraag werd niet gesproken over de overtreding die gemeente gemaakt had door het aanbrengen van de overstort. Dit kon lastige vragen opleveren vanuit de raad. De hemelwater afvoeren werden losgekoppeld van het rioolsysteem en mochten wel lozen op de sloot. Dit scheelde in de toevoer naar de beerput. Het aangevraagde krediet bedroeg 1400 gulden. Gezien de hoge grondwaterstand zou voor het plaatsen van de put een bronbemaling aangebracht moeten worden. Maar dit werd te duur en in plaats daarvan probeerde men bij het plaatsen het grondwater weg te pompen met een zogenaamde dompelpomp. Dit had als gevolg dat bij het graven van het gat voor de plaatsing van de put het grondwater met grote hoeveelheden het gat in liep. Op een zeker moment begon het zand onder de woning met het instromende grondwater mee te lopen en dreigde er gevaar voor de stabiliteit van de fundatie onder de woning. Door snel de nieuwe beerput in het gat te laten zakken en de grond aan te vullen werd het instorten van een deel van de woning voorkomen. De woning was dus niet al te groot, mijn drie zusters sliepen in de achterkamer waar ternauwernood tussen de drie bedden gelopen kon worden. Zelf sliep ik in de kleine achterslaapkamer, waar één bed in kon met een klein klaptafeltje. Mijn moeder waste nog in die tijd met de hand, zij was dan ook heel gelukkig toen er een wasmachine gekocht kon worden. Dat waren in die tijd grote houten kuipen op drie poten. Hierin draaide een schoep heen weer die aangedreven werd via een excentriek door een elektra motor. Die werd geplaatst in de schuur, in de woning was hier geen plaats voor. Maar in totaal hadden we daar 6 fietsen waarvan dus maar een deel in de schuur geplaatst kon worden. Mijn vader beschikte over wat hout en golfplaten en vroeg aan mij of ik een klein schuurtje wilde bouwen tussen de bestaande schuur en de heg die de kwekerij begrensde. Hiervoor had hij geen bouwvergunning aangevraagd, dit met de gedachte dat niemand het schuurtje zou zien. Het schuurtje stond er nog maar net toen een ambtenaar van Bouw- en Woningtoezicht op de kwekerij kwam om naar het bouwsel te kijken. De buurman ten noorden van de kwekerij kon dit schuurtje wel zien en had bij Bouw- en Woningtoezicht gevraagd of hier wel vergunning voor was aangevraagd. Het mocht dus niet en het clandestiene bouwsel moest weer gesloopt worden. Mijn vader bracht bij de gemeente naar voren dat de bestaande schuur te klein was geworden en vroeg om een oplossing hiervoor. De gemeente was ons gezin ter wille en er werd tussen de schuur en de keuken van de woning een bijkeuken gebouwd waar de wasmachine geplaatst kon worden. Hiervoor werd bij de gemeenteraad een krediet aangevraagd van 1300 gulden. Tevens was het grote voordeel dat er minder kou de keuken instroomde, vooral bij de strenge winter 1962-1963 was dit goed te merken. Het huis werd in de woonkamer warmgestookt met een ronde hoge Etna kachel, verder hadden we nog een petroleumkachel die afwisselend in de keuken en de slaapkamers gebruikt werd. In de winter 1962-1963 stond in mijn slaapkamer die op het noordoosten lag, het ijs op het behang en was mijn deken 's morgens bedekt met witte rijp.7 39

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2015 | | pagina 21