Van wapengekletter en vrome franje
•mi
Jos Diekstra
Door de eeuwen heen heeft een aantal Heren van
Brederode een deel van Kennemerland onder zijn bewind
gehad en had het zijn residentie op kasteel Brederode
of op slot Batestein in Vianen. Een van hen was Jan van
Brederode.
In 1390 volgt hij zijn vader Reinoud I op en wordt 7e heer
van Brederode. Eigenlijk was deze opvolging aan zijn
oudste broer voorbehouden, ware het niet, dat deze zich
als kartuizer monnik heeft teruggetrokken in een klooster,
waardoor de eer aan Jan te beurt valt. Hij wordt dan met
de titel "jonkheer" aangeduid, omdat hij nog minder
jarig is. Later zal hij "de Heere van Brederode" genoemd
worden.
Jan van Brederode trouwt met Johanna van Abcoude,
erfdochter van de vermogende Heer Willem van Abcoude,
Gaesbeeck en Wijk bij Duurstede.
Hij blijkt de Franse taal uitstekend te beheersen, wat
dermate opvalt dat dit door een geschiedschrijver apart
vermeld wordt.
Ten strijde
Hij is een ervaren krijgsheer en neemt deel aan krijgs
tochten in Drenthe en Friesland. In het laatstgenoemde
gewest wordt hij in 1398 na de overwinning op de Friezen
als "capiteyne" over Stavoren aangesteld. Uiteindelijk
gaat al het op de Friezen veroverde gebied in 1402 al weer
verloren, op Stavoren na.
Pelgrimage over zee
Zijn leven bestaat niet enkel uit het deelnemen aan
veldtochten. Het is vastentijd 1399, als Jan van Brederode
vanuit Wijk aan Zee scheep gaat naar Ierland om op het
eiland Ulton in het graafschap Donegal de grot en het
vagevuur van Sint-Patrick te bezoeken.
Naar het motief van deze bedevaart kan men slechts
gissen. Wellicht ervaart hij zijn kinderloosheid als een
straf die uitnodigt tot boetedoening. Mogelijk is, dat hij
geschriften heeft gelezen van anderen die verslag deden
van hun pelgrimage naar Ierland.
Aannemelijk is, dat Jan van Brederode in Engeland aan
land is gegaan en naar Wales is doorgereisd.
Vanaf daar zal hij naar Ierland zijn gevaren om de rest weer
over land af te leggen tot zijn plaats van bestemming. Een
pittige reis.
Ceremoniën
De pelgrim die naar het in Donegal gelegen eiland Ulton
reist, bezoekt de grot. Hier toonde God de heilige Patrick
de verschrikkingen van het vagevuur, dit alles ter lering en
vermaning van de heidense Ieren en later de vele pelgrims
die reeds in de 7e eeuw het eilandje bezochten.
Afb. 1: Verbeelding van het vagevuur
Deze vagevuurtaferelen staat niet op zichzelf. In het
middeleeuwse werk "De reis van Sinte Brandaen" komt de
heilige in aanraking met allerlei verschrikkingen en wordt
hij geconfronteerd met "de voorpoorten der hel": een oord
waar het naar horen zeggen slecht toeven is.
Draken en geselslagen
Zo was het vagevuur verdeeld in een aantal stadia, waar
van de vierde in een legende van ridder Owein als volgt
wordt omschreven: "....mannen en vrouwen op de grond
liggende en daarna met gloeiende nagelen vastgenageld.
Vurige draken zaten op hen, slangen omkronkelden
hun leden en padden aten hun harten. Wild gekrijs steeg
gedurig op, terwijl ook hier de duivelen niet aflieten hun
slachtoffers met geeselslagen te kwellen.".
42