gens in te zetten om temperatuurschommelingen tot een
minimum te beperken.
Broei en brand
Met aardbeisloffen kon ook het nodige gebeuren. Zij
waren een vorm van kapitaal, waar men zuinig op diende
te zijn. De sloffen werden efficiënt opgestapeld en in de
schuur of een hooiberg bewaard. Daar kon dan broei in
ontstaan, waardoor de zaak begon te smeulen en in het
ergste geval in vlammen op ging.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel tuinders -zeker
zij die zich op het aardbeienseizoen richtten- zich naast
hun nering bezig hielden met andere inkomsten, bijvoor
beeld die uit bloemen, bloembollen of het beperkt houden
van vee. Dat leverde dan weer melk en eieren op die langs
de deuren verkocht werden. Zo probeerde men zich van
een redelijk inkomen te verzekeren.
In de jaren '30 hadden veel tuinders het moeilijk. Een
tuinderscommissie bepaalde samen met een wethouder
wie er steun kreeg. Deze bestond uit bv. gratis mest en een
wekelijks geldbedrag van fl. 8,- of meer, afhankelijk van
hoe nijpend de situatie was.
Oorlogstijd
Het maken van de juiste keuzes is ook in de handel altijd
een heikel punt. Een groot aantal tuinders maakt aan het
begin van de Tweede Wereldoorlog oorlog een inschat
tingsfout. Ze besluiten zich in te stellen op de binnenland-
se handel en telen van de aardbei uitsluitend de Moulin
Rouge. Focussen op één product brengt altijd risico's met
zich mee. Een inzinking is voorspelbaar en de brokken
blijven dan ook niet uit.
De oorlog maakt de benzine schaars en duur. Om brand
stof te bemachtigen voor bv. vervoer van mest, moest men
mestlocatie en afstand kunnen aantonen.
In 1943 kost de mest fl. 20,- tot fl. 25,- per m3. Het gevolg is,
dat men gewassen gaat telen, die weinig mest vragen en
qua verzorging weinig mankracht. Veel arbeidskrachten
zijn immers weggevoerd of ondergedoken. Eenzijdigheid is
het wat de klok slaat.
Om te voorkomen dat
tuinbouwproducten
tegen woekerprijzen
worden geveild, wor
den maximumprijzen
vastgesteld, waar veel
tuinders niet blij mee zijn:
zij zijn immers verplicht
te veilen. Daarbij komt
nog het feit, dat de
Wehrmacht de geveilde
producten kon vorderen
en dat brengt velen er toe
de waar dan toch"van
het land uit de hand" aan
eigen volk te verkopen.
In de hevige winter van
1944 zwaait gebrek de
scepter: gebrek aan brandstof, gebrek aan mest, gebrek
aan zaaigoed, gebrek aan mankracht.
Vraag en aanbod
Zij die zich verbonden met de veiling, hadden dan ook
geen invloed meer op de prijs: het was een afwachten
hoeveel de oogst zou opbrengen.
Het kon bv. voorkomen dat in 1930 de spinazie onverkoop
baar bleek. Men besloot toch een vast bedrag te bepalen
voor een kist Noord-Hollandse spinazie: 10 cent!
In 1946 is er een overvloed aan producten, wat er voor
zorgt dat veel groente voor 50-70% van de kostprijs wordt
gedumpt in Duitsland: een aanzienlijk verlies.
Efficiënt gestapelde aardbeiensloffen in de opslag. Foto: privécollectie.
15