weest zijn, want bijvoorbeeld Meer en Berg als blekerij had
het zogenaamde "soodenslagrecht", het recht om in de
wildernis zoden te slaan, plaggen met zand om drassige
stukken te versterken en modder te vermijden.
Het lijkt erop, dat in de omgeving van de vallei, het gebied
tussen de jonge duinen (Wildernisse) en de oude dui
nen, nu Schapenduinen in Bloemendaal en Molenduinen
(Burgemeester Rijkenspark e.o.) in Santpoort op be
scheiden schaal zand gewonnen werd. In de Molenduinen
vinden we nog de restanten van de droogbergen van de
blekerijen. De Molenduinen waterden zelf ook af op de
Brederoodse beek.
De vijver op het landgoed Duin en Kruidberg werd gevoed
door een duinrel, die ontsprong aan de voet van de
Kruidberg en verder liep via Kennemergaarde in oostelijke
richting. Vanaf de boerderij Kruidberg begint de beek,
die vroeger het tracé volgde langs de Dreef richting de
vroegere Rijksweg, nu uitkomend in de Middeloosche
beek en via spoorsloten onder de N208 doorloopt richting
Spaarnwoude.
Ook de Schipbroekenbeek en Berckenrodebeek-Jan Gijzen-
vaart spelen een belangrijke rol in de waterhuishouding
in de binnenduinrand. Zie hiervoor ook het artikel in deze
uitgave over de Jan Gijzenvaart door Pim Boer.
De Schipbroekenbeek loopt nu via de vijver aan de
Valckenhoeflaan langs het Maranathabosje en de Dreef in
oostelijke richting verder in plaats van zoals vroeger dóór
het dorp Santpoort-Noord op de plek waar nu het Burg.
Weertsplantsoen ligt.
Ten slotte nog kort iets over de waterwinning. Die begon
in de duinen in 1898 en werd pas redelijk recent in 2002
gestaakt. Het gevolg is nu al duidelijk merkbaar in het weer
volstromen van duinrellen en meer kwel. Tot zover over
het water.
Herbebossing in de Wildernisse van Brederode
We zullen nog kort ingaan op de herbebossing. Ongeveer
in het midden van de 19e eeuw begint het besef door te
dringen, dat alleen met het planten van helmgras het
stuiven onvoldoende bestreden wordt. Men gaat experi
menteren met beplanting met bomen.
Eind 19e eeuw is de Brederodeberg nog een hoge onbe
groeide duintop, waarvandaan men als de blauwe trappen
beklommen had een wijds panorama had. Eerst werden
matten neergelegd om het stuiven tegen te gaan, later
volgde beplanting met dennen. Uit de experimenten met
de zeeden (Pinus pinaster), er staan er nog maar weinig,
wist men al gauw dat deze soort bij ons niet winterhard is.
De algemene grove den (Pinus silvestris) heeft problemen
met de vaak harde zeewind, die ook zout meevoert. Beide
soorten zijn echter nog op de nu beperkt toegankelijke
Brederodeberg te vinden.
Afb. 10: Voorbeeld van een "Thijsses bosin het Nationaal Park
Zuid-Kennemerland. Foto A. Molenaar.
Pas in de 30er jaren van de 20e eeuw vond men de oplos
sing in de vorm van de Pinus nigra, variëteit maritima, dat
is de Corsicaanse den. De Oostenrijkse den Pinus nigra,
var. nigra) bleek hoewel nauw verwant nogal in trek bij de
konijnen. Opvallend is dat we deze bomen vaak op de top
pen van de duinen aantreffen. Dat was een idee van Jac. P.
Thijsse, die bebossing in de lagere delen niet vond passen
in verband met het karakter van het duin en het reliëf en
de hoogte van de toppen extra wilde benadrukken. Naar
hem worden deze bossen dan ook wel "Thijsses bossen"
genoemd.
In de lagere delen van de wildernis treffen we ook eiken
en beuken aan, die een aanzienlijke leeftijd hebben en
waarvan het kenmerkend is, dat takken soms zover naar
beneden doorbuigen, dat een deel de bodem raakt en
daar weer wortelt.
We hebben met zevenmijlslaarzen door de tijd gewandeld
en zijn slechts bij een aantal punten uit de geschiedenis
van de "Wildernisse van Brederode" stil blijven staan. Veel
is veranderd en er dreigen nog steeds ingrijpende veran
deringen rond Velserend.
40