Dit keer werd het verzoek ingediend bij de Staten van Holland en West-Friesland. Na het overlijden van Wolfert, 18e heer van Brederode, die kinderloos bleef, waren namelijk alle bezittingen van de Brederodes vervallen aan de Staten. De toestemming werd gegeven, wederom onder de voorwaarden dat de duinen werden herbeplant of overstrooid met plaggen en het afgegraven zand op de lage delen in de nabijheid werd verspreid. Groei van de buurtschap Jan Gijzen De vaart trok mensen aan, arbeiders die het zand in de duinen afgroeven en hier hun schamele huisjes bouwden. Ook neringdoenden, ambachtslieden en arbeiders die werkzaam waren op de omliggende buitenplaatsen en blekerijen hebben zich hier gevestigd. De vaart werd niet alleen gebruikt voor het transport van duinzand maar ook van het bleekgoed en als hoofdafvoer van het vervuilde water van de bleekindustrie. het einde van de 18e eeuw stond dit huis bekend als het Schippershuis. Waarschijnlijk hebben hier de schippers overnacht die niet op dezelfde dag met hun goederen heen en weer konden varen. Linnen, beddegoed, kleren, garens werden vanuit de grote steden in opdracht van gegoede burgers, lakenhandelaren en grote instellingen zoals weeshuizen, per schuit vervoerd naar de blekerijen in de binnenduinrand. De boten konden zeilen over het IJ en het Spaarne tot aan de Jan Gijzenvaart die uitkwam op het Spaarne. Vanaf daar moesten de boten door paarden getrokken worden. Dit alles duurde bij elkaar zo lang dat men dat niet in een dag redde en bleef overnachten in het Schippershuis. Later heeft het pand de naam "De Blauwe Druif" gekregen en vanaf 1962 het "Klein Stations Koffiehuis". In 1966 werd het gesloopt na verkoop aan het Pensioenfonds voor Vliegend Personeel der K.L.M. Circa 1800 waren de meeste blekerijen verdwenen of van functie veranderd. Jan Gijzen telde er rond 1850 nog vijf: Bloemendaals Begin, Hoek en Vaart, Middenvaart, Garen vreugd en Velsereijnde. In die tijd stonden, vooral langs de Jan Gijzenvaart, 28 huizen en waren er 270 inwoners. De meesten waren betrokken bij het blekerijbedrijf. Men loosde zijn vuile water op de vaart, zodat de algemene benaming voor de Jan Gijzenvaart "De Stinkerd" was. Afb. 5: De Kwakel. Beeldbank Noord Hollands Archief. Via een voetbruggetje waren de weilanden aan de overkant van de Delft bereikbaar. Het bruggetje moest een bepaalde hoogte hebben vanwege de doortocht van vrachtscheepjes. Over de Jan Gijzenvaart liep de zg. Kwakel, ook een bruggetje voor voetgangers. Een dergelijk Afb. 4: Jan Gijzenvaart. Beeldbank Noord Hollands Archief. Wat het transport betreft had de stad Haarlem, sinds 1686 eigenaar van de vaart, het recht een "vletter" te benoe men. Deze man punterde met zijn vletten voor goederen vervoer regelmatig van Santpoort naar het Spaarne. Tot ongenoegen van Velsen verwaarloosde Haarlem het onderhoud van de vaart en de bruggen. Dit leidde tot ruzie tussen de beide gemeenten. Toen in 1859 Haarlem afzag van het eigendom werd er helemaal niets meer aan het onderhoud gedaan. Velsen ging hier niet mee accoord en vroeg de Minister van Binnenlandse Zaken het besluit te vernietigen. Er kwam een schikking: Velsen werd eigenaar en Haarlem betaalde een afkoopsom van f. 500,-- Een bijzonder pand aan de Jan Gijzenvaart was het Schippershuis. Dit stond op de plek waar later de Kijkgrijp/ Dekamarkt is gekomen. Vanaf 1664 was er sprake van een winkel met herberg onder de naam de "Witte Valck". Aan 30

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2016 | | pagina 32