Santpoort-Zuid tot Wijk aan Zee de monding van het
Oer-IJ. Dit was een estuarium, een door de zee verwijdde
riviermonding. Het was een noordelijke tak van de Rijn,
die via de Utrechtse Vecht en Oer-IJ ongeveer hier in zee
uitmondde. Tot het begin van onze jaartelling verplaatste
de monding zich steeds verder naar het noorden. Aan
de rand van het Oer-IJ lagen enkele brede strandwallen,
nauwelijks vijf meter hoog. Ertussen strandvlakten, mees
tal vrij vochtig, waar veenvorming plaatsvond. Dit was
zogeheten veenmosveen of hoogveen. De oudste, meest
landinwaarts gelegen strandwal is die waarop het dorpje
Spaarnwoude ligt. Ten gevolge van de overheersende
windrichting zuidwest ligt onze kustlijn zuidwest - noord
oost en ook de strandwallen volgen dit patroon. Op de
strandwallen konden de oude duinen zich ontwikkelen.
Ruwweg zijn er vijf strandwallen te onderscheiden. Van
de meest recente twee is niets meer te zien, want die zijn
volledig overstoven door de jonge duinen, die pas zo'n dui
zend jaar geleden ontstonden. Maar daarover later meer.
We weten, dat de vorming van de oude duinen, de strand
wallen dus, duurde van plusminus 5000 jaar voor Christus
tot ongeveer het begin van onze jaartelling. In afbeelding
3 is dit schematisch weergegeven. Op afbeelding 4 is de
ligging van de strandwallen in vier perioden aangegeven.
Bewoning
Uit opgravingen in het Nationaal Park Zuid-Kennemer-
land en Velserbroek is bekend, dat de oudste bewoning
in het Neolithicum (Jonge Steentijd, 5000-2000 v. Chr.)
plaatsvond. Ruim 4000 jaar geleden lag onder Vel
serbroek een strandwal, die bewoond werd, ook in de
recentere Vroege Bronstijd (2000-1500 v. Chr.) en zelfs in
de Ijzertijd (800 v. Chr. - 0). We weten dat door de vondst
van een grafheuvel in Velserbroek, die minstens driemaal
opgehoogd is. Er zijn ook fragmenten van huisplattegron
den aangetroffen en een weg, waarin de afdrukken van
runderhoeven te zien waren. Deze weg moet nederzettin
gen verbonden hebben.
Bij nederzetting moeten we niet denken aan dorpen, zoals
we die nu kennen, maar aan een paar boerenhoeven,
waarin slechts enkele families woonden. Zo'n boeren
hoeve zag er in heel Nederland ongeveer hetzelfde uit:
rechthoekige boerderijen met woonhuis en stal onder één
dak. Aan de lange zijden ongeveer in het midden lagen
tegenover elkaar twee ingangen, terwijl er aan één kant
een stookplek was, zonder echte schoorsteen. Er werd
Afb. 5: Tekening van een eergetouw
gemengd bedrijf uitgeoefend. Runderteelt diende voor de
voedselvoorziening, maar aan de sporen van eergetouw-
krassen (een eergetouw was een soort ploeg) is te zien,
dat er ook akkerbouw plaatsvond.
De bewoning was nog niet erg honkvast. Steeds verliet
men een erf om het elders opnieuw in te richten ten
gevolge van bodemuitputting en opvolging van generaties.
Daartoe werden stukken van het toen alom aanwezige
bos gekapt, waardoor de hogere delen van het landschap
een opener karakter kregen. Pas tegen het einde van de
Bronstijd zien we de huizen kleiner worden en langer op
dezelfde plek blijven staan. Er ontstaan nederzettingen
van meerdere huizen in de vruchtbaarste delen van het
landschap. Dat was op de gradiënt van hoog naar laag aan
de zuidoostkant van de strandwal.
Ook de opgraving van zo'n zestig jaar geleden in de
Spanjaardsberg aan de J.T. Cremerlaan ten behoeve van
de bouw van de inmiddels al weer afgebroken MTS, nu
nieuwbouw Roos en Beek, door de toenmalige Rijksdienst
voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) onder
leiding van professor P.J.R. Modderman, laat sporen van
eergetouwkrassen en een huisplattegrond zien die stam
men uit de Ijzertijd, zo'n 400 v. Chr.
Klimaatverandering
Omstreeks 850 v. Chr. trad er een klimaatsverandering
op, het werd natter en kouder, de zee rukte op. In de
Velserbroek werd door overstroming een kleilaagje van
circa 10 cm afgezet, genoeg om een tijdelijke ontvolking
te bewerkstelligen. In de Late Bronstijd en Vroege Ijzertijd
(1000- 800 v. Chr.) keren de mensen terug, om ten gevolge
van overstuivingen met een wel anderhalve meter dik
pakket duinzand in de Late Ijzertijd (vanaf ca. 300 v. Chr.)
en Romeinse tijd, dus omstreeks het begin van onze
jaartelling, weer weg te trekken; dit gebeurt vooral in het
noorden van Holland.
35