Impressies uit een periode: Opkomst en bloei van de bloembollen cultuur in Santpoort tot 1920 Annette Koster "In Velsen zijn er 13 bloembollenkwekers. Voor verzending en uitvoer werden geteeld: tulpen, hyacinthen, narcissen, crocussen en sneeuwklokjes. De verzending van hya cinthen was goed, tulpen middelmatig, crocussen best en de rest goed. Bij de hyacinthen waren er problemen door de zachte winter, nachtvorst en smetvuur"(]) aldus het Verslag van den Landbouw van 1898(2) Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw zag men in en rond Santpoort en Jan Gijzen steeds meer bollenveldjes en bollenvelden. Dit artikel gaat voornamelijk over het laatste kwart van de negentiende eeuw tot 1920. De periode waarin de bloembollencultuur in deze omgeving zich uitbreidde tot en met de moeilijke periode van de Eerste Wereldoorlog. De informatie specifiek over Santpoort is vooral afkomstig uit het Weekblad voor Bloembollencul tuur uit die jaren. Het is slechts een impressie, maar het laat wel zien hoe in deze periode de bloembollencultuur in onze omgeving 'opbloeide'. Opkomst bloembollencultuur Vanaf de middeleeuwen hadden de Europeanen spaar zaam kennis gemaakt met bollen die o.a. door Kruisrid ders meegenomen waren uit het oosten. Halverwege de 16e eeuw vinden we tulpen in tuinen in Oostenrijk, Duitsland en ook de Zuidelijke Nederlanden. Rond het begin van de 17e eeuw werd Carolus Clusius, aanvankelijk hoofd van de medicinale kruidentuin aan het Weense Hof, waarschijnlijk de eerste in de Nederlan den die in Leiden, in de Hortus Medicus, uit zaden bollen kweekte. Tulpen, maar ook andere bolgewassen als lelies, narcissen, irissen en anemonen. Vanuit deze tuin werden de gewassen, gewild of ongewild, verder verspreid. De handel in bollen en dan voornamelijk in tulpen nam snel in omvang en vooral in waarde toe. Bekend is de tul pengekte die rond 1636 een hoogtepunt bereikte, waarna deze windhandel ineenstortte. In de eerste decennia van de 18e eeuw ontstond er weer een dergelijke hype, maar nu rond de hyacint. Tot 1800 was de handel vooral gericht op verzamelaars. Het ging om kwaliteit en om steeds weer bijzondere soorten. Begin 19e eeuw nam de vraag toe. Ook andere sociale klassen kochten bloemen en men ging bollen aanplanten in tuinen en parken. Bloembollen in Haarlem en omgeving Haarlem en omgeving waren uiterst geschikt voor de bloembollenteelt. Kalkrijke, goed doorlatende, zandgron den, een goed regelbaar waterpeil. In de 18e eeuw werd Haarlem centrum van de bollenteelt. Nog niet op grote schaal, het begon met enkele kwekers. Maar gedurende de 18e eeuw kwamen er steeds meer tuinen bij. Er ontstonden soms grote complexen. Men ging zich richten op de internationale handel. Vanaf 1850 was er een sterk groeiende vraag o.a. door de bevolkingsgroei en de positieve ontwikkeling van de economie, ook in de buurlanden. Daarnaast waren er be langrijke factoren als uitbreiding van de verkeersmiddelen, zoals het spoor. Maar ook de verbetering van de beheer sing van de waterstand hielp mee. De prijzen stegen. De bloembollensector kreeg binnen de tuinbouw de grootste exportwaarde. Het grondgebied van Haarlem werd gaandeweg te klein voor de toenemende vraag naar bollengrond. Bovendien was er in de stad steeds meer behoefte aan ruimte voor woningbouw. Er kwamen meer wegen, de industrialisatie begon. Al in het begin van de 19e eeuw zaten de kwekers niet alleen maar in Haarlem, maar ook in Overveen en Bloemendaal. In de loop van de 19e eeuw breidde het bollengebied zich uit naar het zuiden, Heemstede en Bennebroek en naar andere regio's. 17 (1) Een schimmel. (2) Gepubliceerd in het Weekblad voor Bloembollencultuur Jg. 1901.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2017 | | pagina 19